N°. 30.
120e Jaargang.
1877.
Maandag, 5 Februari.
Ingezonden Stukken.
B IJ VOEGSEL
VAN DE!
MIDDELBIRGSOHE
Vlissingen, 24 Januari 1877.
Mijnheer de redacteur.
In „het Zuiden" van den 4ei1 dezer vinden wij
een ingezonden stuk van den volgenden inhoud
„Geachte redacteur
„'t Kan u niet onbekend zijn, dat er eene zekere
vereeniging in ons land is, die zich „Volksonder
wijs" doopt. Waarom die „vraagt ge"? Ja, wat
zal ik u zeggen, ik zou niet gaarne zien, dat ik
of een ander zich ging verbeelden, dat ieder, wien
het volksonderwijs waarlijk ter harte gaat, zich bij
die vereeniging moet aansluiten ronduit gesproken
en dat is immers Zeeuwsche mode: ik versta door
volksonderwijs geheel iets anders dan die vereen,
'tls waar, zij heeft enkele malen beproefd te be
wijzen, dat zij alleen den rechten weg insloeg tot
bevordering en verbetering van hot volksonder
wijs, maarIntusschen zou ik toch
haast gaan gelooven, dat wij Zeeuwen door de
uitbreiding van de middelen van verkeer met het
buitenland onze goede oud-Zeeuwsche zeden een
beetje zfen verwateren en dat er, bv. van die
hooggeroemde Zeeuwsche rondheid (dat wil immers
nog altijd zeggen: waarheid en oprechtheid met
gulle vrijmoedigheid gepaard? of vergis ik mij,
eilieve, waarde heer redacteur, en beleer mij van
beter) een weinig met de mail-boot naar Engeland
verzonden is. Tot bewijs daarvan geef ik u eene
bladzijde uit de geschiedenis der vereeniging bo
vengenoemd, en hare afdeeling, in éeue onzer
Zeeuwsche steden gevestigd. Het hoofdbestuur
der vereeniging zond onlangs aan hare afdeeling
28 (zegge 28!) vragen ter beantwoording, met
betrekking tot den toestand der in de gemeente
gevestigde bewaarscholen. In die stad nu bestaat
eene Christelijke bewaarschool, door een wèl ge
organiseerd bestuur beheerd en de afd. Volkson
derwijs wenscht haar hoofdbestuur ook de 28
antwoorden te zenden, met betrekking tot die
school. Gij vraagt wellicht ietwat knorrig, wat
de vereeniging Volksonderwijs met onze Christelijke
scholen te doen heeft? Ik antwoord kalm: zij
heeft daarmede te rekenen en moet niet
trachten, haar noch haren onderwijzers lasten op
te leggen, die zij niet dragen willen. De onder
wijzers zijn dus gewaarschuwd voor het invullen
van lijsten enz., dat deze vereeniging onder allerlei
kunstgrepen van hen verlangt. Laat de onderwijzers
en onderwijzeressen zich goed afvragen, wat de
vereeniging „Volksonderwijs" wil: het antwoord
aan zich zeiven zal na onderzoek spoedig luiden
wat ik wensch op te bouwen, Christelijke volks
opvoeding, afbreken. Doch met het oog op de
lasten, die men den scholen opleggen wil, schijnt
het ons doelmatig, ook de besturen te waarschu
wen voor de „gedienstigheden der praktijk."
„Wat meent ge nu, dat het bestuur der afd.
Volksonderwijs doet? Zich richten tot het bestuur
der Christelijke bewaarschool, met verzoek om de
noodige inlichtingen teneinde de haar gestelde
vragen naar waarheid te mogen beantwoorden?
