Benoemingen en besluiten. 0 n d e r w ij s. Kerknieuws. Marine en leger. Kunstnieuws, hetgeen de tijd zal leeren. Wil men niettemin het verlangde nader onderzoek instellen, dan kan de commissie zich vereenigen met de vraagpunten, die in het Zierikzeesche adres zijn omschreven. De heer Plate toont het groote belang voor ons land aan bij de cultuur van meekrap, ook in het belang van uitvrachten voor de scheepvaart. In lang is de uitvoer van meekrap naar Amerika zoo groot niet geweest als in den laatsten tijd. Het is zeer goed mogelijk, dat die vraag gegrond is op de preferentie die men aldaar weder aan de meekrap begint te schenken. De heer Kerdijk (lid van de commissie) ontveinst niet dat hij weinig overhelt tot het instellen van het verlangde onderzoek. Hij is bevreesd voor officieele enquêtes over een onderwerp als dit, aangezien de conclusiën van zulk eene enquête de lieden soms verleidt om zich in eene richting voort te bewegen die de ware niet is. Alleen de handel kan hier oordeelen, want de handel is het die met bepaalde zekerheid weet of een artikel al dan niet rendeert. De meekrap is thans geheel verlaten. Het vleugje van de laatste dagen is weer uit. De landbouwers hebben niet een offi cieel rapport, maar de noteering van het artikel te raadplegen. Bovendien, de meekrap-cultuur vordert drie jaren eer aan oogsten te denken valt luidt nu de slotsom van het in te stellen onder zoek gunstig, dan zullen de landbouwers zich weer aan den arbeid begeven en na verloop van drie jaren wellicht groot nadeel te betreuren hebben. Spreker heeft zelf dertig jaren in het artikel ge werkt en kan op grond van alle door hem inge wonnen rapporten mededeelen, dat de kunst-aliza- rine overal wordt geprefereerd, omdat zij is goedkooper, beter en vaster van kleur dan de meekrap en de daarvan bereide alizarine. De rapporten van de consuls zullen geen nieuw licht over de zaak verspreiden. Spreker weet wel dat in Zeeland de meekrapcultuur door enkele land bouwers wordt aangehouden, maar die doen dat meer om hun volk gedurende den winter desnoods met verlies aan het werk te houden, dan wel uit vertrouwen in de toekomst van dat artikel. Er is nog een andere factor, namelijk die van de waarde van den grond. De grond is hier duurder dan elders, dan b. v. in de de omstreken van Napels, en toch heeft men ook aldaar de cultuur van meekrap opgegeven. Hij deinst er voor terug om in eene zaak als deze de consuls met hunne agenten te mengen, en vindt het beter dat men aan de zaken haren natuurlij keu loop late. De voorzitter merkt op dat er verschil van ge voelen blijkt te bestaan omtrent hetgeen in het antwoord aan den minister behoort voor te komen. Daar de zaak niet presseert, stelt hij voor haar tot de volgende vergadering aan te houden, ten einde wederzijds tijd van beraad te verwerven. Aldus wordt besloten. Over den wetenschappelijke» onderzoekings tocht naar Midden-Sumatra, waarvan de leden den 15ea dezer met het stoomschip Conrad naar Indië zullen vertrekken, werden in de jongste zitting van het Aardrijkskundig genootschap te Amsterdam belangrijke mededeelingen gedaan. De bijdragen zijn thans geklommen tot f 32.000; de onderneming werd niettemin in de voortdurende ondersteuning van alle belangstellenden aanbevolen, daar die steeds gewenscht bleef. Van de regee ring van de stoomvaartmaatschappijen en van een aantal andere ondernemingen ondervond men de meest gewenschte hulp. Het doel der expeditie kan omschreven worden in vier punten: 1° Terreinonderzoek, 2° onderzoek naar de productiviteit en den mineralen rijkdom van den bodem'3° een linguistisch en ethnographisch onderzoek en 4° een naturalisch historisch onder zoek. 