120® Jaargang. N°. 19. 1877. Dinsdag 23 Januari. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/'m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiên s 20 Cent per regel, Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50] iedere regel meer f 0,20, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte." Hoofdagent voor België en FrankrQk: de firma Havas, Laffitb C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 22 Januari. PEUILLETON. EERSTE DEEL. Het Vaderland treedt heden in eene nadere ont wikkeling der grondslagen, waarop de tot stand gebrachte reorganisatie der liberale meerderheid in de tweede kamer berust. Het Haagsehe blad betoogt hoe het aanhoudend verzet der Arnhemsche courant tegen die reorga nisatie alleen berust op wederzin tegen den persoon van den heer Kappeijne, die voorgesteld wordt als de drijver van „een stemmachine, die haar zelfstandigheid geheel heeft prijsgegeven en slechts denkt en spreekt zooals de leader het wenscht." In tegenstelling met deze caricatuur herinnert het Vaderland „dat partij-organisatie in een con- stitntioneelen staat geheel iets anders beteekent dan onderwerping van alles en allen aan éen wil; dat een partij, die zich organiseert, geen leader kiest om voor de leden te denken en hun voor te zeggen, hoe zij spreken en stemmen moe ten, maar wel om bij gebleken eenstem migheid namens allen het woord te voeren, wel om in die gevallen, dat niet alle geestver wanten advies kunnen geven, voor de partij op te treden en te handelen." Tegenover de bewering van de Arnhemsche courant dat de liberale kamerleden zich een aan voerder gekozen zouden hebben vóórdat er een stemmigheid verkregen was omtrent de belangrijkste punten van regeeringsbeleid, zegt het Vaderland: „Afgaande op onze inlichtingen, durven wij met de meeste vrijmoedigheid te verklaren: dat is onj uis t. „Maanden lang voordat men tot de keuze van een leader overging, heeft men in comité-generaal de voornaamste vraagstukken van den dag behan deld en van harte hopen wij, dat onze geestver wanten weldra in de gelegenheid zullen komen aan de natie te toonen, dat hun eendrachtige samenwerking in de toekomst voor het Staatsblad en dus ook voor het land gezegende vruchten kan afwerpen." Bij deze mededeelingen, welke thans voor "net eerst in het openbaar gedaan worden, zijn wij in staat gesteld de volgende bijzonderheden te voe gen omtrent de wijze, waarop de liberale leden der tweede kamer tot de keuze van den heer Kappeijne als hun leider gekomen zijn. „De man, zoo schrijft men ons, die het initiatief genomen heeft om eene nauwere aaneen sluiting van de liberalen te verkrijgen, is de heer Blussé van Oud-Alblas. Dit bewijst reeds hoe verkeerd men zou doen, uit de houding van de 14. Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood. Hoofdstuk V. DE VEEMISSINfl. Vervolg). „Wat Zijn de Fluiters er gisteren avond weêr geweest?" zei Tom, verschrikte oogen opzettende en de pijp uit zijne handen latende vallen. „Uwe vrouw en ik zaten hier op Rosaline te wachten," zei juffrouw Bell, „en verwonderden ons dat grootmoeder Sandon haar zoo lang hield. Ik deed de deur open, om eens te kijken of ik haar over de Vlakte zou zieu aankomen of Bell ook, wat dat betreft en daar zat zij buiten de deur tegen den muur, ineengezonken van schrik. Wij brachten haar binnen, uwe vrouw en ik, en konden een tijd lang niets uit haar krijgen, want zij was te verschrikt om te spreken. Eindelijk vertelde zij ons wat het was: zij had de Zeven Fluiters gehoord, toen zij over de Vlakte kwam." Bij dit verslag week juffrouw Bell onbewust van den weg der waarheid af, zooals de lezer zich zal herinneren. Rosaline had niet aan de beide vrouwen verteld, dat zij op de Vlakte de Fluiters Arnhemsche courant af te leiden dat de zooge naamde „oude garde" een eigen weg volgt. De Arnhemsche courant staat alleen; geen der libe ralen in de kamer, oude of nieuwe, heeft zij aan hare