N«. 25. 1206 Jaargang. 1877. insdag 30 Januari. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijko nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. AdvertentiSn i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.; van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. FEUILLETON". 20. EERSTE DEEL. SCHOONE DROOMEN. iddelburg, 29 Januari, Canossa. -"—OO" O' Door burgemeester en wethouders van Middelburg wordt het volgende bekend gemaakt: Rupsennesten. De burgemeester en wethouders van Middelburg, geler op de circulaire van gedeputeerde staten van Zeeland van den 19en Januari 1877, n°. 102 (Provinciaal blad n°. 13), daarbij kennis gevende dat het, volgens een schrijven van den minister van binnenlandsche zaken, algemeen de aandacht heeft getrokken, dat de rupsennesten in het ge boomte bijzonder talrijk zijn, zoodat het zeer wenschelijk is, door vernietiging dier nesten, de schade te keeren, welke de rupsen aan hout en andere gewassen kunnen toebrengen; vestigen hierop de aandacht der ingezetenen, met uitnoodiging hunnerzijds zooveel mogelijk voor de tijdige wegneming en vernietiging der rupsennesten in bet op hunne gronden staande ge boomte, in het algemeen belang te willen zorg dragen. Middelburg, den 26en Januari 1877. De burgemeester en wethouders voornoemd, (Get.) SCHORER. De secretaris, (Get.) G. N. DE STOPPELAAR. Nationale militie. VRIJWILLIGERS. De burgemeester en wethouders van Middelburg, roepen bij deze al degenen op, die genegen mochten zijn als vrijwilligers bij de nationale militie in dienst te treden, om zich te dien einde vóór den l«n Maart a. ter gemeente secretarie aan te melden. De bepalingen der wet van den 19" Augustus 1861 (Staatsblad n°. 72) betrekkelijk de nationale militie zijn ten aanzien van de vrijwilligers bij de militie de volgende: Art. 11. Om vrijwilliger bij de militie te zijn moet men ongehuwd of kinderloos weduwnaar en ingezeten wezen, voorts lichamelijk voor den dienst geschikt, ten minste 1,56 meter lang, op den 1" Januari van jaar do» het 20° jaar ingetreden zijn en het 35e jaar niet volbracht hebben, tot op het tijdstip der optreding aan zijne verplichtingen ten aanzien van de militie, zoover die te vervullen waren, voldaan en een goed zedelijk gedrag hebben geleid. Het bezit van die vereischten, met uitzondering van de lichamelijke geschiktheid en van de gevor derde lengte, wordt bewezen door een getuig schrift van den burgemeester der woonplaats. Dat getuigschriit is ingericht in den door Ons te bepalen vorm. Art. 12. Hij, die voor de militie is ingeschre ven, wordt slechts als vrijwilliger toegelaten voor de gemeente in welke hij ingeschreven is, tenzij hij geene verplichtingen ten aanzien van de militie meer te vervullen nebbe. Art. 13. Hij, die bij de zeemacht, bij het leger hier te lande, of bij het krijgsvolk in 's rijks overzeesche bezittingen beeft gediend, wordt niet als vrijwilliger bij de militie toegelaten, tenzij hij bij bet verlaten van den dienst, behalve een bewijs van ontslag, van den bevelhebber onder wien hij laatstelijk heeft gediend, een getuigschrift hebbe ontvangen, inhoudende, dat hij zich gedu rende zijn diensttijd goed heeft gedragen. Hij kan, heeft hij dit ontvangen, tot dat zijn Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood. Hoofdstuk VIII. Vervolg Iets, wat daartoe belangrijk kon hebben bijge dragen, was zijne veranderde meening met opzicht tot de mate van bekendheid met de zaak, die Blase Pellet bezat. Eerst vreesde hij voor 't geen deze weten kon en wat er uit kon voortspruiten. Maar toen er dagen