Telegraphische berichten.
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r w ij s.
Kerknieuws.
Landbouw.
Marine en leger.
Ko I o n i n.
is, dezer dagen in een vertrouwelijk gesprek
met lord Salisbury op diens voorslagen geant
woord heeft: „Men heeft eerst onzen rok van
ons geeischt en wij hebben dien gegevenver
volgens heeft men ons hemd gevraagd en ook
dat hebben wij uitgetrokken; maar wanneer
men nu ook nog ons leven van ons vergt, dan
is ons antwoordkom en zie dat ge het krijgt."
Ziedaar waarom wij ondanks alle vredestelegram-
men den toestand niet vertrouwen. Ook niet
omdat, indien op den thans voorgeslagen voet
eene schikking tot stand mocht komen, de toe
komst ons niettemin van bloedige botsingen
zwanger zou blijven schijnen.
Vermelden wij nog, weder volledigheids
halve, dat de Porte, teneinde het in vrij
zinnigheid van al hare toeziende voogden, in
't bijzonder van 't autocratische Ruslandte
winnen, voor al hare onderdanen eene grond
wet, naar volmaakt constitutioneel en parle
mentair model, heeftafgekondigd. Aan den
ernst van dit geval gelooft echter geen ster
veling.
i
In de Goesche courant vinden wij weder de
volgende lijdensgeschiedenis van een reiziger, die
op nieuwjaarsdag het waagstuk ondernam van per
spoor van Goes naar Middelburg te willen reizen:
„Op den bepaalden tijd, 10.41 des morgens,
waren wij met een paar medereizigers in de wacht
kamer. Niet éen der reizigers was, bij den hevigen
stormdie er woeizoo onbillijk te eischen dat
de trein op zijn tijd zou aankomen. Met geduld
bleef men dan ook wachtentotdat te halt twaalf
uur daaraan een einde werd gemaakt. Het instap
pen ging spoedig, evenals het kaartjes knippen.
De portieren werden gesloten de bel werd ge
luid maar van fluiten noch vooruitgaan was
sprake. Een der passagiers vroeg aan den con
ducteur waarom men niet vertrok, en weer klonk
het antwoord: „De machinist heeft geen stoom,
hij moet eerst wat stoom makenwij gaan dade
lijk weg." Voor zulk een argument moet men op
de Zeeuwsche lijn ootmoedig buigen.
„Kuim kwart vóór twaalf uren scheen de machi
nist met die stoommakerij gereed te zijn: hij liet
de locomotief fluiten; met groote haast liepen de
conducteurs naar hun postmaar minder gehaast
stelde de trein zich in beweging. Na een half
uur sporens bereikten wij 's Heer Arendskerke,
waarvoor in gewone omstandigheden 8 minuten
gevorderd wordt; de baanwachters stonden met
lachende gezichten ons aan te starenen hadden
dus nog schik in ons ongeluk. Te 's Heer Arends
kerke werden wij nóg eenigen tijd vastgehouden.
„De machine deugde niet meerin Goes had
men getelegrapheerd om een andere locomotief,
die te 's-Heer Arendskerke ons zou komen afhalen.
Met groote vreugde werd die helpster uit den
nood door ons begroet, en haar viel het voorrecht
te beurt ons te een uur aan het station Middel
burg te brengen, waar we eigenlijk te 11,25 hadden
moeten zijn. Ons dunkt, wij hadden geen reden
tot klagen dat wij voor ons geld niet lang ge
noeg gereden hadden."
De Staats-courant van heden bevat de wet van
den 18en December 1876, Staatsblad n°. 247, hou
dende vaststelling der begrooting van uitgaven
voor de algemeene landsdrukkerij over het dienst
jaar 1877en die van dezelfde dagteekening,
Staatsbl. n°. 252 tot regeling der ontvangsten en
uitgaven van het pensioenfonds voor burgerlijke
ambtenaren over het jaar 1877.
