1209 Jaargang. N°. 32. 1877. W oensdag 7 Februari. Dit blad versobijnt d a g e 1 ij k s i met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën i 20 Cent per regel, Geboorte- Tronw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.^ Hoofdagent voor Belgié en Frankrijk: de firma Havas, Laffitï C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 6 Februari, Ideaal en Werkelijkheid, MIDDELBl ii. Dat de heer Nijhoff, met zijne hooge eischen voor ons staatkundig leven, welke wij gisteren deden kennengeen vrede heeft met het minis terie dat op het oogenblik de regeering in Nederland voertheeft niets dat ons bevreem den kan. Dat echter zijne ontevredenheid hare uiting gevonden heeft in woorden zijner on waardig doet ons leed omdat wij er uit be merken welk eene mate van hartstochtelijk heid met zijn idealisme vermengd is. Een brandende toorn nn, een gloeiende verontwaar diging, een edele walging, zijn zeer goedver- eenigbaar met een hoog idealismedoch wie durft beweren dat ze vertrouwbare leidslieden zijn op het platgetreden gebied der staat kunde „Ik beschouw het, zoo lezen wij, als een eersten plicht van hem die aan het zedelijk ideaal het politieke leven van het tegenwoordig Nederland wil toetsen, om krachtig te getuigen tegen de tegenwoordige regeering, en zonder te vragen naar oogenhlikkelijke belangen luide als zijne overtuiging uit te spréken dat, zoo lang het ministerie-Heemskerk zijn politieke rol blijft doorspelen, de natie den zedelijken onder gang te gemoet gaat.... De heer Heemskerk vervulde (sinds zijn optreden) in het groot de zelfde rol, die wij in de maatschappij door zoovelen zien spelen, die zonder eenigeinner lijke kracht of beteekenis eene positie moeten handhaven, waarmede zij staan of vallen. Het buigen en plooien, het schikken en vleien is dan aan de orde van den dag. Deze moet te vriend gehouden en gene ontzien worden.... Is het waar dat de heer Heemskerk zulk eene uitnemende administratieve kennis bezit, welnu hij plaatse zich dan aan het hoofd van het uitgebreidste administratiekantoor van de eene of andere groote maatschappij. Laat hij daar met de grootste nauwkeurigheid de staten in vullen laat hij daar toezicht houden op het FEUILLETOlSr. Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood. EERSTE DEEL. Hoofdstuk X. MAJOOR RAYNOR EN ZIJNE VROUW. (Vervolg). „Ik heb u nog vergeten te zeggen, Francis, dat van morgen de vleeschhouwer mij wilde spreken. Hij kwam zelf vragen of er iets noodig was en zei dat hij geld moest hebben." „Ei zoo?" zei de majoor, volstrekt niet door het bericht getroffen. „Ik kan niet zeggen wan neer ik geld voor hem hebben zal. Hebt gij hem dat gezegd?" „Ik ben niet zelf gegaan, maar heb Charley met hem laten spreken. Ik hoop, dat hij niet zal zeggendat hij geen vleeseh meer wil leveren." „Daar zal hij zich wel tweemaal op bedenken," antwoordde de majoor met een tevreden lachje. „Hij weet, dat ik vroeger of later geld in over vloed zal hebben." Op dit oogenblik kwamen al de kinderen naar het venster loopen, waar die, welke groot genoeg kleinste en het grootste. Maar in Godsnaam laat deze man niet ons land regeeren. Wantregeeren, wat moet het anders zijn dan zedelijke kracht en invloed van zich doen uitgaan?.... Moet het niet zijn door woord en daad zulk een zedelijk gezag uitoefenen, dat het volk in den regee- ringspersoon zijn meerdere, zijn waren leids man ontdekt „De minister Heemskerk is (trouwens) de ware uitdrukking van den algemeenén standaard van het zedelijk leven bij het grootste deel van het Nederlandsche volk, Dat plooien en wringen, dat vleien en huichelen, onze eerste regeeringspersoon heeft het niet in den vreemde geleerd Doch eene regeering moest zich althans boven dien algemeenen standaard weten te verheffen. Zij die geroepen is om het volk té besturen, moest niet zoo onbeschaamd het voorbeeld van slaafschheid geven Onze regeering neemt, den schijn aan van onpartijdigheiddoor aan de meest verschil lende nuances der staatkundige denkbeelden zitting te geven in haar kabinet, doch in den grond der zaak verkankert zij de natie van dag tot dag. Zij speculeert op de karakter loosheid der menschen Zij is niet in staat om tot iets groots te bezielen, waar zij zelf zoo klein is en zoo op de kleinheid der menschen bouwt Men berekent wel eens met cijfers hoeveel eene natie in dagen van welvaart op éen dag winnen en in dagen van onrust op éen dag verliezen kan. Doch niet gaarne zou ik berekenen wat elke dag regeerens van ons ministerie ons volk aan karakter kosten moet Door den drang der omstandigheden aan het bestuur gekomen, doch alle zedelijke kracht in zich zelve mis send, moet het om staande te blijven op het egoisme