Dat lag op haren weg, vindt ge niet? Het be
stuur der afdeeling verschilt met ons van gevoe
len. Luister! Zij zelve beantwoordt die 28 vra
gen, naar hare meening (wij mogen niet zeggen:
na gedaan onderzoek, straks wordt u duidelijk,
waarom niet) en zendt dan deze antwoorden aan
het bestuur der school, met „beleefd verzoek ze
in te zien, en, zoo er onwillekeurig vergissingen
ingeslopen zijn, beter te mogen worden ingelicht
Vreemd niet waar? Zonderling, bij slim af, doch
te veel steunende op de domheid der tegenpartij.
Het bestuur der school heeft dan trouwens voor
de eer der controle bedankt, gezegd, dat de ant
woorden bezijden de waarheid waren, en betuigd
dat zij tot de afd. in gansch geene betrekking
zich gevoelde, vooral krachtens haar Christelijk
beginsel. Zij verzocht de afd. „Volksonderwijs"
haar minder vleiend oordeel over de school op te
schorten, totdat zij door juistere inlichtingen tot
oordeel bevoegd zou zijn. En nu de vragen zelve
en hare beantwoording, terwijl wij den feitelijken
toestand daarachter voegen, zooals wij dien, even
als de zaak zelve, uit officieele bescheiden kennen.
Vooraf merken wij aan, dat de afd. slecht inge
licht is aangaande den naam der school, die zich
reedB sedert lang niet meer „Evangelisch protes-
tantsche bew." heet zooals zij toch in do missive,
genoemd wordt.
„Vraag 9. Uit welke boekjes worden liederen
gezongen Behooren daartoe ook psalmen en
kerkelijke gezangen? Antw. der afd.: Uit de
psalmen en gezangen. (Dat is zóo waar, als Sara
Abrahams zuster was! Ja, daar worden ps. en
gez. gezongen, maar ook liederen van de Liefde,
van Alphen, Gouverneur, Heije en anderen, en
wel -zes van de laatsten tegen écn van de eersten
V. 10. Doet men ook aan het zoogenaamde
aanschouwelijk onderwijs? Zoo ja, welke hulp
middelen gebruikt men daarbij? Ad. afd. Neen.
(En toch gaat er geen dag voorbij, dat men daaraan
niet doet en toch hangen of staan aan den wand:
de platen van van Lummel, de klok voor kinderen,
de kleurenplaat, het telraam, enz. en toch sprak
de onderw. met hare kinderen over het men-
schelijke lichaam en liet den kleinen hunne lede
maten enz. aanwijzen, toen Veritas onverwacht in
school trad.) V. 14. Wordt stelselmatig en in
geregelde volgorde bijbelsche geschiedenis verteld
A. Ja (d. i. ook bij deze geregelde volgorde volgt
de onderw. de stelling, dat al wat in den
bijbel staat, niet voor kinderen beneden de 6 jaar
geschreven is.) V. 15. Laat men de kinderen
bijbelteksten van buiten leeren? A. Ja (d. i. als
deze uitgelegd zijn en het kleine kind ze bevatten
kan en moet.) V. 19. Is er verband en aansluiting
tusschen het bewaarschool- of voorbereidend on
derwijs en de gewone lagere school? En zoo ja,
in hoe verre? A. Neen. Integendeel is het on
derwijs (volgens verouderde methode) eer na- dan
voordeelig voor kinderen, die later de school B
en C bezoeken, wijl op deze beide scholen een
nieuwere leesmethode wordt gevolgd (bijgevolg
doen de ouders, die hun kinderen ter Christelijke
bewaarscholen hebben laten gaan, verkeerd ze
later naar school B en C te zenden. Die komen
dus beter terecht op de Christelijke school waar men
die „nieuwere methode" niet volgt en toch
spoedig lezen leert, terwijl het verstand tevens nog
al ontwikkeld wordt. Ik wist echter niet, dat
het leeren der klanken, waartoe de onderwijzeres
der bewaarschool zich bepaalt, ook al „verouderd"
