N°. 26.
120e Jaargang.
Woensdag
31 Januari.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiëni 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.; van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.'
Hoofdagent vobr België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 30 Januari.
Canossa.
PEU'ILLETOlsr.
EERSTE DEEL.
(2528 Januari 1077).
II.
Wij kennen thans de onderwerpen over welke
tusschen Hendrik IV en Gregorius VII strijd
gevoerd werd. Alvorens tot eene vergelijking
over te gaan tusschen dien strijd en den heden-
daagschen, zijn wij aan onze heide hoofdper
sonen eene vluchtige vermelding schuldig hoe
het met hen afliep.
Ondanks de pauselijke decreten ging Hen
drik voort op eigen gezag bisschoppen en abten
aan te stellen, behield hij eenige door den paus
met den banvloek getroffen geestelijken in zijnen
raad en steunde hij de mindere geestelijkheid
in haar verzet tegen het decreet betreffende
den ongehuwden staat. Uit dien hoofde zelf
met den ban beladen, zag hij zich genoodzaakt,
teneinde het krachtigste wapen te verbreken
waarmede zijne oproerige vazallen debijgeloo-
vige bevolking tegen hem in het harnas joegen,
een oogenblik het hoofd in den schoot te leggen.
De diepe vernedering welke de paus hem te
Canossa deed ondergaan, bracht echter eene
terugwerking in zijn voordeel teweeg. Een
aantal zijner Italiaansche en Duitsche leen
mannen hielpen hem in 1080 zijn tegenkeizer,
Rudolf van Zwahen, te verslaan, doch in dat
zelfde jaar werd weder de kerkelijke banvloek
tegen hem geslingerd en hij door den paus
van het rijk vervallen verklaard. Zijn ant
woord klonk thans anders dan in 1077hij
liet op eene vergadering van Duitsche-bisschop-
pen te Brixen Gregorius VII als paus afzetten
en den aartsbisschop van Ravenna, onder den
naam van Clemens III, verkiezen. Vier jaren
later veroverde hij Rome, dwong Gregorius tot
de vlucht op den Engelenburg en liet zich door
zijn eigen paus als Roomsch keizer kronen.
In het volgende jaar maakte de dood een einde
aan Gregoriusleven.
De strijd was echter hiermede niet ten einde.
De Gregoriaansche partij te Rome benoemde
in 1085 Urhanus II tot paus, Hendrik hand-
21.
Hoofdstuk VIII.
SCHOONE DEOOMEN.
{Vervolg).
Toen Frank vertrok ging hij Madeliefje voorbij.
Zij wandelden naast elkander voort, schijnbaar
over de bloemen sprekende en er overheen buigende
als om de liefelijke geuren in te ademen. Mevrouw
St. Clare, met eene nieuwe aflevering van een
tijdschiift en een vouwbeen in de hand (want nu
en dan hield zij zich alsof zij las, ofschoon het
meer eene straf dan een genoegen voor haar was)
zag eene enkele maal onverschillig naar hen
uit en keek toen weêr in haar boek. Doch Lydia,
die nauwkeuriger acht gat, zag teekenen en won
deren: den ernstigen veelbeteekenenden blik in
Frank's blauwe oogen, toen hij in die van Made
liefje zag; den bedeesd neêrgeslagen blik van
Madeliefje; en den langen handdruk toen zij af
scheid van elkander namen. Hij zette zijn weg
voort, terwijl Madeliefje, die op dat oogenblik
pemerkte hoe scherp hare zuster haar uit het
Naar hft Engelsch van mevrouw Henry Wood. -
haafde den zijnen. Reeds in het vorige jaar
was hij genoodzaakt geweest met zijn leger
weder naar Duitschland te trekken, waar zijne
vazallen hem handen vol werk gaven. Zijn eigen
zonen zag hij tegen zich opstaan. Toen brak
den onvermoeide het hart. Door zijn zoon Hen
drik overwonnen, later in harde gevangenschap
gehouden, vluchtte hij eindelijk naar Luik,
waar hij in 1106 overleed, door paus Pacha-
lis II nog op het laatst van zijn leven opnieuw
met den banvloek beladen. Zelfs zijn lijk werd
geen rust gegund. De bisschop van Luik had
het met keizerlijke praal ter aarde doen be
stellen, De vijanden des keizers groeven het
echter op, voerden het naar Spiers en plaatsten
het in den grafkelder eener ongewijde kapel
in de -hoofdkerk. Vijf jaren later, toen de
pauselijke ban eindelijk opgeheven was, werd
het stoffelijk overschot in de keizerlijke groeve
nedergelaten. Eerst na zijn dood dus gelukte
het Rome de zege over hem te behouden-
Slaan wij thans de acht eeuwen kerk- en
staatsgeschiedenis over, die ons van de graven
van Hildebrand en Hendrik IV scheiden en
wenden wij het oog naar onzen tijd.