Frits en Louise stonden op. Stroomen van dank
vloeiden over hunne lippen, maar meer nog dan
hunne lippen loofden hunne harten de bewerkster
van hun geluk. Uit het gelaat der gravin van
Montfort sprak de triomf der verborgen, zelfver
loochening. „Baron Rehlingen," sprak zij, „ik heb
u niets meer te zeggen, doch vergeet niet in deze
ure des geluks Louise den ring te overhandigen
waaraan de laatste groet en de laatste zegen van
den vader, die in uwe armen stierf, verbonden is.
Deze zegen blijve u drieën bij, en daarmede de
zegen van den almaehtigen Vader des hemels en
der aarde! Mijne zegenbeden, de zegenbeden van
eene zwakke vrouw, zullen u altijd vergezellen.
Mij heeft het lot den plicht opgelegd de verlorenen
te zoeken en de gescheidenen te vereenigen. Ik
vervul dien plicht. Legt beiden uwe handen in
mijne rechterhand. Ik heb ze: zoo is het goed,
en," liet zij er met zachtere stem op volgen, „wat
nog meer is: zoo is het beter!"
Den volgenden voormiddag waren al de stifts
dames met het lang verborgen geheim bekend.
Op den middag kwamen zij alle in Louise's
vertrek, wenschten de nieuw ontdekte barones en
haar bruidegom geluk en verstikten Roosje, wier
nachtelijk heldenstuk zij thans eerst vernamen,
bijna onder hare omhelzingen en kussen. Sidonie
verliet Roosje's zijde zelden meer. „Wij kunnen
niet lang meer bij elkander blijven," sprak zij
„en ik heb dat merkwaardige kind zoo lief."
Aan oom den landkommandeur te Allershausen
v- aan den heer Volland te Ravensburg werden
Men schrijft ons uit Rotterdam:
„Reeds een paar malen heeft men in de dag
bladen berichten de ronde zien maken, die den
geprojecteerden spoorweg RotterdamMunster be
treffen, den spoorweg van Rotterdam in de richting
naar Kamschatka, zooals de heer Stieltjes hem
veel eigenaardiger in zijn Gid3-artikel noemde.
Eerst heette het,dat men op het punt stond een
aanvang te maken met het aanleggen van dien
spoorweg, ofschoon juist op dat oogenblik de
ondernemingen van den heer Philippart, den man
van dezen spoorweg, bezig waren ineen te storten.
Thans weder, nu iedereen weet hoe het in België
met de zaken van dien heer geschapen staat, is
het bericht in de wereld gezonden dat de Com
pagnie des bassins houillers hare rechten en ver
plichtingen ter zake van de RotterdamMunster-
sche spoorwegmaatschappij heeft overgedragen
aan eene finaDeieele instelling te Parijs. Dit
bericht heeft de blijkbare strekking om te doen
gelooven, dat het plan dezer maatschappij nog
kans heeft op verwezenlijking.
„Met welke bedoelingen men deze berichten
verspreidt, weten wij niet; maar zooveel is zeker,
dat men wel zal doen ze niet met te groot ver
trouwen aan te nemen. Wanneer men den naam
noemde van de financieele instelling te Parijs, aan
welke de Compagnie des bassins hare rechten en
verplichtingen heeft overgedragen, dan zou mis
schien big ken, dat die instelling in even nauwe
betrekking staat tot den heer Philippart als de
compagnie, zoodat met die overdracht de kans op
het tot stand komen van onzen Munsterschen spoor
weg volstrekt niet verbeterd is. De onteigeningswet
RotterdamHouten zal vooreerst nog wel niet
uitgevoerd worden.
„De man, die te Antwerpen gearresteerd is als
verdacht van de welbekende oplichterij te Breda
te hebben bedreven, is hier ter stede, zooals men
het noemt, bekend als de bonte hond. Zoodra
men het geval te Breda hier uit de dagbladen
vernam, werd hij algemeen als de schuldige aan
gewezen. Niemand anders als Schoorl zoo
hoorde men van alle kanten is tot zoo iets
bekwaam. Schoorl heeft als derde stuurman voor
de maatschappij Nederland gevaren: vandaar zijne
bekendheid met de zaken dier maatschappij, die
hem te Breda zoo goed te stade kwam. Omstreeks
den tijd, dat de oplichterij te Breda had plaats
gehad, werd hij hier weder gezien. Is al wat
men hier van vele kanten hoort vertellen over de
middelen, die Schoorl heeft weten te gebruiken
om aan geld te komen, waar (en het zijn overal
de slachtoffers, van wie men die verhalen hoort),
dan heeft de man een zeldzaam talent van oplich
ten, eene vindingrijkheid in dit genre, die misschien
zonder voorbeeld is; ja dan is hij in zijne soort
een genie. Men mag er zich op voorbereiden,
dat bij de behandeling zijner zaak voor den rech
ter hoogst merkwaardige dingen voor den dag
zullen komen."
