120® Jaargang. N°. 16. 1877. Vrijdag 19 Januari. Telegraphische berichten. Dit blad versohijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiêni 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50] ihdere regel meer f 0,20. Groote l^r^ worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffits C°. te\®russel en Parijs. Middelburg, 18 Januari. ZFIETTIILILIETOlSr- EERSTE DEEL. het wachten op bell. Benoemingen en besluiten, Kunstnieuws. Marine en leger. MIDDELBIRGSCHE CRI ItWT. Door burgemeester en wethouders van Middelburg wordt het volgende bekend gemaakt: Rijks-Belastingen. De burgemeester van Middelburg, maakt bekend: dat bij bem ontvangen en aan dsn ontvanger der directe belastingen ter invordering is verzon den het door den provincialen inspecteur der di recte belastingen enz. te Middelburgden 13™ Januari 1877invorderbaar verklaarde kohier der grondbelasting op de gebouwde en ongebouwde eigendommen voor het dienstjaar 1877met uit- noodiging aan iederwien zulks aangaatom na bekomen kennisgeving van zijnen aanslagten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens dat de bezwaren welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden ingediend. Hiervan is heden afkondiging geschied, waar het behoort. Middelburg, den 16ea Januari 1877. De burgemeester voornoemd, (Get.) SCHORER. De bevolking der gemeente Zierikzee bedroeg op 31 December jl. 7617 zielen (3575 mannen en 4042 vrouwen) zijnde 163 minder dan ten vorigen jare. Deze aanzienlijke vermindering is veroor zaakt door vertrek naar elders. Er zijn in 1876 uit de gemeente naar elders vertrokken 577 per sonen, terwijl van elders zijn ingekomen 343. Het getal geborenen bedroeg 273, dat der overledenen 202. Blijkens mededeeling van den directeur van het postkantoor te Amsterdam zullen voortaan ook met den trein van den Rijnspoorweg, die te 4.30 van daar vertrekt, aangeteekende brievennaar Zeeland bestemd, worden verzonden. Dit is weer iets gewonnen; doch indien men ziet dat deze brieven dan reeds te 2.45 moeten zijn bezorgd, terwijl die voot den trein (sneltrein) van 3.5 nit Amsterdam, aldaar moeten bezorgd zijn te 1.55, dan kan men dit bezwaarlijk vlug noemen. Vooral op die uren van den dag, ware het wenschelijk dat men de uren van inlevering wat korter stelde bij den tijd van vertrek. De meeste plaatsen van Zeeland zouden daarbij winnen. De toestand van het oudste kind van den prins en de prinses von Wied is gelukkig verbeterd, zoodat bet gevaar voor de beide kinderen van het vorstelijk echtpaar thans als geweken be schouwd mag worden. Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood. Hoofdstuk IV. (Vervolg). „Dat is het!" riep deze met nadruk uit. „Waar was mijn hoofd, dat ik daar niet aan dacht? Spreek het nu maar niet tegen, Rosaline; gij hebt de Zeven Fluiters gehoord, en dat is ake lig genoeg." Wederom eene pauze en eene rilling, en daarop hief het meiBje haar krijtwit gelaat op. „Ja," sprak zij, „de Zeven Fluiters." Deze bekentenis bracht aan hare beide toehoor sters, ofschoon deze zelf het denkbeeld geopperd hadden, zulk een schok toe, dat zij sprakeloos bleven staan. „Vader heeft hen gehoord, dat weet ge," hernam zij met eene uitdrukking van ontzetting in hare oogen en op zulk een toon alsof zij ineen droom sprak. „Vader heeft hen gehoord en zij voor spellen kwaad." „Zij voorspellen den dood, zooals sommigen Door den burgemeester van Sehoondijke is eene verordening uitgevaardigd, gelastende het vastleggen of van muilkorven voorzien van alle honden in die gemeente gedurende een tijdvak van vier maanden, en zulks naar aanleiding van een geval van