N°. T.
120e Jaargang.
1877.
Dinsdag
9 Januari.
Dit blad versobij ut dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên i 20 Cent per regel,
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50]
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.'
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Lafpitb C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 8 Januari.
FEUILLETON.
EERSTE DEEL.
IUIDDËLBIJRGSC
COURANT.
Door burgemeester en wethouders van Middelburg
wordt het volgende bekend gemaakt:
Schuldvorderingen ten laste
der gemeente.
De burgemeester en wethouders van Middelburg
noodigen de ingezetenen, die eenige schuldvorde
ringen hebben ten laste der gemeente, over het
dienstjaar 1876 uit, om die met de noodige bewijs
stukken vóór of uiterlijk op den 15 Februari a.
in te zenden, ten kantore van den gemeente-ont
vanger
terwijl deze, bij niet nakoming daarvan, behou
dens de bepalingen bij art. 288 der gemeentewet,
zich zeiven zullen te wijten hebben, wanneer hun
later geene levering vanwege de gemeente meer
mocht worden opgedragen.
Middelburg, den 5 Januari 1877.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
(Get.) SCHORER.
De secretaris,
(Get.) G. N. DE STOPPELAAR.
De nieuwe ijzeren draaibrug ter vervanging
van de voormalige houten Dokbrug alhier,
welke volgens de voorwaarden van aanbesteding
reeds den 15en October des vorigen jaars gereed
had moeten zijn, is heden voorloopig voor
voetgangers in gebruik gesteld. De stoomboot
„de Eendracht" was het eerste schip, dat door het
verbreede en verdiepte vaargat voer, teneinde op
de werf der Commercie-Compagnie eenige herstel
ling te ondergaan.
Uit Veere ontvangen wij de volgende opgave^
tot aanvulling onzer vroegere berichten.
Stand der pokken-epidemie te Veere en omtrek
(gemeente Vrouwepolder)
Sedert 13 Nov. 11. tot op den 7 Januari 1877
aangetast 20, overleden 8 lijders.
Ongevaccineerden 13, en waarvan over
leden 8, hersteld 5.
In de jeugd gevaccineerd 5, waar
van onder behandeling 2, hersteld 3.
In dejeugd pokken gehad 2, waarvan
onder behandeling 1, hersteld 1.
Niet ten onrechte voegt onze berichtgever hierbij
„Deze welsprekende cijfers behoeven geen com
mentaar!"
Het Weekblad voor Zeeuwsch Vlaanderen 's Wes
telijk deel doet het volgende middel aan de hand
tot verbetering der postgemeensehap in een ge
deelte dier streek, dat wij overnemen teneinde
3.
Naar Tiet Engelsch van mevrouw Henry Wood.
Hoofdstuk I.
DE NACHTGELUIDEN.
Vervolg
„Niemand van ons, dokter," sprak hij, „zou
zich, na het gebeurde, vandaag naar beneden
durven wagen. Toen Bell van morgen bij de
schacht kwam, waar wij bijeen waren om er in
af te dalen, en ons vertelde dat de Zeven Fluiters
in den afgeloopen nacht over deze plaats waren
heengegaan, verschrikten wij er. allen van en wilde
niemand zich blootstellen. Ross raasde en tierde,
maar hij kon niet van ons gedaan krijgen dat wij
naar beneden gingen."
„Daar zal vandaag de Gouden Pijl zeker
wél bij varen," merkte de dokter aan.
„Ons leven is ons te lief, mijnheer," antwoordde
Float op verschoonenden toon, zonder de onder
stelling van den dokter te weêrleggen. „En ik
dank u vriendelijk voor uwe hulp, want nu doet
de wond mij minder pijn. Die brandwonden zijn
lastige dingen."
er de aandacht der bevoegde autoriteiten op te
vestigen.
„Indien de bode van Yzendijke op Philippine
hoogstens f uur omliep, en in plaats van over
den Kapitalen dam zijn weg over Biervliet nam,
dan werden de volgende voordeelen verkregen
„1° Yzendijke ware rechtstreeks met Biervliet
verbonden, waardoor de brieven 12 a 13 uur vroe
ger hunne bestemming zouden bereiken.
„2° Biervliet ware rechtstreeks met het Oostelijk
deel van ZeeuwschVlaanderen verbonden.
„3» Biervliet zon twee malen per dag met het
hoofdkantoor Breskens verbonden worden.
„4° Biervliet krijgt daardoor-ook eene betere
gemeenschap met België."