Bij de oprichting van het gedenkteeken te
Heiligerlee heeft de Nederlandsche (in ongun-
stigen zinzuinigheid weder de wijsheid bedro
gen. Men heeft het door den Antwerpschen beeld
houwer Geefs te Antwerpen laten vervaardigen
uit eene steensoortwaartegen de hoogleeraar
Strackó te Amsterdam herhaaldelijk gewaarschuwd
had en uit welke deze geweigerd had de
Alkmaarsche „Victorie" te houwen. Het gevolg
is dat het schoone beeldhouwwerk te Heiligerlee
bezig is af te brokkelen en te smelten alsof het
van koekbakkersdeeg is gemaakt en dat men op
de staatsbegrooting voor 1877 een post voor her
stelling heeft moeten uittrekken groot f 4505dat
is meer dan de helft van hetgeen het stuk oor
spronkelijk gekost heeft. Lang zal het opgelapte
ding het zeker niet houden en dat is maar goed
ook, want de nagedachtenis van den dapperen
boden gezonden. Louise's koffers werden ontpakt
en wat aan de daarin voorhandene deftige kleeding-
stukken ontbrak, werd door ervaren handen her
steld. Een goudsmid kwam uit Ravensburg met
de familie-kleinodiën, om die volgens de aanwij
zingen der eigenares naar den nieuweren smaak
te veranderen, en intusschen knipten en werkten
twee naaisters onder toezicht van dame Korporell
en niet zonder tusschenkomende bemoeinissen van
Sidonie aan de nieuwe garderobe voor Roosje, die
van een boerenmeisje in een klein baronesje her
schapen moest worden. Frits van Rehlingen had
zich eerst naar Weenen en vervolgens naar zijne
goederen begeven, om op beide plaatsen alles tot
ontvangst van zijne jonger gemalin in gereedheid
te laten brengen.
In 't midden van Juli was hij terug en de mor
gen van den trouwdag brak aan. De abdis en al
hare dames, de landkommandenr, de heer Volland
in zijn donkergroenen j zijden rok en rijk gebor
duurd vest omringden het trouwaltaar, waar ook
Burkhart, de oude boschwachter van Brakenhofen,
niet ontbrak, in hetzelfde jagers staatsiecostuum
waarin hij het strenge verhoor der abdis onder
gaan had. De proost van het oude stift Wein-
garten bij Ravensburgdezelfde vriendelijke gees
telijke die met den heer Volland in de bosch-
wachterswoning was gekomen om Roosje te doo-
penzegende het huwelijk in want hij was een
vriend der jeugd van Louise's bij Hochstadt ge
vallen vader. De stiftspastoor Benignus, die in
dertijd onder Roosje's welgegrond protest de
Adolf van Nassaudie men zoekt te vereerenj
leeft op waardiger wijze in de herinnering van
ieder die onze geschiedenis kent, dan door zulk
een monument van schrielheid en bekrompenheid
op de plek waar hij zijn leven liet.
belastingen. Benoemd jhr. A. von Bülow, thans
controleur der directe belastingen, in- en uitgaande
rechten en accijnsen te Kampen, tot controleur der
zelfde middelen te Leiden, en A. J. H. van den
Bosch, thans ontvanger der directe belastingen en
accijnsen te Naarden c. tot ontvanger derzelfde
te Wormerveer c. a.
leger. Benoemd bij het wapen der cavalerie:
bij het 3e regiment huzaren, tot lm luitenant, de
2S luitenant L. Bolle, van het korps; bij het 4e
reg. huzaren, tot ritmeester 2e klasse, de le luite
nant jhr. C. Janssens, van het 2C reg. huzaren.