hondsdolheid, in de gemeente Yzen- dijke voorgekomen. Voor de verkiezing van een lid van den ge meenteraad te Rotterdam, leverden gisteren van de 3757 kiezers juist éen 'tiende, 375, hun bil jetten in. De twee kiesvereenigingeu, welke zich daar ten doel stellen „bet opwekken van het gemeente leven", hebben dus nog niet veel wil van hun pogen. Over den tegenspoed welke het Amsterdamsche Hf oordzeekanaal sedert het begin dezes jaars getroffen heeft, leest men in het Nieuws van den Dag het volgende „Weinig lezers van de berichten over de af- schuiving zullen vermoedendat er al heel weinig aan ontbroken heeft om de vaart weer tijdelijk af te sluiten door de aanzienlijke hoeveelheid zand, die door die afschuiving in het kanaal is gevallenen op ruim honderd duizend kubiek meter wordt geschat. „De afschuivingen strekken zich uit over ruim 1600 meter lengte, in verschillende vakken, waarbij er zijn waarvan het talud boven water tot vijf meter achter de schoeiing is weggevallen, en diepten van drie meter onder A. P. zijn gepeild. „Gelukkig dat al de afschuivingen bijna loodrecht zijn blijven staan, anders ware de vaart zeker ge= stremd geweest. Bij eene afsehuiving van zulke afmetingen valt op den bodem van het kanaal ongeveer zestig meter zand, voor eiken meter lengte die de afschuiving heeft. „Gelijkelijk verspreid, dan verhoogt die massa den bodem, die reeds tot 7.50 meter onder A. P. was uitgebaggerd, al dadelijk tot 5.75 meter onder A. P.; bijna de diepte die voor de beperkte vaart wordt gevorderd. „Vooral gelukkig, dat het kanaal niet open is voor schepen met grooten diepgang, want daar voor zoude de vaart nu gesloten zijn en zekér eenigen tijd gesloten moeten blijven, want hon derdduizend kubiek meter zand zijn niet zoo heel spoedig uitgebaggerd. Zekerheid, dat ook de vaart voor beperkten diepgang ongestremd zal blijven kan nog niet gegeven worden; zoodra gespuid wordt, is er heel veel kans dat vakken navallen, zooals dat gewoonlijk bij zulk soort van afschui vingen geschiedt." Een nauwkeurig onderzoek naar de oorzaken dezer afschuivingen en naar de middelen om die te zeggen," vulde vrouw Tomson aan, waarbij zij hare stem tot de gepaste laagte liet dalen. „Ja" herhaalde Rosaline, op weeklagende wijs „ja, zij voorspellen den dood. O moeder, moeder V Doch ofschoon juffrouw Bell, gelijk al haro buren, eenig geloof aan de Zeven Fluiters sloeg, want dergelijk bijgeloof is besmettelijk, was zij er toch de vrouw niet naar, om zich door vrees voor die Fluiters te laten overweldigen. Zij beschouwde die zaak meer als een rijk onderwerp voor gepraat en gebabbel, en vond het volstrekt nief goed, dat de mannen er zich van bedien den als een voorwendsel om te luieren. Ja, al had zij met eigen ooren de Fluiters gehoord, het zou haar niet erg aangedaan hebben. Natuur lijk was het, dat zij met de Fluiters niet bijzonder ingenomen was; zij wilde wel gelooven, dat zij in zekeren zin de voorboden van ongeluk waren, en de ongerustheid van haar man des Zondags avonds, toen hij te huis kwam na de geheimzin nige geluiden gehoord te hebben, had zich tot zekere hoogte aan haar zelve medegedeelddoch dat iemand zich zoodanig door de vrees daarvoor van zijn stuk kon laten brengen als nu het geval met Rosaline scheen te zijn, kwam haar als eene groote verdwaasdheid, eene onverklaarbare zaak voor. „Trek het u zoo verschrikkelijk niet aan, kind," sprak zij bestraffend. „Ge moet zoo kinderachtig niet zijn. Wees maar niet bangu w dood voor spellen zij niet. Ik zal wat van de erwtensoep opwarmener is nog iets over." Terwijl zij naar de achterkeuken ging om de voorkomen acht