zijde. De heer Blussé, een der veteranen onder de liberalen, oud-minister uit het laatste kabinet-Thorbecke, is begonnen met pogingen aan te wenden om de verschillende fractiën van de liberale partij in de kamer rondom een gemeen schappelijk programma te vereenigen. Daaruit is voortgevloeid de noodzakelijkheid om tot eene vastere organisatie der partij te geraken, en weder om was het de heer Blussé, die zich daar voor spande. De heer Kappeyne was door zijne eminente talenten en door zijne groote welsprekendheid de aangewezen man om als leader op te treden; nagenoeg eenparig werd hij gekozen, doch niet dan nadat men zich wel terdege vergewist had omtrent zijne gevoelens en inzichten. Hij zelfheeft de nadrukkelijke voorwaarde gesteld, dat hem een permanent comité van advies zou ter zijde staan, en voor het overige is de partij-organisatie geheel gegrond op onderling overleg. Het mag hier herinnerd worden, dat in de beste dagen van Thorbeoke onderlinge raadpleging der liberalen gewoonte was, en hetzelfde zien wij ook in andere landen. Dergelijke organisatie maakt de kracht uit eener partij, en zij was vooral hoog noodig in onze tweede kamer, waar het individua lisme alle kracht dreigde te verlammen." Heden voormiddag heelt alhier de opening plaats gehad van de ingeleverde biljetten, ten getale van 310, voor de verkiezing van een commissaris in het polderbestuur van Walcheren, in de plaats van den tot raad benoemden heer A. de Nood. Daar een biljet van onwaarde werd verklaard, bedroeg het aantal geldige- stemmen 309 en de volstrekte meerderheid 155. Hiervan zijn uitgebracht op de heeren W. A. baron van Lijnden, te Koudekerke, 156 st. L. Cijsouw, te Westkapelle88 M. C. van Westen, te Vrouwepolder 44 Jac. van den Broeke, te Ritthem. 5 Jan de Kroo, te Vrouwepolder. 5 Jae. Riemens, te Serooskerke3 Voorts verkregen drie personen ieder 2 stemmen en twee personen ieder 1 stem. De heer W. A. baron van Lijnden is alzoo gekozen. Bij besluit van 19 dezer hebben gedeputeerde staten van Zeeland bepaald, dat voor het aandeel door de gemeente te dragen in bet gedeelte het welk door de provincie in de lichting voor de natio nale militie van 1877 moet worden geleverd, de volgende gemeenten samengevoegd worden; a Ileiile gehoord had. Toen hare moeder plotseling de onderstelling opperde dat zij de Fluiters zou ge hoord hebbeu en Nancy Tomson dit aandrong, bevestigde Rosaline het met een hoofdknik, maar zij deed het uit loutere wanhoop. Zij kon niet bekennen wat het was, dat haar zoo had ver schrikt, en de Zeven Fluiters konden dus tot een geschikt excuus strekken. De beide vrouwen namen natuurlijk die verklaring aan, die zij plechtig geloofden, en maakten geen bezwaar om er over te spreken. „Alweer die Fluiters!" zei Tomson onthutst. „Ross raasde en tierde dezen morgen weêr als een leeuw en bedreigde ons met de wet en ik weet niet wat al meermaar hij kan toch niet van on3 vergen dat wij in de mijn zullen gaan, terwijl die onheilspellende Fluiters in den omtrek zwerven." „Komaan, bekommer u maar niet om die Flui ters," zei juffrouw Bell„maar zeg mij waar Bell is. Dat moet ik weten." Natuurlijk kon Tomson niet zeggen waar Bell was, en Float kon het evenmin. Deze laatste gaf den verstandigsten raad, die in dit geval mogelijk was, namelijk dat men zou uitgaan om hem te zoeken. Juffrouw Bell verzocht hun dit dadelijk te doen en er haast mede te maken. Zij zouden Bell spoedig genoeg in Trennach vinden, verze kerde zij. Als hij geen schuilplaats in 't huis van Float den mijnwerker had gezocht, zou hij 't in een ander huis gedaan hebben, en daar zou hij zeker den tijd afwachten totdat hij weder nuch- teren was. en St. Anna ter Muiden5 Sas van Gent en Phi lippine; c Rilland en Bath; d Ellewoutsdijk en Driewegen; e Domburg en Aagtekerke; f Ellemeet e& Serooskerke (Schouwen). Blijkens het Provinciaal blad van Zeeland n° 11 heeft de commissaris des konings in deze provincie