N<V 14.
120® Jaargang.
1877.
Woensdag
17 Januari.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m, franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën t 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.; van 1—7 regels f 1,50;
iedere regel meer f 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffitb C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 16 Januari.
FEUILLETOIST.
op de kale vlakte.
het wachten op bell.
De zaak der Funek.
MIDDELBl
COL
Uit eona onlangs ons toegezonden mededeeling
omtrent de aan pokken lijdende en bezweken
personen te of in de omstreken van Veere, bleek
opnieuw hoe noodzakelijk het nog is het nut der
inenting aan te toonen. Daar ook in onze stad
thans weder enkele gevallen van pokken zich
voordoen, vinden wij zooveel te meer aanleiding
om aan de volgende statistiek eene plaats te
geven.
De inenting werd in Zweden algemeen ingevoerd
in het jaar 1801. Ziehier eene door de Zweedsche
regeering geleverde opgaaf van het getal sterfge
vallen aan pokkenwelke sedert ruim eene eeuw
in dat land voorkwamen.
Yan 1762 tot 1771 69,083 sterfgevallen.
1772 1781 50,919
1782 1791 47,589
1792 1801 44,184
1802 1811 14,898
1812 1821 3,309
1822 1831 4,162
1832 1841 8,386
1842 1851 3,970
1852 1861 4,175
1862 1871 8,999
In Engeland stierven in de vorige eeuw gemid
deld 70,000 mensehen jaarlijks aan pokken; thans
is dit cijfer teruggebracht tot ongeveer drie a vijf
duizend.
Wat het nut der her-inenting betreft, moet men
in het oog houden dat de inenting, tengevolge der
algemeene stofwisseling welke in het menschelijk
lichaam onophoudelijk plaats vindtna eenige
jaren hare kracht verliest.
Voorbeelden van bij naam bekende personen
aan te halen, waaruit blijkt hoe gevaarlijk het
verzuim is van zich niet bij tijds opnieuw te laten
inenten, is uit den aard der zaak moeilijk. Slechts
zelden krijgt men de daartoe noodige gegevens
bijeen. De Belgische bladen vermelden echter een
paar zulke gevallen. Het eene is van een agent
van politie, die bij eene heerschende epidemie
weigerde zich te onderwerpen aan de algemeene
verordening voor het politiepersoneel om zich te
laten revaccineeren. Hij was de eenige die aan
getast werd en stierf. Het andere voorbeeld is
dat van den burggraaf Conway, intendant van
de hofhouding des konings van België. Tijdens
het woeden der epidemie te Brussel in 1870 werd
het geheele personeel van het koninklijk paleis
opnieuw ingeënt. Ondanks den raad van ieder,
a
Is aar het Engelsch van mevrouw Henry Wood.
EERSTE DEEL.
Hoofdstuk III.
{Vervolg).
„Ik luister naar het weeklagen van alen geest,"
zeide zij, het hoofd, op zijde gewend alsof zij
luisterde, boven den gapenden kolk houdende.
Het was een allergevaarlijkst standpunt; een stap
onvoorzichtig te ver vooruit gedaan, het uitglijden
van den voet, kon een rampzalig ongeluk ten
gevolge hebhen, en Frank sloeg den arm om haar
middel, teneinde haar terug te houden.
Er verliep slechts een oogwenk en zij wisten
tenauwernood wat er gebeurde. Zij hoorden een
gebrul van woede, een plotseling in hunne nabij
heid gekomen persoon zwaaide een zwaren knup
pel boven hen in de lncht, en achteruitdeinzende
zag Rosaline haar vader. De oude Bell moest
zelf tusschen de aardhoopen op de wacht gelegen
hebben, om te bespieden wat er zou voorvallen.
De knuppel daalde met zijn volle gewicht op
Frank's schouder neêr. Er volgde eene korte
zelfs van den koning in persoon,- verkoos dé; heer
Conway zich niet aan de kunstbewerking tq onder
werpen. Hij was de eenige persoon van de ge
heele hofhouding die een slachtoffer der ziekte
werd en er aan overleed.