was. 't Is mij vreemd, misschien „veroudert"
de ondergeteekende zelve ook. Maar de kinderen
aan school B en C hebben dus ook vroeger eene
„verouderde" methode gevolgd! Hoe hebben die
onderw. dan toch eene „nieuwere" durven invoe
ren?) V. 20. Welke zijn de vruchten daarvan voor
de gewone lagere school uit het oogpunt van ont
wikkeling? A. een? (dat is inconsignent, met het
oog op V, Y. 9, 19, had men moeten antwoorden
nadeel! doch ons protest daartegen zou minder
heftig geweest zijn dan tegen dit? Wij willen
thans protesteeren door de afdeeling „Volksonder
wijs" te vragen: bewijs!) V. 21. Hebben zij, die
bij het onderwijs werkzaam zijn, eene akte voor
hoofd- of huiponderw., gymnastiek of vrouwelijke
handw A. Neen(de hoofdonderw. bezit echter akte
voor handw. voor nut en smaak). V. 22. Hebben
zij aan een der kweekscholen voor bewaarsch.-
on der wijs te Botterdam en Leiden hare opleiding
genoten? A. Neen! (maar wel aan de Marnix-
stichting te Utrecht, kweekschool voor Chr. be-
waarschool-onderw., van waar de schoolopziener
le district Ulr. W. J. van Hoijtema haar bevoegd
verklaarde en aanbeval tot onderwijzeresse. Deze
school staat onder toezicht van H. J. van Lummel
en heeft tot directrice mejuffrouw van der Mijlo).
Vr. 25. Welke is vroeger haar werkkring geweest
A. Zij is van de lagere school onderwijzeresse ge
worden). Zóo, waarde heer redacteur is uw en mijn
vroegere werkkring „onnoozel wicht" geweest en
roep ik u van „uit de wieg" mijn hartelijken dank
toe voor de vele ruimte, die u mij hebt willen
verleenen, terwijl ik nü ben en hoop te blijven
„UEd. dw. dienaar,
„Veritas"
In antwoord op dezen brief verzochten wij de
redactie van het Christelijk-historisch orgaan het
hierbij gaande stuk op te nemendoch hiertegen
werd bezwaar gemaakt uithoofde der uitvoerigheid
van ons schrijven.
Wij verzoeken u thans beleefdelijk plaatsing in
uwe courant. Onder dankbetuiging enz.
Namens het afdeelingsbestudr
van „Volksonderwijs,"
van Aken,
secretaris,
Vlissingen, 9 Januari 1877.
Mijnheer de redacteur van „het Zuiden!"
Aan onzen secretaris, den heer van Aken te
Yüssingen, werd per post een exemplaar toege
zonden van n° 80 van uw bladen na inzage van
dat nommer kwam hij alras tot de overtuiging:
1° dat deze toezending plaats had met het oog
op een ingezonden stuk van zekeren Veritas, han
delende over de Vlissingsche afdeeling der Ver-
eeniging-Volksonderwijs, en 2° dat hij dus die
toezending waarschijnlijk óf aan de redactie óf aan
den inzender Veritas te danken had. In ieder
dier beide gevallen zijn wij er erkentelijk voor,
dat wat over ons geschreven wordt, ook onder
onze oogen wordt gebracht. Immers daardoor
alleen is beantwoording en rectificatie mogelijk
en wij vertrouwen, dat het bij de toezending,
althans voor een deel, om eventueele beantwoor
ding en rectificatie zal te doen geweest zijn.
Welnu, vergun ons dan ook vóórdat het
voorstel Haffmans tot wet is verheven van het
droit de réponse gebruik te makenvan dat droit
de réponsedat (zooals terecht gezegd is) in Ne
derland eigenlijk niet door een wet hoeft beschermd
te worden, omdat ten onzent geen fatsoenlijke
courant weigert het antwoord op te nemen van
iemand, die ten onrechte beschuldigd of beklad is
Tot ons leedwezen bevinden wij ons bij de be
antwoording van het genoemde ingezonden stuk
in eene eenigszins moeielijke positie. Want wien
hebben wij te beantwoorden Den heer Veritas?
