Kerknieuws.
La n d b o u w.
Kunstnieuws.
Marine en leger.
Rechtzaken.
aan zekere eigenschappen, welke men gewoon
is tot de meer edele der menschelijke natuur
te brengen,Hij moet, zal men gissen,
zoo iets bezitten als eene overtuiging; zoo iets
als geloof in en vertrouwen op zijne roeping;
zoo iets als zedelijken moed, om te durven
voortgaan met bet hanteeren van dat gevaarlijk
en machtig werktuig tot verspreiding van
denkbeelden, dat men een dagblad noemt.
Op die meer edele eigenschappen van het
journalisten-karakter zou door de wettelijke
invoering van het recht van antwoord (om het
gemakshalve zoo te blijven noemen) een be
denkelijke inbreuk emaakt worden. Tot
dusverre wordt op de edelmoedigheidop het
gevoel van Tecbt bij de redactiën der Neder-
landsche dagbladen gerekend. „De bepaling,
schrijft de heer Haffmans, is niets an
ders dan de toepassing van het natuurlijk
recht der zelfverdediging op het gebied der
publiciteit. Ieder gevoelt terstond hoe billijk
zulks is." Zeker omdat ieder dat gevoelt, is
er dan ook geen enkel voorbeeld van miskenning
van het persoonlijk recht van antwoord in ons land
te vermelden. De heer Haffmans zelf weet
er geen te noemen. Hij veronderstelt echter
dat van het recht van antwoord nu geen ge
bruik gemaakt wordt, omdat de belanghebben
den er niet om willen vragen. Dat vragen,
dat niet geschiedt, te veranderen in eischen,
dat naar hij veronderstelt wel gedaan zal
worden, is het doel van zijn wetsvoorstel.
Werd dat voorstel wet, men zou voortaan
tot ons komen als machthebbendebij deur-
waarders-exploit. In België wordt dat niet
verzuimd, als het er op toegelegd wordt eene
redactie iets onaangenaams aan te doen en de
vorm, waarin die „antwoorden" aan de Belgi
schebladen worden toegezonden, was dikwijls,
zonder dat wij vermoeden konden er zelf iets
mede te maken te zullen krijgen, voor ons
gevoel stuitend. En dat zal men invoeren
teneinde ons te dwingen iets toe te staan,
„waarvan ieder terstond gevoelt hoe billijk
het is." Welk eene vernedering En dat wordt
voorgesteld als middel tot verheffing van
hét karakter onzer dagbladpers, in welke men
verzekert belang testellen. Welk eene begrips
verwarring
Dat de heer Haffmans voor deze zijde van
het vraagstuk geen geopend oog gehad heeft,
doet ons leed, ter wille van het Nederlandsche
jöurnalistenkorps.
Do liiotoiioolio bijiuuderlicilua omtrent de reor
ganisatie der liberale partij in de tweede
kamer, welke in ons nommer van Dinsdag wer
den medegedeeldworden tot ons genoegen in het
Vaderland van heden bevestigd. Die bevestiging
bewijst tevens dat die mededeelingofschoon
natuurlijk in beperkten kring sinds lang bekend,
voor het groote publiek, dat is de overgroote
meerderheid der belangstellenden in het land,
inderdaad een nieuwtje was. Heden ontvangen
wij uit dezelfde bron, waaraan ons vorig bericht
ontleend wasnog eenige regels toelichting. Lang
zamerhand zal men er op die manier achter komeD
wat eigenlijk in den Haag gesproken en gedaan is.
„De Arnhemsche courant zoo schrijft men
onsdoet aangaande het permanent comité van
advies uit de liberale kamerleden een aantal vra
gen die wel aardig zijnmaar ernstig opgevat
kant noch wal raken. Misschien wist zij toen nog
niet, dat dit comité den heer Kappeyne is ter
„Ik moet van daag nog gaan", zei Eosaline.
„Van daag!"
„Houd mij niet tegen, moeder; ge weet niet
wat het voor mij is hier ,te zijn," antwoordde het
meisje. „De twee vorige nachten heb ik geen
oog toegedaan, geen enkel oogenfclik. Laat
- mij dadelijk gaan, o moeder laat mij gaan! Ik
zal het in mijn hoofd krijgen als ik hier moet
blijven,"
„Wel, kind, kind, ik had nooit gedacht dat al
de Fluiters op de wereld in staat zouden geweest
zijn u in zulk een toestand te brengen," zei juf
frouw Bell, bijna geen woord vindende om hare
verbazing uit te drukken. „En wat betreft om
van daag nog naar Falmouth te gaan, ge kunt
uw goed niet klaar krijgen."