bepaald, dat de loting voor de nationale militie in het loopende jaar zal plaats hebben te: Middel burg 9 Februari te 9 uren voor Arnemuiden en Nieuw en St. Joosland, en te 10 uren voor Mid delburg Vlissingen 10 Febr. te 9 uren voor Vlissingen en te 10J voor Westkapelle, Biggekerke, Zoutelande, Koudekerke, O. en W. Souburg en Ritthem; Veere 12 Febr. 10 uren voor Veere, Vrouwenpolder, Domburg, Aagtekerke, Oostkapelle, Grijpskerke, Meliskerke, Serooskerke en St. Lau rens; Kortgene 14 Febr. te 9^ uur voorKort- gene, Kats en Colijnsplaat, te 10 uren voor Wis- sekerke; Zierikzee 16 Febr. te 9 uren voor Zierikzee, (e 11 uren voor Bruiuisse, Oosterland, Dreischor, Nieuwerkerk en Ouwerkerk; Brou wershaven 17 Febr. te 9 uren voor Brouwers haven, Burgh, Haamstede, Renesse, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke, Eikerzee, Kerkwerve, Zon- nemaire, Noordgouwe en DuivendijkeT h o 1 e n 19 Febr. te 10 uren voor Tholen, Oud-Vosmeer, St. Philipsland, Stavenisse, St. Anneland, St. Maar tensdijk, Scherpenisse en Poortvliet; Goes 21 Febr. te 9 uren voor Goes, te 11 uren voor Bor- sele, 's Heerenhoek, Heinkenszand, Woifaartsdijk en 's Heer ArendskerkeGoes 22 Febr. te 9 uren voor Ellewoutsdijk, Driewegen, Oudelande, Over- zand, Nisse, Baarland, Hoedekenskerke,'s Graven polder, 's Heer Abtskerke, Kattendijke en Kloetinge; K a p e 11 e 23 Febr. te 9 uren voor Kapelie, We- meldingen, IJerzeke en Kruiningen, te 10j voor Rilland, Bath, Krabbendijke, Waarde en Sehore; Hulst 26 Febr. te 9 uren voor Hulst, Ossenisse, Hengstdijk, Hontemsse, BoscUkapene, oruppciaijK, Grauw, Clinge en St. Jan3teenAxel 27 Febr. te 9i uur voor Axel, Zuiddorpe, Zaamslag en Koewacht, te 11 uren voor Neuzen, Hoek, Sas van Gent, Philippine, Overslag en Westdorpe; IJz en- dij ke 1 Maart te 9 uren voor IJzen dij ke, Water landkerkje, Biervliet, Hoofdplaat, Nieuwvliet, Groede, Breskens en SchoondijkeS 1 u i s 3 Maart te 9 uren voor St. Kruis, Eede, Oostburg, Kadzand, Zuidzande, Retranchement, Aardenburg, Heille, St. Anna ter Muiden en Sluis. De commissaris des konings in Zeelang heeft, onder dagteekening van 18 dezer, eene circulaire tot de burgemeesters in deze provincie gericht, opgenomen in het Prov. blad n6 8, houdende mededeeling dat de minister van binnenlandsche zaken hem verzocht heeft de burgemeesters bekend Op dezen dag, Woensdag, nam Trennach wederom een vrijen dag en gaf de schuld er van aan de Zeven Fluiters. Maar deze staat van zaken kon niet altijd voortduren. De mannen wisten dat ook wel en hadden dus aan Ross den opzichter, die buiten zich zeiven van woede was, de belofte afgelegd, dat zij morgen weêr aan 't werk zouden gaan. Een wijs oud mijnwerker gaf als zijn ge voelen te kennen, dat een stilstand van drie dagen wel voldoende zou zijn om de macht der Fluiters te breken en het onheil af te wenden. De dorpsstraat was dus weêr vol met leegloo- pers, die, als zij niet rookten of dronken, niets omhanden hadden, En het drinken was hier zoo erg niet als in „Engeland." (Voor de inwoners van dit graafschap is Cornwall alles, en al wat daar buiten ligt is „Engeland.") De mannen slenterden dien morgen, gelijk op de andere vrije dagen, met de handen in de zak ken rond. Het was nog wat vroeg voor d e Gouden P ij 1 en toen Andrew Float en Tomson bij hen kwamen met het bericht dat men Josiah Bell sedert den vorigen avond niet gezien had en hij den heelen nacht niet tehuis was geweest, terwijl zijne vrouw zich geen begrip kon maken waar hij was en eene roê voor hem in den pekel had gelegd, waren de mannen geheel oor. Een parig besloten zij naar Bell te gaan zoeken en zij begonnen er ook met ijver aan, want dat gaf hun iets te doen. Maar zij konden Bell niet vinden. Men door zocht de woningen der mijnwerkers, zonder er éen te maken met de volgende bepalingen, in acht te nemen bij de onteigening en afmaking van long- ziek of van longziekte verdacht rundvee „Bij longziek of van die ziekte verdacht rundvee worde niemand toegelaten dan zij die met de verzorging van dat vee belast zijn, of bij het onderzoek, de onteigening of afmaking diensten te verrichten hebben. De kleederen dier personen moeten, alvorens zij het erf verlaten, worden ontsmet volgens de voorschriften, vastgesteld bij koninklijk besluit van 4 December 1870 (Staats blad n°. 