'tWas een klein, foeileelijk manneke, ongunstig van voorkomen, met roodbruine oogen en borstelig rood haar. Toen hij Frank zag ging hij in den winkel terug, liep achter de toonbank om en gluurde .tusschen de gekleurde flesschen aan het venster door. „Waar zou hij nu naar komen kijken overlegde Blase bij zich zeiven. „Z ij kan nog niet op straat zijn! Wat ziet hij er van morgen weer trotsch uit, met zijne glanzige lokken en dien ring aan zijn vinger!" „Er staan er ten minste twintig voor de herberg, met het plan om er binnen te gaan," dacht Frank, met den blik op de voor de Gouden Pijl ver zamelde mijnwerkers gevestigd. „En er zijn er onder, die er den heelen dag niet meer uit zullen komen." Plotseling liet zich in Frank's nabijheid een geschreeuw hooreneen klein meisje, nog met een nachtmutsje op en een schortje voorgespeld, had haar evenwicht verloren en was op den grond ge vallen. Frank snelde het kind dadelijk te hulp. „Zoo! nu staan wij weêr op onze beenen, niet waar?" riep hij met zijn vriendelijke stem, terwijl hij het kind ophielp, dat hij een kus en vervol gens een halfstuiverstuk gaf, waarmee het dadelijk vol blijdschap naar bet naaste snoeptafeltje liep. Hier zag men Frank Eaynor in zijne volle kracht; hij had vele fouten, dat was niet tegen te spreken, maar hij was vol liefderijk gevoel voor jong en oud, rijk en arm. Hij ging nu naar binnen om deel te nemen aan Benoemd werd de luit. ter zee le kl. J. Schouw Santvoort, als kommandeerend officier der stoombarkas door de regeering ter wille der expe ditie gebouwd, tot kommandant der expeditie. Dr. J. F. Snelleman werd benoemd voor het zoölogisch en d*. D. D. Yeth voor het minera- logisch gedeelte, de opneming van bergterrein enz. De expeditie wordt administratief gesplitst in twee deelen, en wel le. voor rivier-onderzoek, 2". voor terrein-onderzoek. Voor het eerste wilde de heer Schouw Santvoort zich gaarne belasten met de leiding, voor de leiding van het andere zal worden benoemd, op voordracht van den gouver neur van Sumatra's westkust, de controleur bij het binnenlandsch bestuur op Sumatra, van Hasselt. In het December-nommer van het Album der Natuur heeft de hoogleeraar P. Harting een opstel geplaatst over lijkenverbranding, in ant woord op eene onlangs in het tijdschrift der Ver- eeniging voor lijkenverbranding opgenomen verkla ring van professor A. P. N. Franchimont en zeventien andere leeraren in de scheikunde, plantenkunde en physiologie. Men zal zich herinneren dat deze verklaring strekte tot wederlegging van het door prof. Harting geopperde bezwaar, dat door de lijkenverbranding eene aanmerkelijke hoeveelheid ammoniak verloren zou gaan, tot groote schade voor het leven van planten, dieren en menschën. Een kort overzicht van het antwoord van den heer Harting vinde hier zijne plaats. De heer Harting verklaart zich voor- noch tegen stander der lijkenverbranding op zichzelve. Hij is echter niet overtuigd dat hier te lande de be hoefte bestaat aan die wijze om.de overblijfselen opzer afgestorvenen op te ruimen, welke naar zjjne meening echter stuit op de onoverwinlijke voor- oordeelen van zeer velen, welke vooroordeelen de hoogleeraar niet deelt en zelfs beschouwt als grootendeels berustende op geheel onhoudbare gronden. Maar hij acht toch de bezwaren te.groot om door een rechtstreekschen aanval, als de lijkenverbranding, overwonnen te worden en heeft daarom voorgesteld om de begraafplaatsen uit de nabijheid onzer steden en dorpen te ver wijderen en eenige gedeelten onzer uitgestrekte heidevelden tot dat doel in te richten. Daar zullen de lijken niet alleen niet schaden, maar integendeel nut doen. Wat het ammoniak-argument betreft, geeft de heer Harting toe dat het verbranden van een betrekkelijk klein getal lijken, gelijk dat b. v. van alle leden der thans bestaande vereenigingen, vermoedelijk geen nadeeligen invloed op de organi sche wereld zou uitoefenen. Maar de zaak