12Öe Jaargang. INK 31. 1877. Dinsdag 6 Februari. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k sh met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.s van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte".! Hoofdagent voor Belgié en Frankrijk: de firma Havas, Laffitk C°. te Brussel en Parijs. FEUILLETON. Eerste deel. Middelburg, 5 Februari. Ideaal en Werkelijkheid. majoor raynor en zijne vrouw. MIDDELBURG Door burgemeester en wethouders van Middelburg wordt het volgende bekend gemaakt: NATIONALE MILITIE. LOTING. De burgemeester en wethouders van Middelburg, Gelet op art. 28 en volgende der wet van den 19 Augustus 1861 (Staatsblad n° 72). Brengen ter kennis van belanghebbenden dat de loting der in het vorige jaar voor de militie ingeschrevenen zal plaats hebben op de bovenvoorzaal van het raadhuis, Vrijdag den 9en Februari 1877, te beginnen des voormiddags te 10 uren; dat gedurende vijf dagen, te rekenen van den dag waarop de loting heeft plaats gehad, tegen de wijze waarop zij is gèschied, bij gedeputeerde sta ten bezwaren kunnen worden ingebracht door belanghebbende lotelingenof door hunnen vader of voogd; dat de bezwaren moeten worden ingediend door middel van een door de noodige bewijsstukken gestaafd verzoekschrift, op ongezegeld papier, onderteekend door hem, die ze inbrengt; welk verzoekschrift bij den burgemeester moet worden overgebvaeht, tegen bewijs van ontvang; dat op Dinsdag den 20™ Februari 1877, des voormiddags van 10 tot 12 nur, in de bovenach- terzaal van het raadhuis zitting zal worden ge houden tot het opmaken van de getuigschriften ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst of op grond van te zijn eenige wettige zoon, be- bedoeld in de 2e en 3e zinsnede van art. 53 der bovengenoemde wet dat zij die op zoodanige vrijstellingen aanspraak maken, op gemelden tijd ten raadhuize zullen moeten verschijnen, vergezeld van twee bij den burgemeester bekende meerderjarige ingezetenen. Middelburg, den 2™ Februari 1877. De burgemeester en wethouders voornoemd, (Get.) SCHORER. De secretaris, (Get.) G. N. DE STOPPELAAR. Schuldvorderingen ten laste van het rijk en de provincie. De burgemeester en wethouders van Middelburg, Gezien de circulaire van den commissaris des konings in de provincie Zeelandvan den 31«n Januari 1877 A n°. 448, 1° afdeeling (Provinciaal blad n° 17) herinneren bij deze de belanghebbenden aan de bepaling, vervat in de wet van 8 Nov. 1858 (Staats blad n° 51), volgens welke alle schuldvorderingen ten laste van het rijk binnen zes maanden vol gende op het jaar waarover zij loepen zullen moeten worden ingediend bij de administratiën, eollegiën, autoriteiten of ambtenaren, die de orders tot het doen van leverantiën of anderszins gegeven hebben, op straffe van, bij verzuim, te worden gehouden voor verjaard of vernietigd; alsmede aan die van art. 125 der provinciale wetwaarbij de termijn van verjaring voor het rijk van toepassing is verklaard, op de vorderingen ten laste van de provincie. Onder uitnoodiging tevens, om de indiening hunner schuldvordering over 1876, daar en waar het behoort, zoo spoedig mogelijk te bewerkstel- Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood. Hoofdstuk IX. PLANNEN VOOR DE TOEKOMST. (Vervolg). „Nu, als dat zoo is, ben ik blij het te hooren. Ik moet echter zeggen, dat het mij verwondert. Ik zou gedacht hebben, dat zij naar lieden van hooger rang voor hare dochters uitzag. Madeliefje is een aardig meisje, dat zeg ik nog eens, Frank, en ik wensch u dan van harte geluk." „Ik ben u daar zeer erkentelijk