Onze Haagsche correspondent schrijft ons
het volgende
„Het aanvankelijk gunstig oordeel, door de libe
rale dagbladen in de eerste dagen na het bekend
worden van het wetsontwerp betrekkelijk het lager
onderwijs over dat voorstel geveldheeft mij, die
er u mijn zeer ongunstig oordeel reeds van gemeld
heb, evenmin verwonderd als de langzame over
komst tot mijne meening, waarvan reeds voortee
kenen en blijken te bespeuren zijn. De eerste
indruk kon wel niet anders dan gunstig zijn, om
dat bij den niet zelden gevaarlijken spoed van
de journalistiek en den prijzenswaardigon wensch
van elk dagblad om met zijn oordeel de eerste te
zijn, niet terstond een gezet en nauwkeurig on
derzoek van het pak stukken, waaruit de voor
dracht bestaat, mogelijk was en men dus veel
hechtte aan hetgeen er omtrent den liberalen geest
van het wetsontwerp was uitgelekt. Het eene
blad maakte snel een uiltreksel uit de vierentach
tigartikelen, waarbij alles wat maar liberaal scheen,
tot zelfs het verbieden van subsidien aan bijzon
dere scholen, alleen een schijnbaar liberaal be
ginsel, werd opgevischt en uitgestald, en daar
entegen van het verraderlijk artikel 16, dat naar
mijne zienswijze volstrekt onaanneemlijk is, met
geen woord werd gerept. Er was derhalve elke
aanleiding voor een overhaast en dus, noodwendig,
minder juist oordeel; doch de liberale bladen, die
niet dan na rijper beraad en nauwkeuriger onder
zoek met hun oordeel op het tapijt gekomen zijn,
erkennen thans reeds dat het ontwerp nevens ver
beteringen eenige voor den liberaal volstrekt on-
aanneemlijke bepalingen bevat.
„Dat hier en daar het voorgestelde beter is dan
de wet van 1857, ontken ik niet, doch al die ver
beteringen kunnen het onaanneemlijke niet over-
heerschen en, daar dit laatste juist het grondbe
ginsel van de wet raakt, waaromtrent de heer
Heemskerk wel niet tot transigeeren zal te bewe
gen zijn, blijft er niets anders over dan verwerping
„Yooral wanneer zij niet goed behandeld wor
den. Uw broeder had het zoover niet moeten
laten komen."
„Ja, ziet ge, dokter, soms was hij dagen lang
bedlegerig en dan wilde ik hem niet lastig vallen,
en de jonge Pellet schijnt er niet veel verstand
van te hebben."
„Ge hadt er meê bij mij moeten komen. Hoe
gaat het van daag met uwe vrouw, Bell?"
„Als naar gewoonte," antwoordde Bell norsch.
„Als zij erger is, dan is het de schuld van de
Zeven Fluiters, want daarvan wil zij niet hooren
spreken."
„Waarom hebt ge 'thaar dan verteld?"
„Kon ik zoo iets achterhouden, dokter vroeg
hij, zijn koelen blik riïet eene soort van verwon
dering opslaande, „'t Is een onheilspellend voor
teeken en men moet er zich tegen in acht nemen,
dat wil zeggen, voor zooveel men dat kan."
„Heeft hare ziekte zich weer verheven
„Wat dat betreft, zij gevoelt zich altijd ziek.
Als ik u was, dokter, zou ik haar iets ingeven,
dat haar wezenlijk eens ziek maakte dan zou
dat misschien overgaan."
„Ja, Bell, wij denken allen dat wij een ander
mans zaken het best kennen," antwoordde de
dokter met een zweem van een lachje. „Float,"
zei hij, toen de beide mannen op het punt van
vertrekken stonden, „ga van daag niet aan
't drinken, want dat zou voor uw arm niet
goed zijn."
„Ik beloof u, mynheer, dat ik matig zal zijn,"
van het voorstel. Gevaar loopen hiermede de
voorstanders van een krachtig ingericht volks
onderwijs niet, want zoodra een waarlijk liberaal
en krachtig ministerie optreedt, zullen ze een
wetsontwerp in den trant van het voorstel-Moens
kunnen verkrijgen, dat juist op die punten waar
de heer Heemskerk in zijn voorstel, schoorvoetend
en mondjesmaat eenige verbeteringen afstaat,
flinke stappen tot verbetering van den toestand
doet. Grootere verbetering van het lot der onder
wijzers, meer afdoende samenstelling van het
onderwijzend personeel, ziedaar wat de afstemming
van dit wetsontwerp, misschien met meer en beter
nog, ons stellig belooft, en wat wij voor een wei
nig geduld, hoogstens voor een paar jaren wach-
tens, kunnen koopen.