Na deze mededeelingen is misschien de herinne
ring nuttig dat het bureau voor inenting en her
inenting, opgericht in 1867 door den geneeskundigen
raad voor Zeeland, gelegenheid geeft tot des ver
kiezende kostelooze inenting en herinenting, ten
huize van een der leden van het bureau, zijnde
te Middelburg de heeren d". IJ Keijzer, J. C. de
Man en J. P. Berdenis van Berlekom, benevens
te Vlissingen dr. Hazenberg.
Met leedwezen vernemen wij dat het tweede
zoontje van den prins en de prinses von Wied,
een knaapje van drie jaren, Herman genaamd, gis
teren plotseling door longontsteking aangetast en na
eenige uren op bet buitenverblijf van Z. K. H. prins
Frederik, het huis „de Paauw", overleden is.
Het aanvankelijk door dezelfde ziekte aauge-
grepene jongste kind van het vorstelijke echtpaar
neemt in beterschap toe.
Een niet alledaagsch bewijs van belangstelling
en mildheid voor de publieke zaak werd dezer
dagen doornaar wij veronderstelleneen
onzer stadgenooten gegeven.
Aan den burgemeester van Middelburg is
namelijk eene som van ƒ500 bezorgd onder de
letters H. B.met bestemming diein overleg
met de wethouderste besteden voor de verbete
ring en den verderen aanleg der bolwerken en
singels alhier.
Onder de verfraaiingen welke met dit geld kun
nen aangebracht worden nemen wij de vrijheid
in overweging te geven het plaatsen van wat
meer banken op aangename plekken aan beide
zijden der vesten. Men vindt die nu slechts aan
den eenen kant en het model van sommige daarvan,
zonder leuningenlaat wel iets te wenschen
over. De schoone aanleg en de fraaie gezichts
punten onzer singels en bolwerken wekken zeer
dikwijls bij den wandelaar den wensch op naar
meer gelegenheden om op zijn gemak een oogenblik
uit te rusten.
De heer F. W. C. Blom, gedurende vele jaren
een werkzaam en achtenswaardig lid der tweede
kamer voor het kiesdistrict Rotterdam is gisteren
op 67jarigen leeftijd overleden.
Ook is te Rotterdam dezer dagen overleden de
heer Joseph Gravenals beeldhouwer gunstig be
kend wegens het door hem vervaardigde stand
beeld van Piet Hein te Delfshavende monumen-
worsteling en een duw; een gil van een wanhopig,
vallend man; een oogenblik het gezicht op een
opwaarts gewend gelaat, een krijschende gil van
ontzetting uit een vrouwenmond; een woord van
ijzingwekkenden angst uit den mond van baar
metgezeleen doffe slag als van een zwaar lichaam
dat op den grond neêrploft met een geluid dat
uit eene vervaarlijke diepte scheen op te komen,
en alles was voorbij. Frank Raynor en de onge
lukkige Rosaline waren alleen en stonden bij
elkander onder het koude maanlicht.
Hoofdstuk IV.
Het vuur in de keuken tegelijkertijd het
salon van juffrouw Bell wierp ziju rooden gloed
op het veelkleurige stukje tapijt voor den haard
en op de roode steenen van den vloer en verlichtte
de borden en schotels op de planken van het kastje
en de blauwe glazen met de hyacinten aan het
venster, voor 't welke nu de buitenluiken waren
gedaan. De zwaarlijvige juffrouw Bell, met wan
gen zoo rood als het vuur, zat weêr bij de ronde
tafel te breien, en aan de andere zijde van het
vuur zat eene buurvrouw met name Nancy Tomson,
eene rijzige, magere vrouw met vooruitstekende
tanden; een wipneus en een geruit voorschoot. Zij
was gekomen om een praatje te maken. Op de
tafel stond het avondeten brood en kaas
en eene kaars om aan te steken.
tale pomp op de Nieuwe Markt te Rotterdam en
wegens het aandeel dat hij genomen heeft in de
herstelling van verschillende kerkgebouwen.
Volgens de Arnhemsche eourant is bij de optre
ding van den tegenwoordigen minister van oor
log het besluit genomen om geen officier meer
tot vervulling der betrekking van secretaris-gene
raal van het departement van oorlog te kiezen.
Alle daaromtrent medegedeelde berichten zijn dus
als ongegrond te beschouwen.