„Dat is in een half uur gedaan," antwoordde
Eosaline in koortsachtige spanning; „ik heb alles
reeds bij elkander gelegd."
„Wel, dat noem ik vrijpostig, voor dat ge wist
of ge gaan mocht of niet! Nu, nu, begin maar
niet weêr te schreien en te beven. Er gaat nog
een middagtrein en en uw vader zal
misschien vóór dien tijd nog te huis zijn."
„'t Is de beste trein waar ik meê zou kunnen
gaan," zei Eosaline, den koperen lepel oprapende
om hem aan zijn haak te hangen.
„De beste 't Is de slechtsteriep hare moe
der uit. „Maar ge kunt er meê gaan. Ik moet
mij echter voor de buren schamen, dat ge u zoo
dwaas aanstelt. Die trein komt niet vöor den
avond te Falmouth,"
zijde gesteld op zijn eigen verzoek, maar dan
dient zij thans, beter ingelicht, dit haren lezers
mede te deelen. En opdat zij nu niet weder uit
dit feit verkeerde gevolgtrekkingen make, zijn
eenige nadere |inlichtingen omtrent het bestaan
van het comité noodig. De liberale leden der
kamer hebben geen leader gekozen met de bedoe
ling dat in hem de partij zou opgaanop den
voorgrond stond dat er, zoo dikwijls gewichtige
quaestiën aan de orde kwamenonderling overleg
zou plaats hebben; en omdat nu niet altijd de
geheele partij bijeengeroepen kon wordenheeft
de heer Kappeyne gewenscht dat eenige leden
aangewezen zouden wordenmet wie hijzoo
dikwijls dit noodig was, overleg zou kunnen
plegen.
Men ziet, de zaak is zoo eenvoudig mogelijk,
en men heeft in dit permanent comité noch een
stel dwarskijkersnoch eene voogdij over den
leadernoch een parlementair contra-kabinet te
zien. Men moetom hier kwaad te zoekenal
zeer vurig verlangen dat het de liberale partij
aan onderlinge aaneensluiting ontbreke."
Volgens het Vaderlandzal aan de tweede
kamer vóór hare samenkomst in Februari a.
een nieuw wetsontwerp tot regeling van het kies
recht ingediend worden.
De Staats-courant van heden bevat bet konink
lijk besluit van den 23en dezer, tot het buiten
werking stellen van de koninklijke besluiten
van 2 Maart 1873 (Staatsblad n». 36) en van 6
October 1873 (Staatsblad n°. 136) betrekkelijk het
verbod van in- en doorvoer van buitenslands van
rundvee, schapen enz.
Door den consul-generaal der Nederlanden te
Eio de Janeiro is tot vice-consul der Nederlanden
voor de provincie Para ter plaatse van dien naam
aangesteld A. J. da Costa Cunha.
Blijkens bericht van Zr. M». consul-generaal te
Bern zijn aldaar den 19en dezer verklaringen uit
gewisseld, volgens welke... de N ederiandsche
regcering met ingang van 1 Mei eerstkomende
voor de gezamenlijke Nederlandsche koloniën tot
de algemeene postvereeniging is toegetreden.
(Slaafs cour.)
Beroepen bij de N. H. gemeente van Bath en
Kil landde heer Daubanton, candidaat van de
hoogeschool te Lausanne, in Zwitserland.
Maandag jl. is bij den kerkeraad te Arne-
muiden het bericht ontvangen, dat de heer
W. E. Kalshovenpredikant te Edevoor de
beroeping naar die gemeente heeft bedankt.
De Hollandsche maatschappij van land
bouw looft haar gouden medaille uita voor een
volledige beschrijving van de teelt van griend- en
teenhout in Nederland en het naburige Vlaande
ren, in al haar onderdeeien en bijzonderheden;
b haar gouden medaille en 100 voor een beknopte
beschrijving van den akker- en tuinbouw in aj
zijn deelen, geschikt voor een lees- en leerboek
op de hoogste klasse der lagere scholen ten plat
ten lande; c haar gouden medaille en f 100 voor
een beknopte beschrijving van do veeteelt en de
zuivelbereiding in al haar deelen, geschikt voor
een lees- en leerboek op de hoogBte klasse der
lagere scholen ten platten lande antwoorden in
te zenden vóór of op den 1™ Juli 1877.