„Dat het tweede lid van artikel 16, dat de be
oordeeling der behoefte aan openbaar lager onder
wijs in elke gemeente afhankelijk stelt van de
vraag of het bijzonder onderwijs, d. i. de kerke
lijke sectescholen, daarin voorziet, inderdaad een
hoofdbeginsel der wet uitmaakt, blijkt niet alleen
uit het behendig wegmoffelen van deze alinea te
midden van onveranderd gelaten bepalingen der
wet van 1857, maar nit de memorie van toelich
ting zelve, waarin uitdrukkelijk gezegd wordt:
„het bijzonder onderwijs worde niet als tegenstan
der maar als bondgenoot [van het openbare na
tuurlijk] in de bestrijding van onkunde en onbe
schaafdheid beschouwd." Het kerkelijk onderwijs,
eenmaal van dit standpunt bezienkan dan
ook zeer goed regel worden en het openbaar
neutraal onderwijs slechts uitzondering; op dien
weg nu drijft ons het wetsontwerp. Maar hoe
rijmt men nu daarmede weder het zeggen: „de
eisch om uit openbare kassen offers te brengen
teneinde de mededinging der bijzondere scho
len te steunen, is noch billy k noch grondwet
tig." Een bondgenoot moet men ondersteunen,
zeg ik; maar een bondgenoot is geen mede
dinger. Zelfs voor den als zoo scherpzinnig en
helder geroemden heer Heemskerk is dns de be
gripsverwarring in zake het volksonderwijs niet
weggenomeneene begripsverwarring waarover
zooveel te zeggen is, dat ik daarvoor later het
woord nog wel eens denk te vragen.
„Ik hoop hiertoe den tijd te zullen hebben, want
niets zou ik minder wenschelijk achten dan het
overhaast in behandeling nemen van het wetsont
werp, gelijk sommigen verlangen. Wanneer ik
der centrale afdeeling van de tweede kamer een
raad te geven had, dan zon het deze zijnstel
noch dit wetsontwerp noch de belastingwetten
van den heer van der Heim bovenaan op de
agenda, maar begin na het reces aan de kleine,
noem ze de administratieve, wetjes die er nog
liggen, en breng dan het wetsontwerp betrekkelijk
de rechtbanken van den minister van Lijnden in
antwoordde Float, achteruit buigende, „'k Zal
hieraan denken," zet hij, met den vinger op zijn
zwachtel wijzende.
,,'kDenk dat de Gouden Pijl hem van daag
genoeg zal zien, in weerwil van uwe waarschu
wing, oom," zei Frank toen zij weg waren. „Hoe
zonderling en grauw ziet Bell er uit; hebt ge daar
wel op gelet?"
„Jawel."
„Hij ziot er nit als iemand, die een zwaren
zielsschok heeft ondergaanzeker hebben de Zeven
Fluiters hem dat aangedaan. Ik had nooit ge
dacht, dat Bell zoo dom was."
„Ik hoop, dat het alleen die schok is, die het
hem gedaan heeft," merkte de dokter aan.
„Wat gedaan?" vroeg Frank.
„Zijn gezicht die ongewone kleur gegeven." -
Frank zag zijn oom aan, alsof hij hem niet goed
begreep, maar de dokter zei niets verder.
De deur ging open, eene jonge dame keek naar
binnen, en ziende dat er geen vreemden waren,
kwam zij de kamer in.
„Papa, weet gij wel hoe laat het is vroeg zij.
„Het ontbijt staat al lang te wachten."
Hare stem was zacht en zoet, eene stem die op
den hoorder den indruk maakte, dat zij, aan wie
die behoorde, smart gekend had. Zij was het
eenige kind van den dokter. Haar eene jonge
dame te noemen was bij manier van spreken, want
zij had de dertig reeds achter den rug. Zij was
altijd een kalm, zachtzinnig meisje geweest, met
eene goede dosis gezond verstand en practisch
behandeling. Deze qnaestie moet met dit mi
nisterie worden afgedaan; de kamer is dat ver
plicht vooreerst aan den heer van Lijnden zeiven,
maar niet minder aan de natie. Belastingplannen
behandelen en afstemmen kan ze bij elk kabinet;
maar de ondervinding heeft geleerd dat een mi
nister van justitie, die eene meerderheid voor
organieke voorstellen weet te verwerven, een witte
raaf is; dien zeldzamen vogel moet de tweede
kamer zich niet roekeloos laten ontvliegen."