De hervormingen, door Hildebrand gewenscht,
zijn sinds lang tot feiten geworden. Italiaansche
geestelijken worden door een zelfstandig conclave
van kardinalen tot hoofden der katholieke kerk
gekozen en geen wereldlijk vorst heeft aan
die keuze zijne bekrachtiging te schenken. De
Simonie is overwonnen; het zedelijk gehalte
der grootwaardigheidsbekleeders in de kerk staat
ontegenzeggelijk veel hooger dan in de elfde
eeuw. Het hegeven der geestelijke ambten is,
behoudens de formaliteitsrechten aan het wereld
lijk gezag bij concordaten of andere regelingen
toegekend, aan Rome overgelaten, De onge
huwde staat der geestelijken is onbetwiste wet
geworden, de inbreuken op de zedelijkheid,
en het lijden der bijzondere personen, welke
van die wet het gevolg zijn, worden voor
de kerk, naar zij meent, opgewogen
door de blinde verkleefdheid van een heirleger
van dienaren, die geen hooger belangen, geen
teederder banden, geen dierbaarder stem kennen
dan die hunner kerk en hunner kerkelijke op
perhoofden.
De door Hildebrand aangevangen strijd heeft
echter deze eigenaardigheid dat hij nimmer op
houdt en voortgezet wordt onafhankelijk van per
sonen en omstandigheden. Thans zien wij op den
venster gadesloeg, het eensklaps zeer druk kreeg
met de bedden en de bloemen, alsof zij in haar
geheele leven aan niets anders had gedacht.
„Mama!" zei Lydia. Hare stem, gewoonlijk
even lusteloos als die van mana, klonk thans zoo
scherp, dat mevrouw St. Clare er verwonderd van
opzag.
„Wat is het, Lydia?" vroeg zij.
„Zou er niet wat op Madeliefje moeten gelet
worden
„In welk opzicht?"
„Ik kan mij vergissen, maar dat geloof ik
niet."
„Welnu dan, Lydia?"
„Zij eoquetteert verschrikkelijk met mijnheer
Raynor."
Mevrouw St. Clare gaf geen antwoord. Zij
hield hare oogen eene korte poos vragend op Lydia
gevestigd en sloeg ze toen weêr in haar tijdschrift.
Lydia stond verbaasdwas dit verontwaardiging
of onverschilligheid?
„Verstaat gij mij niet, mama."
„Ik versta u zeer goed."
„Danbegrijp ik u waarlijk niet. Denkt
ge niet, dat Madeliefje wat in toom moest worden
gehouden
„Als ik haar iets zie doen dat ik niet goedkeur,
zal ik haar zeer zeker in toom houden."
„Hebt gij zelf nog niet opgemerkt, dat zij
coquetteeren
„Ja wel, zoo iets."
„Maar dat kunt gij toch niet goedkeuren, mama?
troon van Petrus een eerwaardig grijsaard, in
karakter en begaafdheden het tegenovergestelde
bijna van Hildebrand. Rechtschapenheid en
eene vaderlijke goedhartigheid zijn de hoofd
trekken van zijn gemoed. Hij is even oprecht,
maar ook even blindgeloovig als de eenvou
digste landbouwer in de Romeinsche campagna.