Wij hadden ongelijk met een paar dagen geleden
te veronderstellen dat een „plaatsvervangende"
burgemeester van 's Hertogenboseh noodig zou
zijn om aan de extra-fijngevoelige zedelijkheid
der Bosschenaren recht te laten wedervaren.
De operette „Giroflé-Girofla" heeft het lot gedeeld
van „Pariser Leben" en is door den burgemeester
der hoofdstad van Noord-Brabant in persoon tot
niet-opvoering veroordeeld. De grappigheden, die
voor de bevolking onzer groote steden onschadelijk
worden geacht en dagelijks volle schouwburgzalen
trekken, mogen te 's Bosch niet vertoond worden
uit bezorgdheid voor de openbare zedelijkheid,
of uit vrees voor de partijwelke in ons klein-
Spanje de wet voorschrijft.
„Zoo i3 er dan éene gemeente in Nederland"
zoo roept de Noordbrabanter, die op het verbod
heeft aangedrongen, zegevierend uit „waar de
overheid den moed heeft om, binnen de grenzen
der wet, paal en perk te stellen aan de toomelooze
zedeloosheid van het hedendaagsch tooneel, die
schande der hedendaagsche beschaving."
De maatschappij tot bevordering van Land
bouw en veeteelt in Zeeland heeft voor het
eerst een eigen Jaarboekje doen samenstellen en
uitsluitend ten behoeve harer leden doen drukken.
Een aantal opgaven komen daarin voor, welke
niet alleen voor landbouwers, maar ook voor andere
bewoners van ons gewest van groot en practisch
belang zijn, zoo o. a. eene lijst van alle polder
besturen, besturen van waterkeeringen der oala-
miteuze polders en besturen van waterschappen
voor uitwatering, zoo volledig als wij ze nog ner
gens gedrukt aantroffen. Bovendien bevat het
Jaarboekje vele nuttige wenken en opstellen van
landbouwkundigen aard, over de werkzaamheden
op akker, moes- en bloemtuin en boomgaard, over
de veehouding, weerkundige opmerkingen enz.,
alsmede eenige herleidiugs- en andere tafels van
maten, gewichten en munten, welke men niet licht
elders in een zoo beknopt bestek bij elkander
vindt.
De uitvoering van den Almanak, in den
Het sloeg negen uren en juffrouw Bell keek op
alsof zij van dat geluid schrikte.
„Wie zou dat gedacht hebben?" zei de bezoek
ster, wier tong het laatste uur niet had stilge
staan, zoodat de tijd snol verloopen was. „Gaat
uwe klok niet vóór, juffrouw?"
„Neen," was het antwoord, „zij gaat gelijk met
de kerkklok."
„Nu, ik zou mij nooit verbeeld hebbeD, dat het
al negen was. Uw man en uw dochter komen
laat te huis. Ik sta verwonderd, dat zij zoo lang
wegblijven."
„Daar behoeft ge u niet over te verwonderen,"
antwoordde juffrouw Bell op een toon van afkeu
ring, die voor de afwezigen bedoeld was. Rosa
line is bij grootmoeder Sandon, die niemand anders
schijnt te hebben om bij haar te blijven. En wat
Bell betreft, die is weêr naar de Gouden Pijl."
„Ik dacht van u geboord te hebben, dat hij
teruggekomen was?"
„Dat was ook zoo en ik hoopte dat hij verder
te huis zou blijven. Maar hij bleef geen vijf mi
nuten; natuurlijk moest hij weêr weg. Eu hij
was al erger boven zijn bier dan ik hem in de
laatste drie jaren gezien heb."
Juffrouw Bell ging zoo driftig met hare brei
naalden te werk, dat het was alsof al hare boos
heid in hare vingers was gevaren. Hare bezoekster
Btevende weêr de volle zee der conversatie in, die
voornamelijk over dat belangwekkende voorval,
het gevecht tusschen Janes en zijne vrouw, ge-
loopen had. Te half tien legde juffrouw Bell haar
vorm van een zakboekje, met wit papier en pot
lood voorzien, is handig en net. De heer
G. A. Vorsterman van Oijen, die bij de samenstel
ling en bewerking ijverig behulpzaam is geweest,
heeft ook door dezen arbeid aan den landbouw
weder een dienst bewezen en het bestuur der
Maatschappij mag vertrouwen door deze gelukkig
uitgevoerde gedachte de belangstelling in den land
bouw en de ontwikkeling van hen, die dezen ge-
wichtigen tak van nijverheid beoefenen, opnieuw
eene schrede voorwaarts gebracht te hebben.