en weken verliepen en Blase Pellet niets zei, noch in Trennach ruchtbaar maakte dat hij bij machte was iets te verraden, begon Frank te denken dat hij werkelijk niets wist, en dat de man, al vermoedde hij ook dat dien nacht niet alles richtig toegegaan was, er geen getuige van was geweest en dus niets kon vertellen. Dien tengevolge was de jonge Raynor weêr tot zekere hoogte de oude Frank geworden. Niemand kon het gebeurde bitterder betreuren dan hij, doch hij was in staat er de uiterlijke teekenen van te ver bergen en zelfs dikwijls er de herinnering van te verdreven. dO jaar volbracht is, als vrijwilliger bij de militie worden toegelaten. Burgemeester en wethouders brengen voorts ter kennis van belanghebbenden, dat tot hetopmaken van het getuigschrift, bedoeld bij bovengemeld art. 11, dagelijks van 's morgens 10 tot 's namid dags 2 uren, de Zondag uitgezonderd, ter gemeente secretarie de gelegenheid is opengesteld. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, heden den 26" Januari 1877. De burgemeester en wethouders voornoemd, (Get.) SCHORER. De secretaris (Get.) G. N. DE STOPPELAAR. (2528 Januari 1077). Gisteren was het achthonderd jaren geleden dat Hendrik IV, keizer van Duitschland, na drie dagen lang tussehen den tweeden en der den ringmuur van het slot Canossa, alleen, blootsvoets, vastende, in de pij eens boetelings gekleed, onder het gure winterweder het wel behagen des pausen afgewacht te hebben, van dezen opheffing verwierf van den kerkelijken ban, die wegens ongehoorzaamheid aan de pau selijke bevelen tegen hem geslingerd was, en der kerk aangenomen werd. Van het burchtslot Canossa, dat niet ver van Reggio in het Hoorden van Italië tussehen de bergen ligt, zijn thans nog slechts eenige puin- hoopen over. De namen van keizer Hendrik IV en zijn tegenstander paus Gregorius VII, meer bekend onder zijn monniken-naam Hilde- brand, leetden tot voor weinige jaren slechts als geschiedkundige herinneringen, die nu en dan door geleerden en géschiedvorschers uit het stof der oude kronieken te voorschijn gehaald en tot het Gnderwerp hunner beschouwingen over de geschiedenis der kerk en van het Duitsche rijk gemaakt werden. Daar ontbrandde voor weinige jaren de strijd tussehen het her boren Duitschland en het Vaticaan, en uit den mond van den stichter der Duitsche eenheid vernam men dit „gevleugelde woord", waarmede hij voor de geheele wereld de beteekenis der De zaak, die hem eenigszins bezwaarde, was de aard der omstandigheden waarin juffrouw Bell was achtergebleven. Door hem had zij haar voornaamste bestaanmiddel verloren, en daarom was het niet anders dan recht, zooals hij het beschouwde, dat bij haar daarin zou te gemoet komen. Zelfs met hetgeen zij aan de twee com mensalen verdiende, met het kousenbreien en met hetgeen Rosaline in staat was haar te zenden, bleef haar inkomen veel kleiner dan het placht te zijn. Frank zou in den grond zijns harten gewenscht hebben een kapitaaltje voor haar te kunnen vastzetten of in staat te zijn haar een weekgeld toe te leggen, maar voor beide was hij niet rijk genoeg. Hij wilde haar echter nu en dan in 't geheim ondersteunen zooveel in zijn vermogen was, en dit was de bestemming van de twee souvereinen. In 't geheim, want noch zij noch iemand anders mocht weten van waar dat geld kwam, opdat er niet gevraagd zou worden, welke aanspraken zij op zijn geld had. Daarop een antwoord naar waarheid te geven, zou een moeielijk geval zijn geweest. Trennach kon natuurlijk evenmin gissen waar Bell gebleven was als zijne vrouw. Men begreep er niets van. In de