Hij is overtuigd van zijne eigen bezieling van
hooger handzelfs vóór 1849, in den tijd toen
hij zich aan het hoofd gesteld had der Itali
aansche republikeinen en liberalen, handelde
hij nooit zonder eerst zijn crucifix geraadpleegd
te hebben. In 1849 werd hij, door den loop
der gebeurtenissen, van het geloof aan de
vrijzinnigheid genezen en tot den Syllabus be
keerd. Van dat oogenblik af werd hij inder
daad het opperhoofd der ultramontanen. Even
als de meeste aanvoerders van kerkelijke of
staatkundige partijen, wordt hij echter meer
geleid dan dat hij zelf de richting aangeeft.
De Jezuieten zijn zijne leidslieden. Geen an
der paus, van grooter bekwaamheden of hooger
karakter, kon voor hen zulk een uitmuntend
werktuig wezen als Pius IX is. Zijne vroom
heid, zijne eerbiedwaardigheid geven zekere
heiliging aan de sluwe berekeningen der Je
zuieten, welke op zichzelf zeer weinig bevatten
dat vroom of eerbiedwaardig is. Met geheel
zijne ziel hangt hij de leerstellingen van den
Syllabus aan en met dezen te verdedigen is hij
overtuigd de zaak van God voor te staan. Zijn
langdurig pausschap, in de geschiedenis
van den pauselijken stoel tot dusverre zon
der voorbeeld, de wederwaardigheden welke
hij doorleefd heeft en welke zijne omgeving in
legenden van een „martelaarschap" en van een
„gevangen paus" heeft weten om te zetten,
omringen hem met een stralenkrans van hei
ligheid, die zijn invloed op de groote menigte
der onkundige of weinig nadenkende geloovigen
bijna onweerstaanbaar maakt. De katholieke
kerk kon, in het tijdvak dat zij thans door
leeft, geen ander opperhoofd bezitten dat voor
haar zelve zoo eerbiedwaardig en tevens voor de
geheele wereld zoo gevaarlijk zou zijn, als PiusIX.
Het doel van den strijd door hem gevoerd,
is hekend. Het is de verheffing van het
pauselijk gezagniet slechts hoven alle
wereldlijke machtenmaar ook boven allen
invloed der kerk zelve. Als voorbereidende
stap tot dat doel diende in 1854 de afkondi
ging van hei dogma der „onbevlekte ontvan-
Als er eens eene wezenlijke genegenheid tusschen
hen ontstond, zoudt ge toch niet toelaten dat zij
met mynheer Raynor trouwde?"
Mevrouw St. Clare legde het tijdschrift omge
keerd op hare knie, vouwde de armen in den
lichten morgenshawl dien zij droeg en zei op de
bedaarde manier die haar eigen was:
„De mogelijkheid, Lydia, dat er zou kunnen
ontstaan wat gij daar noemt, was mij tot voor
een paar weken nog nooit in de gedachten geko
men. Mijnheer Raynor komt hier als dokter, en
zelfs als hij op mijne uitnoodiging komt dineeren
beschouw ik hem als zoodanig. Het is nooit bij
mij opgekomen, iets anders in hem te zien. Op
dien dag echter zag ik iets, dat mij in figuurlijken
zin de oogen opende."
„Wat was dat?" vroeg Lydia.
„'t Gebeurde op den dag, toen de Faulkners bij
ons hadden moeten dineeren, maar niet kwamen.
Mijnheer Raynor dineerde hier dien ayond. Na
het eten viel ik in een slaapje, daar op die sopha,"
en daarbij wees zij naar dat meubelstuk, dat aan
het andere einde der kamer stond. „Toen ik weêr
ontwaakte schemerde het, g6heel donker was het
nog niet, en mijnheer Raynor en Madeliefje stonden
bij elkander aan dit open venster, zeer dicht bij
elkander en Madeliefje leunde tegen hem aan, en
ik geloof dat hij een van hare handen in de zijne
hield. Gij waart niet in de kamer."