De Staats courant van 7 en 8 dezer bevat de
wet van den 18sa December 1876, Staatsbl. n° 251,
tot wijziging en verhooging van hoofdstuk VII&
der staatsbegrooting voor het dienstjaar 1875.
In de Staats courant van 7 en 8 dezer is opge
nomen het aan den minister van binnenland-
sche zaken uitgebracht rapport der commissie,
benoemd bij de beschikkingen van den minister
van binnenlandsche zaken van 28 September en
17 October 1876, tot het afnemen van het examen
voor landmeter, overeenkomstig de koninklijke
besluiten van 20 Juli 1865 (Staatsbl. n° 87) en
24 Januari 1866, n° 92 Indisch (Staatsbl. n° 46.)
Over de meekrap-cultuur had Vrijdag in de
kamer van koophandel te Rotterdam eene discussie
plaats, naar aanleiding van een verzoek der kamer
van koophandel te Zierikzee aan den minister van
binnenlandsche zaken, om een onderzoek te doen
instellen omtrent de verhouding van de meekrap
tegenover de kunst-alizarine. Wij ontleenen aan
de N. Rott. Ct. daarover het volgend verslag.
Eene commissie uit de Rotterdamsche kamer
heeft over het adres rapport uitgebracht. Daaruit
blijkt dat volgens het oordeel dezer commissie het
verlangde onderzoek geen nieuw licht over de
zaak verspreiden zal. Het is genoeg hekend dat
de meekrap en de alizarine door de kunst-alizarine
verdrongen is. De prijzen van het artikel zijn
dermate gedaald, dat de cultuur voor den land
bouw niet meer winstgevend is. Het gebruik van
meekrap strekt zich nog slechts tot beperkt ge
bied nitbijna alleen voor wollen stoffen wordt
zij nog gebezigd. Het is waar dat enkele fabrie
ken van kunst-alizarine te gronde zijn gegaan,
maar vele andere verkeeren in een bloeienden
toestand. Er was in den laatsten tijd eene stijging
van den prijs van meekrap te bespeuren, maar
zij was van korten duur en levert geen grond op
om er eene voor bet artikel gunstige gevolgtrek
king aan vast te knoopen. De rapporten die men
van de consuls zal ontvangen, zullen uit den aard
der zaak tegenstrijdig wezen. Men zal van zelf
tot de slotsom komen om de cultuur van meekrap
op kleine schaal aan te houden, in afwachting van
inzicht. Haar bleek gelaat, eerder leelijk dan mooi
te noemen, maakte door zijne uitdrukking van
oprechtheid en door de opene, trouwe, eerlijke,
donkere oogen een aangenamen indruk. Het
donkerbruine haar was eenvoudig opgemaakt. Zij
had eene middelbare gestalte en bevallige vormen,
en droeg dezen morgen een violet merinos kleedje,
met door haar zelve geborduurde kraag en man
chetten.
Aldus deed Edina Raynor zich voor.
„Gij kunt de koffie wel inschenken, liefje; wij
komen dadelijk," zeï haar vader.
Edina verdween en de dokter volgde haar bijna
onmiddellijk. Frank vertoefde nog eenige oogen-
blikken om zijne recepten af te maken. Daarna
sloeg hij zijne overhemdsmouwen neêr, die hij voor
het werk omgeslagen had, bracht verder zijn
toilet wat in orde en verliet ook de spreekkamer,
die, gelijk wij gezien hebben, tegelijk de apotheek
was. De zon scheen door de open deur in het
voorhuis, en alsof hij zich een oogenblik aan hare
volle stralen verkwikken of een beter overzicht
van de straat en de rondslenterende mijnwerkers
nemen wilde, stapte hij naar buiten. De mannen
stonden meerehdeels in groepen te praten, zonder
iets uit te voeren, met de handen in den zak, en
enkelen rookten eene pijp. Een weinig links af,
aan den overkant der straat, lag de druk bezochte
herberg de Gouden Pijl, die dezen dag blijk
baar het groote punt van aantrekking zou wezen.
Blase Pellet stond aan de deur van zjjn winkel,
met de handen over zijn wit voorschoot wrijvende.