191), 3, bladzijde 5. „De waardeering van het vee dat onteigend moet worden en de afmaking moeten niet aan eigenaars, houders of hoeders van vee opgedragen worden. Tegen te hooge waardeering worde gewaakt; bij twijfel daaromtrent make de burgemeester gebruik van het recht hem bij de vierde alinea van art. 24 der wet van 20 Juli 1870 (Staatsblad n° 131) gegeven. Zoodra mogelijk na de onteigening worde het vee afgemaakt, longziek vee ter plaatse waar het afgezonderd staat, verdacht vee in den stal of op het erf waar het zich bevindt, en van de huid ontdaan. De borst- en buiksin gewanden (ook die van het verdachte vee) worden verbrand of begravende huid worde gedurende 24 uren in eene oplossing van carbolzuur gelegd. De plaats waar de afmaking heeft plaats gehad worde gereinigd. Eerst daarna worde de toegang tot de plaats, waar de overblijfselen van het vee zich bevinden, vrijgelaten, en het vleesch en de huiden verkocht. „Indien de eigenaar, houder of hoeder mocht weigeren de afmaking, slachting, alsmede den verkoop van het vleesch en de huiden op zijn erf toe te laten, worde hem aangezegd dat deze weigering toepassing der bepalingen van het koninklijk besluit van 3 October 1873 (Staatsblad n° 135) teu gevolge zal hebben gedurende drie „Zoodra mogelijk na de verkooping van het vleesch worden de stallen of andere gebouwen waar rundvee gestaan heeft, en besmette voorwerpen volgens de voorschriften in het eerst aangehaald besluit vermeld, ontsmet." - D Blijkens de Staats-courant van 21 en 22 dezer heeft de minister van binnenlandsche zaken, gelet op art. 1 van het koninklijk besluit van 3 Octo ber 1873 (Staatsblad n°. 135) en op zijne beschik kingen van 11 Juli, 1 September, 7 October, 14 November, 8 eu 18 December 1876, opgenomen in de Staatscourant van 12 Juli, 2 September, 8/9 October, 15 November en 9 en 19 December daar aanvolgende: bepaald dat, met ingang van 20 Januari, de artt. 1, 3, 4, 5, 6 en 7 van het aan gehaald koninklijk besluit niet langer van toepas- over te slaan, maar hij kwam niet voor den dag. Sedert hjj den vorigen avond bij de schemering de Gouden Pijl had verlaten, zooals de man nen getuigden die er toen geweest waren, konden, buiten zijne vrouw, slechts twee personen zich herinneren hem gezien te hebben: Blase Pellet en dominé Thomas Pine, de predikant van Trennach. Pellet, die in de schemering voor zijn vermaak aan zijne winkeldeur had gestaanhad Bell bij zijn terugkeer uit de herberg over de straat zien gaan en waargenomen dat hij tamelijk beschonken was. De predikant had Bell slechts weinige minuten later gezien en gesproken. De heer Pine, die de mannen dien morgen toe vallig op hun ontdekkingstocht ontmoette, vernam dat Bell vermist werd. Hij zorgde altijd op vriendschappelijken voet met de mijnwerkers te staan, onverschillig of zij tot zijne gemeente be hoorden, dan wel Wesleyanen waren. Hij bemoeide zich nooit met hunne leerstellingen, maar trachtte hen altijd door vriendelijke toespraak van het kwaad af te brengen. De Wesleyaansehe predikant was hem daar zeer dankbaar voor, want deze was kreupel en kon zich daardoor niet zoo goed roeren als hij zou gewenscht hebben. De heer Pine stichtte dan ook veel goeds, doch deze laatste historie van de Fluiters, en het daaruit voortge sproten leegloopen, was te machtig voor hem ge weest. In den laatsten tijd was zijne gezondheid verzwakt, (als gevolg van vele jaren hard werken zonder tussehenpoozen van rust. Dokter Raynor had hem nu gezegd, dat eenige maanden van

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1