verandert van aanzien, wanneer men bedenkt dat alleen in Europa gedurende eene eeuw minstens 800 millioen menschen sterven. De feiten door den heer Franchimont aangevoerd, waren den hoogleeraar Harting bekend, hij zou daaraan zelfs nog een en ander kunnen toevoegen; doch in de waardeering dier feiten verschilt hij en hij gelooft dat indien zijne achttien tegenstan ders hunne ingenomenheid met de lijkenverbranding op zijde konden zetten, zij wat die waardeering betreft het met hem eens zouden zijn. Wij weten, zegt de heer Harting, dat er eenige wegen zijn langs welke de vrije stikstof tot de georganiseerde wereld kan terugkeeren; maar tevens weten wij met volkomen zekerheid dat die terugkeer uiterst langzaam geschiedt en dat zij slechts voor een klein gedeelte voorzien kan in de behoefte der planten aan de noodige, voor assimi latie geschikte stikstof. Deze stellingen worden door den schrijver aan getoond op scheikundige gronden, in welke wij hem niet volgen zullen, en daarna betoogt hij dat die wegen, langs welke de stikstof tot de georga niseerde wereld kan terugkeeren, bij geheele op heffing van het dierlijke leven op de aarde, ook het ontbijt dat aangericht was in een kamertje achter de mooiste zitkamer, die aan de andere zijde van den gang, tegenover de spreekkamer lag, en uitzicht op de straat had. Deze ontbijtkamer kwam aan een plaatsje uit, waarachter zich het opene land, met de mijnen en de woningen der mijnwerkers, uitstrekte. Deze lagen aan de rech terhand, als men van hier uitzag. Links had men de eenzame landstreek, die naar haar voorkomen de Kale Vlakte werd genoemd. Edina zat aan de ontbijttafel met den rug naar het venster en dokter Eaynor nam de plaats tegen over haar in. Frank had zich als naar gewoonte üi38chen hen beiden gezet, tegenover het vuur. „Als uwe koffie koud is, Frank, is het uwe eigene schuld," zet Edina, hem zijn kop over handigende. „Ik heb die ingeschonken toen papa binnenkwam." „'tis warm genoeg voor mij, Edina," was zijn antwoord. Hij was de minst zelfzuchtige, de minst verlekkerde, de spoedigst voldane der ster- veliugen. Al had hij het armzaligste maal ge kregen, hij zou er geen aanmerking op .gemaakt hebben. „Wat is dat jammer van die mannen," zei Edina tot Frank, want het praatje van de Zeven Fluiters was als een loopend vuur rondgegaan en reeds door de meid aan juffer Eaynor meege deeld „zij zullen er een voorwendsel in vinden, om twee of drie dagen te blijven doordrinken." „Natuurlijk," antwoordde Frank. „'t Schijnt eene belachelijke geschiedenis. Ik geheel verstopt zouden raken. Er bestaat nu reeds gebrek aan die voor het plantenleven onmisbare zelfstandigheid en daarin wordt voorzien door den voorraadwelke sedert duizenden jaren, toen de aarde nog minder bevolkt was, is opgelegd: door de guano-beddingen en dooif de ammoniak, welke uit de steenkolen getrokken en in de gasfabrieken als mest verkocht wordt. Naar gelang echter een grooter of kleiner gedeelte der in assimileerbaren toestand verkeerende stikstof weggenomen wordt, zal het verlies voor den plantengroei grooter of kleiner zijn. Bij lijken verbranding nu-wordt eene zekere hoe veelheid dadelijk assimileerbare stikstof vernietigd, terwijl die in het gunstigste geval eerst na een langen omweg misschien tot het organische rijk terugkeeren, maar al dien tijd geen deel aan den kringloop van het organische leven nemen en derhalve zoo lang nutteloos wezen zal. Op. dien grond is de hoogleeraar van gevoelen dat men, lettende op de behoeften der menschelijke maat schappij, niet anders dan bij hooge noodzakelijk heid de assimileerbare stikstof, zonder welke geen plant of dier leven kan, vernietigen mag. En daar dit bij de lij ken verbranding plaats heeft en de noodzakelijkheid daarvan naar zijn gevoelen niet bewezen is, blijft hij