der natie bouwen, en het land allengs in een net van laaghartige en fijn uitgesponnen kuiperijen wikkelen Ter wille van onzen schrijver laten wij hier eene beschouwing over het uiterlijk van onzen minister van binnenlandsche zaken ach terwege, door welke de heerNijhotf zich, naar ons inzien, plaatst heneden de teekenaars van spotprenten, wier bedrijf hij zegt af te keuren. Voor het overige komt zijn oordeel ons niet slechts hard, maar onbillijk en onjuist voor. Men houde in het oog dat de heer Heems kerk niet uit eigen beweging, maar door zijne tegenstandei's aangewezen het bestuur aanvaard waren, met hunne armen op het kozijn gingen leunen. De kleine Eobert, die het laatst kwam aanwaggelen, kon met zijne handjes alleen den rand van het kozijn bereiken. „Mama, papa," riep Alice uit, met haar voor schoot vol boterbloempjes, „wij zouden zoo gaarne een partijtje hebben en dan aardbeien met room eten. Dat zou zoo heerlijk hier op het gras zijn, met tafels en stoelen, en „Er zijn nog geen aardbeien," kwam de majoor er tusschen, „behalve heel dure in de fruitwinkels." „Als zij er zijn, meenen wij, papa. Krijgen wij ze dan?" „Wel zeker," antwoordde papa, wien het denk beeld even sterk toelachte als de kinderen. „Misschien kunnen wij een koe huren, dan zullen wij zooveel room hebben als wij willen." Met die belofte renden de kinderen weêr weg, om op het gras gezeten over het aanstaande feest te spreken. Alice, die de trekken van haar vader, maar den zachten blik van hare moeder had, was reeds zeventien, doch had in gedachten en manie ren nog veel van een kind. Terwijl zij het ven ster verlieten, werd de deur der kamer geopend en trad een rijzig en goed gekleed jongeling binnen. Dit was Charles, de oudste van al de kinderen. Ook hij bezat de regelmatige trekken der familie Ray- nor, de donkere oogen en het kastanjebruine haar. Alles bijeengenomen was hij een knappe jongen. „Wel, Charley, ik dacht dat gij uit waart," zei zijn vader. „Ik heb onder een hoorn gelegen, om mijn boek heeft. Dat hij en eenige zijner mede-ministers, de minister van justitie, die van koloniën, •V- van marine, onder die gegevens de opgevatte taak nog zoo volvoerd hebben als het geval is geweest, zou hun, indien het er om te doen was eene lofrede voor hen te schrijven, waartoe wij ons nn juist niet geroepen voelen, den naam kunnen doen toekennen van prijzenswaardige dienaren van hun land. En indien dit ministerie zoo vol komen ontbloot is van „alle innerlijke zede lijke kracht of beteekenis", vanwaar dan het verschijnsel dat het zich nu sedert bijna drie jaren staande houdt, niettegenstaande het voor felle aanvallen niet gespaard is gebleven Het is waar dat het zijn leven dankt aan de door onzen schrijver erkende algemeene ver zwakking doch geen verontwaardiging over dien toestand, voor welken wij allen ons aan deel in de verantwoordelijkheid behooren te dragengeeft ons het recht anderen met verwijtingen te overladen, omdat de maat staf waarmede wij hen meten mogen geen andere is dan die der thans algemeen gang bare middelmatigheid. Naar de weegschaal, die de heer Nijhoff gebruikt, worden trouwens al onze politieke mannen van het oogenblik „gewogen maar te licht bevonden". Wel ziet hij in de jongere liberale partij in de tweede kamer „het plecht anker van onze toekomst." Wel getuigt hij: „Iu haar leeft iets van die compassie, dat diepe mededoogen, dat den waren staatsman vereert, wanneer hij de volkswonden met zijn blik peilt. Er zijn er onder hen, wier hart bloedt als zij denken aan de weeën der maatschappij, en in wier oog nu en dan eene onuitsprekelijke teederheid is te lezen als zij zich de lijdendo menschheid, aan hunne zorg toevertrouwd, voor den geest stellen." Dit gunstig oordeel over de jongere liberalen en bloc belet echter niet dat zij en détail te kort schieten hij hetgeen onze idealist van hen verlangt. Twee hunner hoofdleiders, de heeren Kappeijne en van Houten, neemt hij onder het microscoop van zijn idealisme. In den eerste erkent hij groote gaven van verstand en karak ter. „Doorkneed in de wetten die den staat en de burgermaatschappij beheerschen, zou hij iq menig opzicht tot heil van den staat kunnen werken." Niettemin is deze „advocatissimus" de man niet, „die de nooden en weëen van het uit te lezen," gaf Charley ten antwoord, „en nu ga ik naar Bath om een ander te halen." Het was jammer (althans zouden verstandige lieden er zoo over gedacht hebben) een jongeling van goed voorkomen en goede geestvermogens aldus de beste dagen zijns levens te zien verkwis ten. Dit was juist de tijd, dat hij aan 't werk had moeten zijn, om eenmaal zijn weg in de wer kende wereld te maken, maar in plaats daarvan bracht hij dien in volslagen ledigheid door. 