Verder looft de maatschappij nog uit haar gou
den medaille waarbij de afdeeling Lek kerkerk
„Ja, toch," zei Eosaline gretig; „hij komt er
nog vroeg genoeg. Even na den donker zai ik
al bij tante Bellet zijn." En daarop ging zij met
vlugger tred dan men sedert dien rampzaligen
Dinsdag avond bij haar waargenomen had, de
keuken door en opende de trapdeur.
„Maar als uw vader nu eens niet vóór uw
vertrek te huis komt? Kunt ge dan in die onze
kerheid weg gaan Eose opperde juffrouw Bell,
berouw gevoelende over de lijdelijke toestemming
die zij had gegeven.
Eose gaf echter geen antwoord, maar snelde
de trap op en sloot de deur achter zich.
„Wat ter wereld deert dat kind toch over
legde juffrouw Beli bij zich zelve. „Ik geloof,
dat de schrik haar in .het hoofd is geslagen. Tot
nog toe lachte zij altijd over zulke dingen."
Zij maakte geen verdere bedenking tegen de
voorgenomen reis harer dochter. Op de meeste
gevallen van ziekte had zij een goed oog en zag
zij ook nu in, dat Eosaline eene verandering van
dezen of genen aard noodig had. Bell kwam
echter niet terug en de dag ging voort.
In den namiddag was Eosaline met een valies en
eene hoedendoos tot vertrek gereed. Nancy Tom-
son had op zich genomen haar naar het station
te brengen.
„Ik zou misschien de wandeling naar en van het
station wel hebben kunnen doen, ofschoon het een
heel eind is," zei juffrouw Bell, toen Eosaline op
het punt stond afscheid te nemen; „maar ziet ge,
kind, ik moet op uw vader wachten. Ik aou niet
en omstreken der maatschappijnamens de heeren
Joost Potte Elshout (gemeente Nieuw-Lekker-
land), en Cornelis Smit Jz.te Krimpen aan de
Lekeen som van 2Ö0 voegt', voor een aan het
doel beantwoordend toestel om lotgrienden te
wieden. De proefneming zal plaats hebben te
Krimpen aan de Lekof te Lekkerkerk, omstreeks
1 Juni 1877.
Door gedeputeerde staten van Zeeland is
(bij Prov. blad N° 13) de volgende circulaire aan
de gemeentebesturen gericht:
„Volgens een schrijven van den minister van
binnenlandsche zaken van 18 dezer, no. 15,
afdeeling II, heeft het algemeen de aandacht ge
trokken dat de rupsennesten in het geboomte
bijzonder talrijk zijn, zoodat het zeer wenschelijk
is, door vernietiging dier nesten, de schade te
keeren, welke de rupsen aan hout en andere
gewassen kunnen toebrengen.
„Daar de wet van 26 Ventösejaar IV (16 Maart
1796) met art. 471, 8°, van het wetboek van
strafrecht bij de wet van 22 Mei 1873 (Staatsblad
n". 73) is ingetrokken, acht de minister het noodig
u op het bestaande kwaad opmerkzaam te maken.
„Namens den minister hebben wij de eer u uit
te noodigen zooveel mogelijk voor de tijdige weg
neming en vernietiging der rupsennesten in het
onder uw beheer staande geboomte zorg te dragen
en u voorts in overweging te geven om de noodige
verordeningen uit te vaardigen, opdat ook de
ingezetenen, ieder op zijnen grond, tot uitroeiing
dier nesten worden verplicht."
De heeren med. dr. Nohl en G-. van Hees,
apotheker te Boksmeer, geven het volgende be
proefde middel op om het rotten der aardappelen
tegen te gaan. De uitgegraven aardappelen, zieke
zoowel als gezonde, worden gedurende een half
uur in opgeloste chloorkalk en water gelegd, in
verhouding van 1 tot 100, dan weder een half
uur in soda en water, ook in verhouding van 1
tot 100. Men spoelt ze dan met koud water af
en laat ze in de lucht drogen. Een half kilo
chloorkalk en een half kilo soda zijn voldoende
vöor 250 kilo aardappelen. Na dit gedaan te
nebben kan men ze zonder gevaar voor rotten
bewaren.