op wetenschappelijke gronden dewenschelijkheid der lijkenverbranding betwisten. leger. Benoemd bij het personeel der militaire administratie: a bij de militaire intendanten: tot ntendant 2e klasse, de onderintendanten le klasse P. van Harrevelt, toegevoegd aan den kommandant der 3e divisie infanterie, C. Thomas, toegevoegd aan den kommandant der le divisie infanterie, en W. F. Meyl, chef van het bureau militaire admi nistratie bij het departement van oorlogtot onderintendant lc klasse, de kapitein-kwartier meester J. E. Muller, van het 5e, en J. P. Koster, van het 1" regiment infanterietot onderintendant 2e klasse, de kapitein-kwartiermeester P. L. G. Doormanvan den staf der infanterie, werkzaam bij het departement van oorlog; wordende deze kapitein in zijne ancienneteit als zoodanig overge plaatst bij het personeel voornoemd, onder bepaling dat hij zal worden toegevoegd aan den waarne- menden hoofdintendant. b Bij het personeel der kwartiermeesters: tot majoor-kwartiermeester, de kapitein-kwartiermees ter J. J. D. H. Verschoor, van het le regiment vesting-artillerie, en J. A. C. Fleischacker, van het 2e reg. infanterie; tot kapitein-kwartiermeester le klasse, bij het 56 reg. infanterie, de onderin tendant 2e klasse S. C. Eijnbende, van het perso neel der militaire intendanten; tot kapitein-kwar tiermeester 2e klasse bij het 3e reg. vesting-artillerie, de le luitenant-kwartiermeestors P. J. Beausar, van het 4e reg. infanterietot leB luitenant kwartiermeester, bij het 2e reg. huzarende 2e luitenant-kwartiermeester W. J. J. C. de Eech- teren van Hemert, van het korpsen bij het 5e reg. infanterie, de 2e luitenant-kwartiermeester J. J. T. van der Eist van het korps. Overgeplaatst bij den staf der infanterie, met bestemming om werkzaam te zijn bij het departe ment van oorlog, de Ie luitenant-kwartiermeester B. C. Vermijne, van het reg. grenadiers en jagers. De gemeenteraad van Oost- en West-Souburg heeft in zijne vergadering van den 3en dezer maand tot hulponderwijzer bij de openbare lagere school benoemd den heer J. van den Ende, thans hulponderwijzer te Middelburg. Voor het vergelijkend examen als hoofdon derwijzer te St. Kruis, dat heden plaats zou zeï al aan papa, dat ik Josiah Bell voor verstan diger had aangezien. Misschien heeft hij gisteren avond meer gebruikt dan goed voor hem was en zich toen verbeeld die geluiden te hooren." „Neen, ik houd het er voor, dat hij ze inderdaad gehoord heeft," antwoordde de dokter. „Bell drinkt zelden zooveel, dat hij zijne zinnen niet machtig blijft. En een man van levendige ver beeldingskracht is hij zeker niet." „Maar gij, oom, kunt toch niet in ernst denken dat het iets beteekent?" zei Frank vragenderwijs. „Men kan zeer goed begrijpen dat zwermen vogels bij nacht over eene plaats vliegen, even goed als bij dag, en daarbij schreeuwen en geluiden maken. Maar dat die kreten ongeluk zouden voorspellen aan degenen, die ze hooren, is niet te begrijpen en niet te gelooven." De dokter knikte, terwijl hij lusteloos een ei at, want sedert eenigen tijd was de eetlust hem gaan ontbreken. „Ik zeg nog eens, oom, dat gij aan zulk een onzin niet kunt gelooven. De voorvallen, die ge mij hebt medegedeeld, moeten een toevallige samen loop van omstandigheden zijn geweest." „Dat heb ik reeds gezegd, Frank," antwoordde de dokter op zijn kalmen toon, die in den laatsten tijd van eenige matheid getuigde. „Maar als ge zoo oud zult zijn geworden als ik, zal de onder vinding u geleerd hebben, dat er op deze wereld sommige dingen zijn die men niet doorgronden kan. Wij moeten ze maar onaangeroerd laten. Ik heb u verklaard, dat ik zelf niet in het geloof hebben, heeft zich slechts óen sollicitant aange meld. Beroepen te Bruinisse de heerJ. Wisse, predikant te St. Laurens c. a. De minister van marine brengt