het Amsterdamsche blad dringend noodig. onderscheidingen. Toegekend een bronzen medaille en loffelijk getuigschrift aan do zeelieden J. J. Spits, S. K. Knop, E. de Beer en G. O. Bakker, als blijk van Zr. Ms. goedkeuring en tevredenheid wegens de redding op 30 December 1876 van twee personen, die met hun visschersvaartuig nabij Ter schelling in het ijs vastraakten; aan J. P. Meffert te Amsterdam, als blijk van Z". Ms. goedkeuring en tevredenheid wegens da redding van een in de slib in de nabijheid van den Oosterspoorweg aldaar wegzinkenden jongen op 18 November 1876; aan den luitenant ter zee 2e klasse H. O. Feith, de zilveren medaille en aan de matrozen 3e klasse J. J. E. Langkruis en P. Numan, voor ieder de bronzen medaille, wegens de redding van een over boord gevallen schepeling van Tj. M". stoomschip Citadel van Antwerpen, op 27 October 1876 ter reede van Pedir; en aan de matrozen 2e en 3S klasse A. J. Mook en J. Okkes, voor ieder mede de bronzen medaille wegens de redding van een over boord gevallen schepeling van genoemd stoomschip op 2 October 1876. leger. Op nonactiviteit gesteld, de kapitein R. K. Tuckermann, van het 6e regiment infanterie, in afwachting dat omtrent hem nader zal worden beschikt. Benoemd bij het personeel van den geneeskun digen dienst der landmacht in Nederlandsch Indie, tot officier van gezondheid 2a klasse dr. Wenzel Franz Krch, eervol ontslagen korvet-arts van de K. K. marine van Oostenrijk-Hongarije, Gedetacheerd voor den tijd van vijf jaren, bij het wapen der infanterie van het leger in Neder landsch Indiè' de 2e luitenant H. F. Barkhuysen van het 6e regiment infanterie. Naar wij vernemen, heeft de heer Mertens, componist van de „Liederik", eennieuwe Ylaamsche opera onderhanden. De stof is ditmaal ontleend aan de geschiedenis van den worstelstrijd tussehen Nederland en Spanje. Het buitengewoon succes, dat de heer Mertens met de „Liederik" hier te lande behaalde, heeft hem doen besluiten de eerste opvoering dier nieuwe opera iu Holland te doen plaats grijpen. Vaderland De luitenant ter zee 2° klasse A. C. van der Sande Laeoste, dienende aan boord van Zr. M". soep te halen, bleef Rosaline met het hoofd gebogen zitten, diep en benauwd ademhalend als iemand die te hard geloopen heeft. Vrouw Tomson stond, met de handen op haar geruit voorschoot gevouwen, naar haar te zien. „Waar omtrent hebt ge die Fluiters gehoord, Rosaline?" vroeg zij eindelijk. Er kwam geen antwoord op die vraag. „Zeker op de Kale Vlakte?" vervolgde de vrouw. „Was het dicht bij die aa/dhoopen rondom den Grondeloozen Put? De wind kan daar wonderlijk tussehenheen fluiten. Ik heb hem daar ook wel eens hooreu gieren, 't Is hij dien Grondeloozen Put wel wat beangstigend, als men er bij avond alleen langs moet gaan." Rosaline slaakte een gekerm, waaruit de diepste zielsangst sprak, juist toen juffrouw Bell van achteren terugkwam, en hoeveel meêlijden deze ook gevoelde, werd zij er toch hoos om. „Rosaline, dat moet uit zijn!" riep zij. „Uw vader komt zoo dadelijk te huis, en wat zal die wel zeggen? Ik kan u verzekeren, dat hij verre vau gemakkelijk was, toen hij uitging. Kom, wees verstandig!" „Vader heeft de Fluiters gehoord en die voorspellen den dood zei Rosaline huiverend, schier bij elk woord ophoudende. „Den uwen voorspellen zij niet, heb ik al gezegd," riep juffrouw Bell uit, die haa geduld begon te verliezen. „Denkt gij, dat iedereen dood gaat, die de Fluiters hoort? of iedereen er een ongeluk van krijgt?" wachtschip te Amsterdam, wordt met den laatsten dezer op nonaetiviteit gesteld en met den 1™ Februari daaraanvolgende vervangon door