mijnen werd er menig uur over verpraat, en in de Gouden Pijl opperde men bij de pijp en het bier allerlei onderstellingen. De man kon bier zijn en kon daar zijn; hij was wellicht dien weg uitgedwaald of misschien dien anderen weg gegaanmaar de gesprekken ein digden alle zooals zij begonnen warenin aangegane worsteling duidelijk maakte„Wij gaan niet naar Canossa!" Van dat oogenblik afjwerd de aandacht weder gevestigd op de drie dagen, van welke wij pas het achtste eeuwfeest beleefden en ofschoon binnen de grenzen van een paar dagbladartikelen de bij zonderheden van den strijd niet verhaald kun nen worden, schijnt het niet ongepast te be proeven het onderwerp der worsteling tussehen Hildebrand en Hendrik IV, onder andere vormen voortgezet tussehen Pius IX en Wil helm I, in het licht te stellen. „Men stelt zich, zegt Guizot {Hist oir e générale de la civilisation en EuropeGrego rius VII veeltijds voor als een man, die den gang der wereldgeschiedenis heeft willen tegen houden, als een vijand van alle verstandsont wikkeling, van allen maatschappelijken voor uitgang; als iemand die de menschheid wilde opsluiten in een stelsel van stilstand en achter uitgang. Deze meening is geheel onjuist. Gregorius VII was een hervormer door het middel der dwingelandij, evenals Karei de Groote voor hem of Peter de Groote na hem geweest is. Wat deze vorsten op het gebied van het burgerlijke leven tot stand brachten, beproefde Hildebrand in het kerkelijke. Hij wilde de kerk hervormen en door haar de burgerlijke maatschappijhij wilde ze beide doen voor uitgaan in orde, in zedelijkheid, in rechtvaar digheid; dat alles wilde hij teweeg brengen door middel van het pauselijk gezag en met De jaren van zijn pausschap waren beter dan eenig voorafgaand tijdperk voor de uit voering zijner plannen geschikt, Het geslacht der krachtige Duitsche keizers was uitgestor ven. Honderd jaren vroegertoen de pausen nederig van den Roomsch-Duitschen keizer de bevestiging hunner benoeming afwachtten, zouden zij het niet gewaagd hebben als her vormers tegenover hunne meesters op te treden. Toen kwamen nog de keizers uit Duitschland over om aan de ongebondenheid van zedelooze pausen paal en perk te stellen en anderen in hunne plaats te benoemen. Met den dood van Hendrik III, in 1056, was echter die toestand veranderd. Op zijn 39e jaar overlijdende, liet hij aan een zesjarig kind het Duitsche rijk na, dat tegenover op roerige en machtige vazallen slechts door eene sterke mannenhand hij een te houden was. Door onzekerheid. Bell werd vermist en niemand begreep waar hij was. Zeker is het, dat de Zeven Fluiters, welke hij op dien Zondagavond gehoord had of meende gehoord te hebben, geen ongeluk over de andere mijnwerkers hadden gebracht; deze hadden even goed die drie stille dagen kun nen werken en zouden er misschien beter aan hebben gedaan. Mevrouw St. Clare en hare dochter Lydia zaten op den Berg in het salon, dat naar de kleur van zijne behangsels het paarsche salon werd genoemd. Het groote venster met de kostbare gordijnen stond wegens de warmte van den dag open. Daarbuiten op het grasperk zag men Mar garet in baar wit kleedje als een kapel van de eene bloem naar de andere zweven. Lydia sloeg met eene eigenaardige uitdrukking op haar ontevreden gelaat hare zuster gade. Frank Raynor had hier juist zijne morgen visite afgelegd en weêr eene uitnoodiging ontvangen om 's avonds te komen dineeren. Lydia was beter en had evenmin als hare zuster de hulp van een dokter uoodigmaar zij werd nog altijd door verveling verteerd en het dagelijksche of bijna