Benoemd bij het wapen der artillerie: tot 1"
luitenant, de 2e luitenants H. B. Gosler en A. A.
van den Bosch, van het wapen, beiden op nonac
tiviteit; bij het le reg. vesting-artilllerie, tot
kapitein 2e klasse, de le luitenant F. L. W. Beije-
rinck, van het 3e reg. vesting-artillerie; bij het
2e reg. vesting-artillerie, tot leo luitenant, de 2e
luitenant F. A. Hoefer, van het korps.
De heer C. Snijder, hoofdonderwijzer te Wil-
helminadorp, deelt in de Goesche Courant mede
dat het aan dat blad gemelde en door ons over
genomen bericht als zou hij voor zijne betrekking
bedankt hebben, onjuist is en hij hoopt die nog
zeer langen tijd te mogen vervullen.
Beroepen tot predikant bij de Nederduitsche
hervormde gemeente te Vlissingen, de heer J. Sie
mens, thans te Driebergen.
De heer A. F. Marlet zal morgen (Vrijdag)
des middags te 5 uren te 's Heer Arendskerke
eene landbouwkundige voordracht houden. Eene
aansporing om er heen te gaan zalvertrouwen
wij voor diegenen onzer lezers welke deze mede-
deeling nog bij tijds bereiktoverbodig zijn.
De 61e jaarlijksche rekening en verantwoor
ding van de directie der weduwen- en weezen-
kas voor de officieren van de landmacht over 1875,
heeft de volgende uitkomst opgeleverd. De ont
vangst heeft bestaan in f 416,734.44, waartegen de
uitgaven zijn geweest (met inbegrip van de gedane
betalingen in West-Indië) ƒ314,278.93;, zoodat op
1 Januari 1876 meer ontvangen dan uitgegeven is
102,455.50;.
Er blijft voorhanden aan inschrijvingen op het
Grootboek, rentende 2; pet., eene kapitale som van
f 3,463,000.
Op 1 Januari 1875 bedroeg het getal weduwen
608, hetwelk in het jaar 1875 is vermeerderd met
33, te zamen 641. Daartegen zijn overleden of
hertrouwd 38, waardoor op 1 Januari 1876 het
getal gepensioneerde weduwen bedraagt 603.
Aan het mailoverzicht van het „Alg. dagblad
van Ned.-Indië", loopende tot 2 Dec. jl-, ontleenen
wij het volgende
Het gewichtigste nieuws, dat deze mail mede-
H. Sacramenten der stervenden aan Louise had
toegediend, assisteerde den prelaat. Rechts en
links stonden de in blauw en zilver gekleede pa
ges der abdis met brandende wasfakkels.
Het bruiloftsmaal werd in de groote zaal bij
het terras gehouden. Het duurde maar kort en
liep stil af; alleen Sidonie en Roosje hadden
voortdurend stof tot praten. Het bruidspaar ver
wijderde zich om reisgewaad aan te trekken.
Intusschen was eene met paarden bespannen post-
chais op het stiftsplein voorgekomenwant de
jonggetrouwden wenschten heden nog Biberach te
bereikenteneinde den volgenden dag de reis naar
Ulm en verder naar Weenen voort te zetten.
De postmeester had zijne vier beste paarden gege
ven, die ongeduldig stonden te trappelen toen
het echtpaar na tallooze omhelzingen, afscheids
kussen en zegenwenschen in het rijtuig stapte,
waar het met Roosje te nauwernood plaats ken
vinden tusschen al de bloemruikers en kransen
die hun toegeworpen werden. Burkhart had de
kleine een bundeltje bloempjes uit dat gedeelte
van het boschwaaruit de ree haar in dien be-
slissenden nacht naar den grooten weg had geleid,
in de handjes gedrukt.