Zeer zeker; maar daar deze heer zich veroorlooft
van particuliere correspondentie tusschen twee
zedelijke lichamen gebruik te makenen daar hij
daaruit meermalen woorden en volzinnen hoe
wel dan ook vaak in verkeerd verband aan
haalt, moeten wij wel tot de conclusie komen, dat
wij eigenlijk te doen hebben met iemand die zelf
tot het bestuur, waarmede wij correspondeerden,
in nauwe betrekking staat of althans tot bet archief
van dat bestuur toegang heeft.
Wij willen wel volstrekt de commissie voor Chr.
nat. onderwijs te Vlissingen niet aansprakelijk stel
len voor alles wat Veritas geschreven heeft;
wij zijn daartoe te zeer overtuigd dat onder de
leden van dat bestuur ook mannen gevonden wor
den van ernst en van fatsoen. Maar aan den
anderen kant: hier en daar toont Veritas wer
kelijk inzage gehad te hebben van gewisselde
stukken; en daarom kunnen de leden van het
genoemde bestuur het ons niet ten kwade duiden,
dat ook op hen iets van onze woorden terugslaat.
Waarom toegelaten dat die stukken werden gepu
bliceerd? Waarom aan een man als Veritas
inzage van die stukken verleend? „Waar men
meê verkeert, daar wordt men meê geëerd."
Een tweede moeielijkheid is daarin gelegen dat
Veritas twee zeer verschillende zaken zóo door-
eenhaspelt, dat een gewoon mensch ze bijna niet
meer ontwarren kan. Hij spreekt b. v. van vragen
gedaan, en lasten gelegd op onderwijzers (en
nog wel „onder allerlei kunstgrepen!!"), terwijl hij
bezig is te vertellen over eene enquête omtrent
de bewaarscholen.
Zie hier wat er van de zaak is. Die vragen
aan onderwijzers, en die enquête omtrent de be
waarscholen zijn geheel afzonderlijke dingen,
uitvloeisels van twee geheel op zich zelf staande
circulaires van het hoofdbestuur. De eene gold
het inwinnen van juister gegevens omtrent het
schoolverzuim bij het lager onderwijs, de
andere had betrekking op den staat der bewaar
scholen in Nederland. Wij willen trachten beide
zaken afzonderlijk kortelijk te behandelen; en
willen daarb^ onze eigene brieven maar woordelijk
opnemen. Uwe onbevooroordeelde lezers zullen
dan zelve het best kunnen beoordeelenof er wel
iets waars is in de hatelijke insinuatiên, door
Veritas hier en daar in zijn betoog ingevlochten.
De vereeniging „Volksonderwijs" heeft
o. a. in hare vanen geschrevenbestrijding van het
schoolverzuim. Zij wil daartoe in de allereerste
De billijkheid gebiedt ons te verklaren dat de ge
grondheid der bezwaren, door de redactie van "het Zui
den" op grond der uitvoerigheid van het ingezonden
antwoord gemaakt, door ons erkend wordt.
de redactie der jiipdedburgsche courant,
plaats den omvang der kwaal kennen; zij wil.
weten hoeveel kinderen er telkens van de
school wegblijven, en om welke redenen. Het hoofd
bestuur meende daarom goed te doen door
onder bemiddeling der afdeelingen aan alle
onderwijzers een zelfde soort van verzuimlijsten
aan te bevelen, opdat het eindelijk eens goed open
baar zou worden, hoe groot wel de kwaal van
het schoolverzuim is. Het hoofdbestuur had met
deze lijsten nog een tweede doel. De afdeelings-
besturen zouden er door te weten komen welke
kinderen de school verzuimen, en zouden door die
kennis in staat gesteld worden om door huisbe
zoek bij de ouders en wat dies meer zij plaatselijk
de kwaal zooveel mogelijk tegen te gaan. Wij
behoeven u wel niet uitdrukkelijk te zeggen, M.