Dezer dagen is te Parijs door het rijk eene
schilderij aangekocht geworden, die bctiekking
heeft op een feit uit onze vaderlandsche- geschie
denis. Dit stuk, dat in afmeting de bekende
stukken [uit het Trippenhuis „de Nachtwacht" en
„de Schuttersmaaltijd" nog overtreft, stelt vermoe
delijk voor het herdenken van het sluiten van den
vrede te Breda in 1667 door de regeering van de
stad Amsterdam. Onder de een en twintig levens-
groote figuren meent men ten minste de portretten
van burgemeesters en kolonels der schutterij van
Amsterdam te herkennen. Hoewel de naam van
den schilder en de dagteekening van vervaardiging
niet bekend zijn, zoo hoopt men die toch eerlang
nog op de schilderij terug te zullen vinden. In
elk geval mag de aankoop van dit stuk eene
belangrijke aanwinst genoemd worden voor ons
land.
De bekende verzameling munten van Gelderland,
bijeengebracht door., wijlen den heer W. J. de
Voogt, te Amsterdam, is door het rijk aangekocht
ten behoeve van het kabinet van Penningen en
Gesneden Steenen te 's Gravenhage, waarin zij
weldra zal worden ingelijfd en opgenomen.
De regeering verdient lof wegens hare pogingen
om deze uiterst belangrijke verzameling, die an
ders waarschijnlijk een groot buitenlandsch Kabinet
had verrijkt, voor Nederland te behouden. Alleen
op deze wijze, door namelijk geheele reeksen in
eens aan te koopenkan onze rijks-verzameling
worden wat zij behoorde te zijneene verzameling
waarin onze vaderlandsche munten zoo volledig
gaarne willen, dat hij, als hij terug kwam, een
ltêg huis vond."
Eosaline barstte in een snikkend weenen los en
omarmde hare moeder op eene wijze alsof zij aau
hare borst bescherming tegen eenig gevaar zocht.
En wederom stond juffrouw Bell verbaasd en kon
zij er niets van begrijpen.
„Och, lieve moeder, zorg voor u zelve," riep
zij uit, „en vergeef mij al het kwaad, dat ik
ooit gedaan heb. Vergeef het mij, vergeef het mij
„De hemel bewaar ons, kindEr ls niets te
vergeven, voor zoover ik weet," antwoordde hare
moeder, aan zulk aandoenlijk afscheidnemen niet
gewoon, met zekere ergerlijkheid. „Ik zal voor mij
zelve zorgen, daar kunt gij gerust op zijn. Zorg
g ij ook maar voor u, Eosedie spoortreinen zijn
altijd gevaarlijke dingenen doe mijn compliment
aan tante en oom Pellet."
„Nu mogen wij wel gaan," zet vrouw Tomson,
die voor deze gelegenheid haar Zondagschen hoed
opgezet en dito mantel omgeslagen had. „Die
treinen wachten op niemand."
Er was echter nog ruim tijd, en Eosaline had
het daar misschien op aangelegd. Zij kwamen
namelijk twintig minuten te vroeg. Eosaline
stapte dadelijk in, toen de trein aankwam, en weg
ging zij.
Toen vrouw Tomson terugkeerde ontmoette zij
Frank Eaynor .te paard, langzaam voortrijdende.
„Goeden dag," zei hij, haar toeknikkende. „Uit
wandelen geweest?" voegde hij er op zijn luchtigen
toon bij»
mogelijk bewaard worden. Mocht de regeering nu
maar besluiten tót eene vereeniging van het munt
en penningkabinet der .Leidsche hoogeschool, dat
daar volkomen nutteloos is, met de rijksverzame
ling te 's Gravenhage, zij zou een nuttig werk
doen en een dikwerf uitgesproken en algemeen
gedeelden wensch vervullen. (TL Cf.)
Ingevolge Zr. Ms. besluit van 22 dezer, worden
met den 16™ Februari a. in dienst gesteld
a met bestemming voor buitenlandschen dienst,
het te Willemsoord liggende ramtorenschip Koning
der Nederlanden, onder bevel van den kapitein
ter zee W. Enslie;
met bestemming naar Oost-Indië het schroef-
stoomschip 4e kl. Batavia, liggende to Amsterdam
onder bevel van den luitenant ter zee 1® kl. W.
van Oorschot.