voor, oom," antwoordde Frank met warmte en drukte, met een van blijdschap gloeiend gelaat, den dokter de hand. Natuurlijk zult ge er nog geen rucht baarheid aan geven, want ik dien er eerst met mevrouw St. Clare over te spreken." „Ik zal zwijgen als een muis," beloofde dok ter Raynor. ligen en daarvoor het aangegeven tijdstip van 30 Juni a. niet af te wachten. Middelburg, den 2 Februari 1877. De burgemeester en wethouders voornoemd, (Get.) SCHORER. De secretaris (Get.) G. N. DE STOPPELAAR. Oprichting slachterij. De burgemeester eu wethouders van Middelburg, Gezien de artikelen 6 en 7 der wet van den 2™ Juni 1876 (Staatsblad n° 95) tot regeling van het toezicht bij het oprichten van inrichtingen welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken; maken bekend dat ter gemeente secretarie ter visie is gelegd een verzoek met bijlage van mejuffrouw M. I. Ie Clercq alhier, om vergunning tot het inrichten van perceel, I, n° 59/60 in de Sint Jansstraat tot slachterij; dat Vrijdag den 16™ Februari a. ten raadhuize dezer gemeente, des namiddags te half twee uren gelegenheid zal worden gegeven om tegen het maken dezer inrichting bezwaren in te brengen en deze mondeling of schriftelijk toe te lichten. Middelburg, den 2™ Februari 1877. De burgemeester en wethouders van Middelburg (Get.) SCHORER. De Secretaris, (Get.) G. N. DE STOPPELAAR. „Ik wensch eene poging te wagen om allen, jongeren of ouderen, die de idealen van het leven nog niet hebben prijs gegeven rondom de banier van bet politieke leven van ons volk te hereenigen Vraagt iemand welk deel van het ideale leven ik dan op de politiek van ons vaderland bovenal wil toepas sen, dan noem ik bij voorkeur het zedelijk ideaal." Met deze woorden komt een van diepen ernst getuigend vlugschrift tot ons, dat wij »Het zedelijk ideaal en het politieke leven van Nederland", door D. C. Nijhoff. Eerste nommer eener serie van maandelijksche vlugschriften, welke Voortaan, onder den titel "Stemmen over staat kundige en maatschappelijke vraagstukken" zullen uitge geven worden bij Blom en Olivierse te Culemhorg. Hoofdstuk X. De vensters van Lentelust stonden open en lieten de namiddagzon binnen. Het was een lief huisje een drietal mijlen van Bath. Door eene kleine, met slingerplanten begroeide portiek kwam men in eene kleine vestibule, waar de majoor zich juist kou omkeeren. Aan elke zijde lag eene kleine zitkamer met de eetkamer aan de linker en het salon aan de rechterhand. Het verwarde diner was afgeloopen. Al de maaltijden bij den majoor waren verward, door gebrek aan orde en aan behoorlijke bediening. Er waren slechts twee dienstboden, eene keuken- fneid en eene kindermeid, die niet altijd geregeld haar loon kouden krijgen. Als Edina er eens was trachtte zij wat orde in dien chaos te brengen, doch dat deed zich slechts zeldzaam en met lange tusschenpoozen voor. Op het oude rood en blauw geruite tafelkleed stond eene karaf wijn met een schaaltje beschuitjes. Aan de tafel zat de majoor, een groot en zwaarlijvig man met een kaal hoofd en grijze knevels, dien men voor niet minder dan zijn wezenlijken leeftijd, namelijk negen en zestig jaren, zou aangezien hebben. Hij liep reeds naar de vijftig, toen hij in het huwelijk trad met zijne vrouw, die nu nog geen acht en dertig was. Zij zag er fijn en teêr uit, had een klein gelaat en eene zachte stem, zachte blauwe oogen en dun lichtbruin haar, dat van achteren opgevlochten was. Men zag het mevrouw Raynor aan, dat zij willen beproeven in zijne hoofdtrekken, van eenige opmerkingen onzerzijds vergezeld, ter kennis van onze