den luitenant ter zee 2en klasse J. Wentholt. eerste kamer. Bij de algemeene beschouwingen over destaats- begrooting werd heden een voorloopig debat over de schoolwet gevoerd. De heer Borsius betreurde de plaatsgegrepene vertraging in de indiening dier wet, welke de spil onzer binnenlandsche poli tiek van het oogenblik is. "Hij sprak zijne bezorgd heid uit of het hoofdbeginsel der tegenwoordige wet in het ontwerp wel gehandhaafd wordt en betoogde de wenschelijkheid om de zaak af te doen vóór de verkiezingen. Het door de regeering bewaarde stilzwijgen omtrent de beide laatste punten bij gelegenheid der schriftelijke gedach- tenwisseling over de begrootingnoemde hij hoog en kond. Hij voelde zich daardoor gedrongen om zijne verklaring te versterken dat de aanneming der begrooting voor hem niet de beteekenis heeft van vertrouwen in het kabinet. De minister van binnenl. zaken herinnerde dat de schoolwet na de afdoening der wet op het hoogër onderwijs zoo spoedig mogelijk is inge diend. Hij achtte de beraadslaging over de mé rites van het wetsontwerp thans ongrondwettig. Wat de afdoening betreftdeze hangt af van den loop der zaken bij de tweede kamer. Op aandrang der heereu Pincoffs en Borsius verklaarde de minister later nog dat hij instemt met de wenschelijkheid van afdoening van het wetsontwerp vóór de verkiezingen. De hoofdstukken II en III der staatsbegrooting werden daarna eenparig aangenomen. Bij het hoofdstuk justitie bespraken de heeren van Eysinga en Hein de regeling van het kerke lijk beheer der hervormde kerk; de heer van Bee- renbroek de zaak der processiën in Limburg; de heer Borsius het tarief vau schadeloosstelling voor getuigen. De minister handhaafde zijne verklaringen in de gewisselde stukken afgelegd en lichtte die nader toe. Na aanneming van dit hoofdstuk bracht de heer Hein, bij de behandeling van het hoofdstuk Bin- nenlandsche zaken, het verbod van het houden eener tooneelvoorstelling te 's Hertogenbosch ter sprake. De minister was niet bekend met de toedracht van zaken, maar zeide dat de bedoeling van art. 188 der gemeentewet was preventief toezicht op de pu blieke vermakelijkheden nit te oefenen. „Neen, neen," zei Nancy Tomson bevestigend, want Rosaline deed den mond niet open. „Voor éen die een ongeluk krijgt als hij de Fluiters gehoord heeft, loopen er tien vrij. Ik heb beel wat menschen gekend, die ze gehoord hadden, en aan niet éen is wat kwaads weêrvaren." „Ja, dat is ook zoo," zeï juffrouw Bell. Rosaline was niet te bewegen om de soep te proeven. Zij zou geen lepelvol door de keel kun nen krijgen, zeide zij. En daarna eene kaars op nemende ging zij naar hare kamer, naar bed, zooals hare moeder dacht. „Dat is het beste wat zij doen kan," zeï deze. „Hoe is het mogelijk, zich zóo door den schrik te laten bevangen!" Maar de arme Rosaline ging niet te bed en ontkleedde zich zelfs niet. Na hare schoenen te hebben uitgetrokken, om niet gehoord te wor den, begon zij het kleine kamertje op en neêr te loopenvan den eenen muur naar den anderen, in een angst zooals weinigen op aarde ooit ondervonden hebben. Zij doorleefde opnieuw de ontmoeting bij den Grondeloozen Pat en haar vreeselijken afloop, zij zag het bleeke opwaarts gekeerde gelaat waaruit de doodsangst sprak, zij hoorde den ijzingwekkenden wanhoopskreet van hem die in de peillooze diepte stortte en daar nu dood nederlag, en zij gevoelde zich alsof zij het zelve zou besterven. Het sloeg tien uren en vrouw Tomson (ont scheurde zich aan de warme en gastvrjje keuken, na zich nog verkwikt te hebben aan de erwtensoep

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1