De luitenants ter zee 1" kl. F. J. Stok-
huyzen en W. J. P. van Waning worden met den
len Februari a. gedetacheerd, eerstgenoemde bij
's rijks werf te Amsterdam en laatstgenoemde bij
die te Hellevoetsluis. Met ingang van denzelfden
datum worden de luitenants ter zee le kl. H. A.
Schippers geplaatst in de rol van Zr. Ms. wacht
schip te Amsterdam en de luitenant ter zee 2® kl.
J. A. Willink Ketjen aan boord van dat te Wil
lemsoord.
De officier van gezondlieid 1® kl. J. J.
Borst en de officier van gezondheid 2® kl. G. P.
J. Theunissen worden met den 16™ Februari a.
geplaatst, respectivelijk aan boord van Zr. M".
wachtschip te Willemsoord en instructieschip
Zeehond.
Voorts wordt de officier van administratie 3®kl.
S. J. A. Deyll, dienende aan boord van Zr. Ms.
wachtschip te Amsterdam, met den laatsten Fe
bruari a. op nonactiviteit gesteld, en met den 1™
Maart daaraanvolgende aan boord van genoemd
wachtschip geplaatst de scheepsklerk I. D. Ising.
Het gerechtshof te Arnhem heeft Maandag
uitspraak gedaan in de crimineele zaak van J. H.
Thuis, van Zevénaar, en hem schuldig verklaard
aan het hem ten laste gelegde feit, namelijk van
zijne vrouw Giesberta Antonia Lankerman vergif
te hebben toegediend, tengevolge waarvan deze
in den nacht van 6 op 7 Mei 1874 i3 overleden.
Men herinnert zich, dat het lijk van de over
ledene is opgegraven en in het lijk arsenicum is
gevonden. Uit het getuigenverhoor bleek, dat
volgens de verklaring der deskundigen, de hoe
veelheid rattenkruit, die aan de overledene is
toegediend, ontzettend groot moet geweest zijn.
De beschuldigde heeft bij het verhoor pogingen
aangewend, om de verdenking op eeu ander over
te brengen, zekeren Lamers nl., die het rattenkruid
verschillende malen voor hem gehaald had.
Het proces wekte veel belangstelling. Steeds
was een talrijk publiek bij de zittingen tegen
woordig. Zelfs dames werden daaronder opge
merkt. Veel belangrijks leverde het getuigenverhoor
ectiter niet op.
De uitspraak luidde conform aan den eisch
levenslange tuchthuisstraf.
De veroordeelde hoorde dit arrest met veel
gelatenheid aan. Hij zal daartegen cassatie aan-
teekenen.
Een onafzienbare schare belangstellenden was
op het plein voor het rechtsgebouw bijeen, om
de uitspraak te vernemen. De onmiddellijk aan
grenzende Groote Markt was „zwart van de
menschen". Er stond behalve de gevangenwagen
ook eene vigelante gereed, om mijnheer Thuis
thuis te brengen, in geval hij mocht zijn vrijge
sproken.
„Ik heb Eosaline Bell naar den trein gebracht,
mijnheer," antwoordde zij. Frank hield zijn paard
in en zat zoo roerloos als een beeld.
„Waar is zij naar toe?" vroeg hij.
„Naar Falmouth. Die Fluiters hebben haar zulk
een schrik aangejaagd, mijnheer, dat zij nog niet
heeft opgehouden met beven en er zoo bleek als
een doode uitziet. Zij is nu naar hare tante, om
zich wat te verzetten."
„O zoo," zei Frank schijnbaar achteloos en reed
voort.
Eenige minuten later, toen hij dicht bij Trennach
was, ontmoette hij mevrouw St. Clare's rijtuig.
Zij zelve zat daarin, met twee dames en Lydia.
Op haar last hield de koetsier stil en Frank was
dus genoodzaakt hetzelfde te doen.
„Zqt gij op den Berg geweest, mijnheer Eaynor
„Neen, mevrouw, naar, Pendon," gaf hij ten
antwoord en nam zijn hoed af, waarvan het koeltje
gebruik maakte om zijn fraai haar wat iu de war
te brengen.
„Dat zijn dan nu twee dagen achtereen dat wij
u niet gezien hebben," zei mevrouw St. Clare.
„Gij zijt niet bij ons geweest sedert Dinsdag avond."
Wordt m'vvlgd).