lezers te brengen. Niet gering zijn de eischen, welke deze schrijver stelt aan de Nederlandsche politiek der toekomst, want het tegenwoordig oogenblik boezemt hem een innigen afkeer in. „Waarom, vraagt hij, in den beperkten en nauwen kring van ons vaderland, al onze ongelukkige partijnamen Wie heeft ze uitgevonden die namen van conservatief en liberaalvan anti-revolutionair en ultramontaan, van oude garde en radicale partij Ik weet het, ze hebben hun geschiedkundigen oorsprong, ze hangen ten nauwste samen met het leven hnn- ner stichters, met de geschiedenis van ons land, met den toestand daarbuiten. En toch, waar is de engel die ons uit de klauwen dezer partijnamen zou kunnen verlossen Daar moesten voor ons land en voor zijne kleine verhoudingen eigenlijk slechts twee partijnamen zijn, die in de werkelijkheid bestaanegoïsten en idealisten." „Namen zijn namen mompelen wij onwillekeurig met het bestuur der Ylissingsche afdeeling van „Volksonderwijs" (zie haar in gezonden stuk in ons vorig nommer) en reeds stellen wij ons voor welk een splinter nieuwe spraakverwarring er zou ontstaan indien, naar het verlangen van onzen idealist, onze politieke wereld eens gesplitst werd in de door hem verlangde twee kampen. Hoevelen, die zich tot nu toe verheelden het zuivere vuur van het idealisme fn hunne borst brandend te houden, zouden op eens door de tegenpartij voor „ware egoïsten" uitgemaakt worden En hoevele anderen, in wie wij de hatelijkste eigenschappen van het egoïsme in al hare kracht meenen te kunnen aanwijzen, zouden opeens het betoog gaan leveren dat bij hen alleen de eeredienst van het „ware idealisme" wordt aangetroffen Ons partij gekibbel, voor zoover het alleen op die namen aankomt, is naar ons oordeel meer vervelend dan verder felijk en nauwelijks de moeite waard dat een idealist als onze schrijver er zich aan ergert. Zien wij echter wat voor het beoefenen dezer „politiek der idealen" gevorderd wordt, aller eerst van hen die ze in praktijk moeten bren gen. Onze schrijver voegt toch dadelijk en wijselijk hij zijne aanduiding wat in het alge meen als kenmerken voor deze politiek te een lieftallig, volgzaam, hulpeloos schepseltje was, iemand die nooit in eenig voorkomend geval sterkte van geest zou betoonen, maar die men op het eerste gezicht lief kreeg. - Zij zat zijwaarts aan de tafel, evenals de majoor aan hare overzijde, want beiden hadden het gelaat naar het venster gekeerd. Hare voeten rustten op een laag bankje en hare handen waren bezig met eenig werk, naar het scheen een nieuw jurkje, dat zij voor een der jongere kinderen maakte. Zelve droeg zij een verschoten mousselinen kleedje, waarvan groen eenmaal de hoofdkleur was geweest. Zij spraken over het weêr. De majoor had het gewoonlijk zeer warm. Dien morgen had hij eene wandeling naar Bath heen en terug gedaan, zoo dat hij vrij laat, blazende en zweetende, te huis was gekomen, want zijn weg had opwaarts ge- loopen. Of op den heen- óf op den terugweg nam hij gaarne eene vigilante, maar hij had daar niet altijd het geld voor op zak. „Ja, in de zon was het als in een oven, Mary," zei hij, over het weêr uitweidende. „Ik kan mij geen jaar herinneren, dat de warmte al zoo vroeg is ingevallen." „Daarom heb ik bet nu zoo druk met naaien," sprak zij. „Wij hebben het zomergoed voor den dag moeten halen, voordat wij er meê klaar waren. Kijk dien armen Robert maar eens aan! Het kind moet onder dat dikke goed smelten." „Wat doet de kindermeid dan? Kan die geen goed voor hem maken?" vroeg de majoor. beschouwen is, den eïsch„deze idealistische politiek