ter kennis van artsen en geneeskundigen, hetzij gehuwd of onge huwd, die volgens art. 2 der wet van 1 Juni 1865 (Staatsbl. n° 59) bevoegd zijn tot uitoefening der geneeskunst in haren geheelen omvang, in het geheele rijk, dat er ook gedurende hetjaar 1877 gelegenheid bestaat om bij de zeemacht in dienst te treden als officier van gezondheid 28 klasse, voor den tijd van vier jaren, onder genot eener premie van f 6000. Zij, die den leeftijd van veertig jaren niet hebben overschreden, en geneigd mochten zijn, op de voormelde voorwaarden bij de marine in dienst te treden, wenden zich bij gezegeld adres tot het departement van marine. Wij herinneren onze lezers aan de uitvoering van het Zweedsehe Zangersquartetwelke morgen avond alhier plaats zal hebben. Het pro gramma omvat een twaalftal Zweedsehe volks- en andere liederen van Marschner, Eeisiger, Abt en andere met roem bekende lieder-componisten. Waar het vijftal zich sedert onze vorige aankon diging hooren liet, werden zij overal met toejui chingen ontvangen. De te Vlissingen te huis behoorende vischsloep „de Zeeuw", schipper D. Meijboom, is te Nieuwe- diep binnengeloopen. De eerste vangst is niet groot geweest, daar het aanhoudende ruwe weder het visschen verhinderde. De tweede serie van 100,000 pd. st. der leening, groot 500,000 pd. st., uitgeschreven door de Ned. Eijn-spoorwegmaatschappij, is volgens het U. D. ruim 16maal volteekend. Aan niet-aandeel- houders kan niets worden toegewezen, daar de bestaande aandeelhouders alleen reeds voor 14maal het bedrag inschreven. Donderdag heeft op Feijenoord de beproeving plaats gehad van de spoorwegbrug over het Mal- legat en van den metalen bovenbouw der beide poorten in den spoorwegdam tusschen het Mallegat en de Koningshaven. Dit werk heeft de meest gewenschte resultaten opgeleverd. In den loop dezer maand volgt de beproeving van den boven bouw der brug over de Maas en van den spoor weg tot aan de Binnenrotte. Aan den Leeuwenhoeksingel te Delft zijn in den laatsten tijd veelvnldige gevallen van typheuse koorts voorgekomen. Bij onderzoek is gebleken, dat die ziekte moet zijn ontstaan bij den melk- verkooper N. en zich vermoedelijk heeft verspreid door het verbruik van melk uit zijn winkel tijdens een ziektegeval, dat niet als febris typhoïdea schijnt te zijn beschouwd door den geneesheer, die den patient behandelde. De wethouder mr. J. Jansen te Eoermond heeft een klacht ingediend tegen het raadslid mr. K. Kornclis, officier van justitie, die hem onlangs in openbare raadszitting het woord „schoft" toevoegde. De directie van het Bureau Veritas deelt de volgende opgaaf van zeerampen mede over de maand November jl.: schepen vergaan: 75 Engel der mijnwerkers deel, maar tegelijk heb ik u mijne ervaringen meêgedeeld. Ik beoordeel het niet, maar ik kan het niet verklaren." „Wat zegt ge er van, Edina," vroeg Frank, zich lachend tot zijne nicht wendende; „willen wij van nacht ook eens naar do kale vlakte gaan, en zien of wij de Zeven Fluiters te hooren kunnen krijgen „Zoo iets gelukt nooit," antwoordde Edina„als wij op de Fluiters stonden te wachten, Frank, kunt ge zeker zijn, dat zij niet zouden komen." Hoofdstuk IL ROSALINE BELL. Frank Eaynor was zelf eenige jaren te voren tot dokter gepromoveerd. Hij was scherpzinnig, vriendelijk en oplettend, en bezat in hooge mate die innemendheid, die bij een geneesheer zooveel waard is. De patiënten van dokter Eaynor hiel den dan ook veel van hem, inzonderheid die van den meer gegoeden stand, die wat verder afwoon den, zoodat dokter Eaynor geen bezwaar maakte zijne dagelijksche visites dikwijls door Frank te laten waarnemen. Frank alleen vermoedde (en het was nog slechts een zeer los vermoeden) dat de taak zijn oom wat zwaar begon te vallen. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 2