„'t Was dien avond toen ik zulk een zware
hoofdpijn had, uit ergernis dat die akelige men-
schen niet kwamen," zet Lydia spijtig. „Ik was
genis", welke de paus, in strijd met de aloude
gebruiken der kerk, op eigen gezag en zonder
bekrachtiging door een concilie deed plaats
hebben. Yan denzelfden aard was de afkon
diging van den syllabus en de encycliek op
den 8"' December 1864, waarbij de grondstel
lingen, op welke alle staten van onzen tijd
rusten, van het standpunt der katholieke kerk
uitdrukkelijk veroordeeld en hunne aanhangers
vervloekt werden. Beide stappen hadden ten
doel de Christenheid er aan te gewennen den
paus zeiven te beschouwen als de levendige
bron, waaraan alle kerkleer haar oorsprong
ontleent en tevens als den persoon in wien
alle kerkelijke tradition belichaamd worden.
Het oecumenisch concilie in 1870 moest
eindelijk de sluitsteen leggen van het gewelf
der pauselijke oppermacht, waaraan Hildebrand
en zijne opvolgers zoo onvermoeid gearbeid
hadden. Het concilie werd niet samengeroepen
om over eenig betwist punt in de kerkleer te
beslissen, of eenige andere dreigende moeilijk
heid uit den weg te ruimen; het had slechts
éen doelden paus onfeilbaar te verklaren.
Aanvankelijk scheen dit onmogelijk te bereiken
van de 767 bisschoppen uit alle landen der we
reld, die voor het eerst sedert meer dan 300 jaren
zich rondom den_paus vereenigd hadden, ver
klaarden een groot aantal, waaronder de meest
in aanzien staande bisschoppen van Duitsch
land en Frankrijkzich heslist tegen het
onfeilbaarheidsdogma. De middelen te ver
halen, door welke die tegenstand langzamer
hand overwonnen of althans tot zwijgen gebracht
werd, zou ons thans te ver voeren. Genoeg
zij het de woorden aan te halen, met welke
een der menigvuldige geschiedschrijvers van
het Concilie (E. de Pressensé, in de Revue des
deux mondes van 1 Maart 1870) de opsomming
besluit van de verschillende maatregelen, door
welke alle vrije beraadslaging in het vaticaan
onmogelijk gemaakt werd: 7,Men stelle zich
voor eene wetgevende vergadering, waar geen
enkel voorstel mag gedaan worden zonder
goedvinden van den koning, waar geen lid
het recht heeft onmiddellijk te antwoorden
op hetgeen tegen hem ingebracht wordt, waar
geen commissiën van onderzoek bestaan, waar
de oppositie geen gelegenheid heeft zich te
doen hooren en waar alle vrijzinnige uitingen
van gedachten voorkomen worden. Het is
treurig het te moeten zeggen, maar deze ver
zeker naar boven, om mijne droppeltjes in te
nemen. Maar wat deedt gij toen, mama? Hebt
ge mijnheer Raynor niet gelast het huis te
verlaten?"
„Neen. Had ik aan mijne eerste opwelling ge
hoor gegeven, Lydia, ik had dat misschien gedaan.
Maar bij nadenken nam ik tijd tot overweging.
Ik bleet stil zitten, met mijn hoofd op het
kussen gelijk te voren, zoodat zij moesten denken
dat ik nog sliep, en toen liet ik de zaak snel door
mijn geest gaan. Het besluit waar ik toe kwam
was niet te haastig te spreken, en het vooral
toen niet te doen, maar te zien of de nacht raad
zou brengen. Ik kuchte dus eens, om te laten
merken dat ik wakker was, en zei niets."
„Hoe is 't mogelijk!" riep Lydia ontevreden uit.
„Dien nacht overdacht ik de zaak," ging
mevrouw St. Clare voort. „Ik beschouwde haar
uit alle oogpunten, woog het voor en tegen en
trachtte na te gaan wat het zwaarste woog. Het
besluit waartoe ik kwam, Lydia, was: de zaak
op haar beloop te laten."
Lydia zette groote, zeer groote oogen op.
„Wat? Hen te laten trouwen?" vroeg zij.
„Misschien," antwoordde mevrouw; „maar gij
maakt te haastige gevolgtrekkingen, Lydia."
„Wel, hij is maar een gewoon plattelands
geneesheer."
„Daar zit natuurlijk de knoop. Maar hij is
geen gewoon plattelands-geneesheer, Lydia.
Denkt gij, dat ik, als hij dat was, hem hier zou
noodigen, zooals ik doe en mij aan hem zou laten