't Was goed dat hij geen slechte trekken in zijn karakter had, anders zou het spreekwoord van de ledig heid en des duivels oorkussen aan hem bewaar heid zijn geworden. Het eenige wat men hem nu kon verwijten was, dat hij een nutteloos leven leidde, en misschien was hem dat zelfs niet eens kwalijk te nemen, daar men hem niets gegeven had om te doen. Charles opvoeding was niet bestuurd met het oog op eenig beroep of zaak. Nu en dan was er wel eens zoo terloops over een vak gesproken, maar de majoor en diens vrouw waren in hunne onverschilligheid en gemakzucht nooit tot een vast besluit gekomen. Zij oordeelden, dat hij als erfgenaam van den Arendshorst zijne talenten niet noodig zou hebben om aan den kost te komen, en Charles was bepaald van dat -zelfde gevoelen. De majoor zag geen kans om kosteloos voor zijn zoon eene officiersplaats te bekomen en de mid delen om er eene te koopen had hij niet. Om de waarheid te zeggen strekte Charley's lust zich ook niet tot vechten uit. Hetzelfde geldgebrek volk draagt op zijn hart." Ook in zijne banier staat te veel het regeeren bovenaan. „Voor de formeele verbetering onzer staatsinstellingen kennen wij geen beter man voor het oogenblik. De eenzijdige voorliefde voor verbeterde wetten, het formalisme, is echter niet genoegzaam in dezen man gebroken, om ons te verlossen uit de macht der egoïstische politiek en voor de politiek der idealen eëne toekomst te verzekeren." In dit opzicht verwacht onze schrijver nog meer van den heer van Houten. Deze „ge voelt wat het zegt, in onzen hangen tijd ver tegenwoordiger te zijn van het volk.Niet de formeele quaestie der regeering beheersclit zijne ziel, maar door de belangen des volks wordt hij gedragen." Maar helaas, deze is nu weer niet genoeg staatsman. Hij schrijft tijd schrift-artikelen, welke allerbelangrijkst zijn, doch die hij als staatsman niet moest schrijven. Daardoor maakt hij zich vijanden, welke hij op waardige wijze weet te beantwoorden, doch die hij zich niet moest maken. Ook is hij niet te ydel, maar te hartstochtelijk voor de hooge roeping van den staatsman. Hij is „een ge trouwe afspiegeling van den geest onzer dagen, maar niet genoeg door de macht zijner per soonlijkheid boven dien geest verheven, om zich zelf slechts aan te merken als een kleine schakel in den grooten keten der gebeurte nissen, die door den Wereldregeerder bestuurd worden." De heer van Houten moet meer leer en zwijgen en handelen, minder schrijven. „Domheid, egoïsme en vooroordeel zijn slechts met waardigheid en zelfbeheersching te be kampen." Vermelden wij nog, teneinde niet geheel het dadelijk toepasselijke in dit vlugschrift te verwaarloozen, dat de heer Nijhoff verlangt na onmiddellijke aftreding van het ministerie- Heemskerk, de optreding van een liberaal bewind met de leuze van grondwetsherziening. De aangewezen man voor die taak is de heer Kappeijne. (Wij vinden dit nog al een ge wichtig werk voor iemand dien men aan duidt als een „advocatissismus.") Door zijne bekwaamheid, zijne wetskennis en parlemen taire ondervinding, zal het hem gelukken in vele gevallen te voorzien, waarop de geest der natie reeds van te voren wijst. Daar echter geen wetten, hoe goed ook, de natie kunnen bezielen tot iets waarachtig goeds en groots, is daarna vooral de zedelijke opvoeding des belemmerde andere plannen, en het gevolg was dat Charley te huis mocht blijven zonder iets uit te voeren, zeer tot zijn eigen genoegen. Indien hij zelf eene keus had mogen doen, zou hij advo caat hebben willen worden, doch alvorens zich op de daarvoor vereischte afzonderlijke studie toe te leggen, zou hij te Oxford of te Cambridge algemeene studiën hebben willen volgen. Dit en nog veel meer zou geschieden zoodra men in het bezit van den Arendshorst kwam, want dat zou het heilmiddel voor alle kwalen zijn. Intusschen liet de majoor met volmaakte kalmte den tijd verloopen totdat die gewenschte gebeurtenis zich zou voordoen cn gedoogde hij dat zijn zoon dien even kalm voorbij liet gaan. „Charley," zet mevrouw, „als ge naar Bath gaat, moet ge mij wat banket meebrengen." „Zeer goed, mama." „En, Charley," voegde de majoor er bij, „loop ook eens bij Steer aan en vraag hem de zaden voor den tuin." „Heel goed," hernam Charley. „Maar zal ik dat alles rne'ê krijgen zonder geld „Natuurlijk. Zij schrijven het op." Charley borstelde zijn jas in de kleine vestibule af, zette zijn hoed op en ging met het boek in de hand heen. Toen hij de kinderen voorbij stapte bestormden zij hem met vragen waar bij naar toe moest en wat hij ging doen. „Ik ga meêl" riep Alfred, (opspringende. „I ik, Charley Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1