dagelijksche bezoek van Frank was de aangenaam ste afwisseling in haar tegenwoordig leven. Zij was allengs begonnen zijne komst met verlangen tegemoet te zien; misschien was zij een zweempje van hem begonnen te houdenin ieder geval deed zijne aanwezigheid haar altijd genoegen. Niet dat Lydia een enkel oogenblik eenige ernstige gedachte ten aanzien van den jongen dokter zou hebben vrouwen en geestelijken opgevoed, door de kuiperijen en aanslagen der Duitsche vorsten nu her- dan derwaarts gevoerd, ontving Hen drik IV eene opleiding, welke hem weinig geschikt kon maken voor de zwaré taak die hem wachtte. Hij werd, dank zij zijn voortref- felijken aanleg, nog een man van buitenge wone gaven, dapper in den oorlog, scherpzin nig en slim in den raad, trouw en erkentelijk voor zijne aanhangers, barmhartig en verge vensgezind voor zijne vijanden, een vriend des volks en van de in zijn tijd ontluikende steden en burgerijen. Hij was, als zijn vader, bui tengewoon rijzig van gestalte, edel en vorste lijk van uiterlijk, waardig in zijne manieren. Maar tegenover deze gaven stonden hartstoch telijkheid, lichtzinnigheid, gebrek aan staat kundig doorzicht, waardoor hij altijd slechts op het tegenwoordige en het nabij zijnde het oog gevestigd hield, en noch de toekomst; noch hetgeen buiten zijne onmiddellijke .omgeving lag, wist te doorgronden. Hij was eer- en heerschzuchtig van aard, zonder de zelfbeheer- sching te bezitten, die noodig is om aan die hartstochten voldoening te geven. Bovendien was hij in leeftijd bijna een kind tegenover Gregorius VII, die toen hij in 1073, reeds in de pauselijke staatkunde doorkneed, den pau selijken troon besteeg, 53 jaren oud was en met den toen 23jarigen Hendrik spoedig in strijd geraakte. __De hervormingen^jy elkj^ S_jB dê verbetering der kerk zelve, ten tweede hare onafhankelijkheid tegenover het wereldlijk ge zag ten doel. Reeds in April 1059, onder zijn voorganger Nikolaas II, bij wien hij het ambt vervulde in onze dagen door Antonelli bij Pius IX bekleed, had Hildebrand een decreet doen uitvaardigen, waarbij bepaald werd dat na den dood van den paus, de kardinalen te Rome tot de verkiezing van een paus zouden overgaan. Ofschoon dit decreet nog genomen werd „onder voorbehoud van den eerbied aan onzen geliefden zoon Hendrik (de keizer) ver schuldigd", was daarmede toch feitelijk de zelfstandige verkiezing der pausen gegrondvest en geschiedde die van Gregorius VII zeiven dan ook later buiten toestemming van Hen drik IV. Eene tweede hervorming, welke Gregorius op het oog had, was de afschaffing der simonie willen koesteren (omdat hij een dokter en dus in dat opzicht ver beneden hare aandacht was), maar zij gevoelde de aantrekking van zijn gezel schap en dat behaagde haar. Laatstelijk echter was het vermoeden bij haar opgerezen, dat het iemand anders ook behaagde, name'.ijk hare zuster, en die gedachte was haar zeer onaangenaam. Lydia had een uiterst jaloersch karakter. Voor geen prijs ter wereld zou zij Frank Raynor als haar minnaar hebben willen beschouwen, en echter ontwaakte hare jaloezie nu zij vermoedde dat Madeliefje hem als den haren beschouwde en haar het gras voor de voeten wegmaaide. Dat kind, die Madeliefje! zij hoopte dat er toch een verschil was tussehen de negentien jaren van dat kind en haar eigen meer ondervindingrijken leeftijd van vijf en twintig! Zij hield wel van Madeliefje, maar die moest niet op haar gebied treden, en misschien zou het iu het belang vau dat kind zelf zijn dat zij sprak. Wordt vervolgd}.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1