Gaarne voldoen wij aan het tot ons gericht ver
zoek om een woord te zeggen tot aanbeveling van
het blad „de Huisvrouw", weekblad voor dames,
onder hoofdredactie van mevr. C. van Amstel uit
gegeven wordende door de heeren Nijgh en van
Ditmar te Rotterdam. Een goed opgesteld, dege
lijk weekblad, door eene vrouw geschreven, voor
vrouwen, voldoet in ons land aan eene wezenlijke
behoefte. Een aantal onderwerpen zijn er, welke
aan de aandacht der opstellers onzer gewone dag
bladen ontsnappen en daarin eigenlijk ook niet
zouden thuis behooren. Wij althans zouden arti
kelen over „Scorbuut", over „kolen en knollen",
over „ansjovis, ansjovisboter, ansjovissla,ansjovis
saus, anchovy-toast", over het „conserveeren van
vleesch" enz. niet goed althans niet dikwijls
in onze kolommen durven opnemen. In „de Huis
vrouw" zijn ze echter, nevens opstellen over de
hoogere belangen der vrouwenwereld, geheel op
hunne plaats en het is daarom dat wij, om dege
lijker redenen dan de galanterie alleen, het week
blad van mevr. van Amstel opnieuw in de belang
stelling onzer dames en hunner ecbtgenooten,
vaders, broeders en vrienden, aanbevelen.
Over de eigenlijke toedracht van zaken met het
stoomschip Funchf dat den 14en Augustus jl. nabij
Vlissingen verbrand is, hebben in den laatsten
tijd zulke onzekere geruchten geloopen, dat het
ons niet ondoelmatig voorkomt te vermelden wat
door de Precurseur uit het door de rechtbank van
koophandel te Antwerpen gewezen vonnis mede
gedeeld wordt.
„Na den brand werd, door de reeders van het
stoomschip en de eigenaars der lading, van een
en ander afstand gedaan aan de assuradeurs, die
door tus'sehenkomst van den heer Ed. van Peborgh,
hun gewonen agent, alle maatregelen deden nemen
om zooveel als mogelijk was van schip en lading
te redden. Eenige ankerkettingen, ankers, sloepen
en een zeker gedeelte der lading werden op die
wijze in veiligheid gebracht. „„Toen dit afgeloopen
breiwerk neêr en stond op, want nu kon zij het
niet langer verkroppen.
„Waar kan Rosaline blijven? Zij is nooit zoo
lang uitgebleven, al was grootmoeder Sandon nog
zoo erg. Ik zal eens buiten kijken, of ik haar
niet zie komen."
Zij schoof den grendel van de deur en trok die
open, waardoor een stroom van het bleeke maan
licht binnenviel, bleek in vergelijking met den
rooden gloed van het vuur. Toen keek zij over
de Kale Vlakte nit in de richting naar Trennach,
en vrouw Tomson, die in alles belang stelde wat
afleiding kon verschaffen, kwam ook naderbij en
strekte haar langen hals over den schouder van
juffrouw Bell uit.
„Wat een heldere nacht!" sprak zij. „Maar
toch zie ik Diemand komen, juffrouw. Die drinkers
blijven altijd plakken."
Nancy Tomson, die, na zoo warm bij 't vuur
gezeten te. hebben, de buitenlucht wat koud vond,
ging daarop weêr binnen. Zij had geen baast om
te vertrekken. Haar eigen man behoorde tot de
plakkers en deze warme kamer was gezelliger dan
haar eigen vertrek. Juffrouw Bell wilde juist de
deur sluiten, toen een flauw geluid, als een ge
smoord gekerm, haar snel weêr deed uitzien en
verder naar buiten treden dan de vorige maal.
Daar zag zij tegen den muur aan den anderen
kant van het venster een donker voorwerp zitten,
waarin zij tot hare onbegrijpelijke verbazing bij
nauwkeurige beschouwing Rosaline herkende,
Rosaline, naar het scheen in den diepsten afgroud