moet toonen te kunnen regeeren." Hooren wij wat daartoe noodig is „In den eehten staatsman moeten wij een getrouwe afspiegeling zien van den geest zijner dagen en tevens moet hij door de macht van zijn persoonlijk leven boven dien geest zijn verheven en zichzelf slechts aanmerken als een kleine schakel in dien grooten keten der ge beurtenissen, die door den Wereldregeerder worden bestuurd. De echte staatsman moet daarbij oprecht zijn gelijk de duiven en voorzichtig gelijk de slangen Het moet zijn innige begeerte zijn het volk op te leiden tot zijn idealen, maar elke hartstochtelijkheid om te vroegtijdig die wenschen bevredigd te zien, moet in zijn hart te niet zijn gedaan. Hij moet om zoo te zeggen vast en onwankel baar voor zijn geest hebben gesteld wat hij binnen de tijdruimte van zijn beperkt leven aan het toekomstig geluk van zijn volk zal kunnen bijbrengen. Elke overijlingelke drift, elke heerschzucht, elke ijdelheidelk persoonlijk belang moet in hem zijn gedood. „Voor zijn ideaal moet hij willen leven, maar om dat ideaal een duimbreeds verder te bren gen, wat zelfbeheersching moet hem dit niet kosten!" Als voorbeelden van mannen die, althans wat de hoofdtrekken aangaat, (het beeld in zijn geheel verwezenlijkt te willen zien zou, gelijk de schrijver wel zal toestemmen, ons voeren in het rijk der illusiën, niet in dat der idealen) aan deze beschrijving beantwoord hebben, worden in ons eigen land genoemd Jan de Witt, van Beverningk, van de Spieghel en Thorbecke; als voorbeeld van een die thans bezig is zich trapsgewijs tot dat type te ont wikkelen Gambetta. In ons tegenwoordig Nederland vindt de schrijver ze niet. Het ont breekt allen, die zich op ons staatkundig tooneel bewegen, aan eenige of meerdere daartoe on ontbeerlijke eigenschappen. Wij komen later daarop terug. Voor het oogenblik, om aan te toonen wat van deze regeerders, die de edelsten en besten, de arristoi, van hun geslacht moeten zijn, gevorderd wordt, nog het volgende „De drijfveeren der egoïstische politiek mogen hen nimmer ontsieren. Er moet adeldom van ziel in hen wonen. Zij moeten ver verheven zijn boven de lage praktijken eener louter realistische levensopvatting. Er moet idealisme „O Francis, die heeft het zoo druk met al die kinderen. Zij naait wel wat, maar zij houdt er niet veel tijd voor over." De majoor, die juist eene teug van zijn wijn nam, keek over den rand van het glas naar de kinderen, die op het grasperk zaten. Het waren er vier, wier leeftijd meer uiteenliep dan het gewone verschil tusschen broeders en zusters. Eene daarvan, met name Alice, zag er bijna als eene jonge dame uit. Zij droeg een gewasschen katoenen kleedje en een zwart zijden voorschoot. Daarop volgde Alfredoud tien jaren, met een oud lianen kieltje. Kate, ook in een gewasschen katoenen kleedje en nog met een voorspelder, was acht jaren. En eindelijk zag men Robert, die juist drie jaren was geworden, een dik kiiid in een dik wollen jurkje. Alle vier speelden zij met boterbloempjeswaarvan zij bouquetjes trachtten te maken, en waarmeê zij zich dol amuseerden. „Ik heb mevrouw Manners van morgen te Bath gesproken," hernam de majoor, „en zij zei dat zij hier eens een heelen dag zou komen door brengen." „Ik hoop, dat zij niet komen zal voordat Robert zijne nieuwe jurk heeft," merkte mevrouw Raynor aan, terwijl bij die gedachte hare vingers zich nog sneller met de naald repten. „Met dat oude ding ziet hij er zoo kaal uit." „Wat komt er dat op aan? Niemand let er op, wat kinderen aanhebben," (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1