de Bedacteur, dat bij die pogingen om het school
verzuim tegen te gaan, de quaestie openbaar
onderwijs of b ij zonder onderw ij s in het
geheel niet te berde gebracht wordt of behoort ge
bracht te worden. Al heeft de vereeniging Volks-
onderwijs onze openbare school lief met warme
liefde, ('t is hier de tijd en de plaats niet om hare
gronden daarvoor uiteen te zetten of te verdedigen),
dit neemt niet weg dat haar leus in de eerste
plaats is onderwijs, oneindig liever bijzonder
onderwijs, zelfs liever kerkelijk gekleurd bijzonder
onderwijs, dan geen onderwijs of slecht bezocht
onderwijs. De vereeniging wil dus van ganscher
harte het schoolverzuim bestrijden op alle scholen.
Welnu! daarom zonden dan ook wij, als bestuur
van de afdeeling Vlissingen, de daarop betrekking
hebbende stukken en lijsten aan alle hoofdonder
wijzers en hoofdonderwijzeressen hier ter stede;
en wij voegden daarbij den volgenden brief:
Vlissingen, 14 December 1876.
Het bestuur der Afdeeling Vlissingen van
„Volksonderwijs" heeft de eer U bijgaanden brief
en tabellen namens het Hoofdbestuur aan te bieden.
Het beveelt zich beleefd aan tot eene juiste
invulling en inzending der tabellen C maandelijks
en der tabellen A om de drie maanden.
Verder wenscht het U nogmaals op te merken,
dat beide tabellen slechts dienen 1° tot het ver
krijgen van zuivere statistische gegevens van het
schoolverzuim, en 2° tot het aanwenden van po
gingen door de afdeeling, om het schoolverzuim
ook op uwe school tegen te gaan, waardoor uw
taak des te aangenamer zcl wezen.
Het durft dus op uwe welwillende medewerking-
hopen, en verzoekt U ons uiterlijk binnen 14
dagen kennis te geven, of gij al dan niet onze
pogingen tot wering van schoolverzuim wilt
steunen, welke kennisgeving voor ons noodzakelijk
is tot het ontbieden der noodige maandstaten,
model C en kwartaalstaten model A., die U
steeds kosteloos door de afdeeling worden toege
zonden.
Met de meeste hoogachting
De afdeelings secretaris
(w. g.) VAN AKEN.
Welnu M. de Eedacteur! wij vragen U in ernst
en met vertrouwen: heeft dit iets van „lasten
opl eggen" en van „allerlei kunstgrepen"?
Ons komt het voor niets anders te zijn dan een
beleefd en volkomen open verzoek, dat een zaak
geldt, op touw gezet ja(zoo men wil) ter wille
van de Vereeniging, maar niet minder ter wille van
de onderwijzers, bovenal ter wille van den bloei
van liet onderwijs.
Op dien brief is tot ons leedwezen door de
bijzondere onderwijzers weigerend geantwoord.
Dat kunnen wij hun niet euvel duiden. Zij
kunnen er redenen voor gehad hebben, en zij zelve
alleen hebben hunne weigering te verantwoorden.
Maar wat ons wel allerbevreemdendst voorkwam,
dat sommigen lieten blijken, dat zij weigerden,
omdat zij zich met de richting van „Volksonder
wijs" niet konden vereenigen. Doet dat er
zoo vragen wij iets toe, ook maar het aller
minste Als ik iemand in een zaak, die ik overi
gens goedkeur, helpen kan, moet ik mag ik
dat dan nalaten, omdat hij een andere richting is
toegedaan Wanneer een vrijzinnig man ziet, dat
een Katholiek of Chr. Nationaal onderwijzer bv.
een goed rekenboekje uitgeeft, mag bij dan die
uitgave niet steunen of aanbevelen Het is veeleer
zijn plicht dat te doenen het zou zijn lust tevens
zijn omdat hij dan eens in de gelegenheid is te