De aanwezigen drongen telkens opnieuw naar
het portier om het afscheid te herhalen, totdat
eindelijk de landkommandeur den postiljon een
teeken gaf; deze zette zich in den zadel recht,
de zweep knaldeen weg rolde het rijtuigdat
het veel beproefde paar met hun kind na zooveel
winterstormen en voorjaarsvorsten den zomer huns
neemt, is de onderwerping van den radja van
Simpang Olim, een naam, dien ieder, die de At-
chineesche zaken gevolgd heeft, zich herinneren
zal als dien van een der rijkste en machtigste
vorsten in het zuiden van het rijk van Groot-
Atchin. Reeds sedert maanden had zekere Toeng-
koe Angkassa bij onzen opperbevelhebber te Atchin
aangedrongen, dat wij hem zouden helpen omzijn
vroeger gebied op den radja van Simpang Olim,
die het veroverd had, weder te vermeesteren.
Generaal Wiggers moet steeds huiverig geweest
zijn om zich in „dit wespennest", gelij k het heette,
te steken.
De gouverneur generaal heeft, naar men wil,
de zaak echter anders ingezien en begrepen
dat deze eerste serieuse gelegenheid om in het
Atehineesche rijk het „verdeel en hoersch"
metterdaad toe te passen, niet ongebruikt gelaten
mocht worden. De uitkomst heeft weder getoond
dat men met wagen winnen kan, heeft zelfs
getoond dat er zeer weinig gewaagd werd.
Toengkoe Angkassa, onze bondgenoot, schijnt een
energiek man, vol vuur en volharding; ofschoon
zijn volk reeds na een eerste échec door een paniek
overvallen werd, heeft hij het weder ten strijde
gebracht en, terwijl onze schepelingen en mari
niers andere bentings namen, de groote benting
Lessong zelf vermeesterdwaarna in snelle volg
orde verscheiden verdere vijandelijke versterkingen
genomen werden en eindelijk de vorst zich overgaf.
Het is te hopen, dat men party zal weten te
trekken van dezen omkeer van zaken in het zuiden
van Groot Atchin; ook van het voorbeeld, thans
gegeven, hoeveel een vlugge, doortastende aanval
vermag om den vijand te ontmoedigen.
De Fransche regeering blijft tot nogtoe de uit
levering van den voormaligen directeur der bank
de l'Union du credit, den heer Emerique, aan de
Belgische regeering weigeren. De onderhandelin
gen worden voortgezet.
De met 1 Mei a. openvallende betrekking van
kastelein in het schuttershof „de Edele handboog"
alhier is door de Confrérie van St. Sebastiaan
voor den tijd van drie jaren verpacht aan den
hoogsten inschrijver, zijnde de heer P. Oosthout,
vroeger gedurende 10 jaren kastelein in het gebouw
der Ned. yachtclub te Rotterdam, na de opheffing
dier sociëteit logementhouder te Aalten (Gelderland)
en thans wonende te Arnhem.
Naar wij vernemen heerschen te Veere vrij
hevig de pokken.
Een visscherssloep, te Veere thuis behoorende,
is Dinsdag morgen aldaar binnengekomen. In het
hevige stormweer van den voorafgeganen nacht zijn
twee der opvarenden over boord geslagen en ver
dronken.
Te Goes heeft in den nacht van Zaterdag op
Zondag bij een bakker eene brutale poging tot
diefstal plaats gehad. Naar het schijnt heeft de
dief uit de broek van den bakkerdie over een
stoel hing vóór het bed waarin deze sliep, een
ring met sleutels gehaald en gepoogd daarmede de
secretaire te openen. Het rammelen der sleutels
maakte den eigenaar wakkerwaarop de dader
de vlucht nam en door de achterdeur van het huis
ontsnapte. De justitie doet onderzoek.
Het te Maassluis te huis behoorende sloep-
schip „Dankbaarheid", schipper Zuidgeest, is bin
nengekomen, na hevig met storm te hebben ge
kampt, waarbij twee man, van welke een ge
levens te gemoet voerde. De achtergeblevenen
wenkten met hunne zakdoeken. Roosje was van
hare zitplaats opgestaanhad hare beide armen
omhoog geheven en groette onophoudelijk totdat
het rijtuig de stiftspoort ratelend doorrolde en
daarbuiten in de stofwolken verdween. De gasten
op het stiftsplein bleven hen nog nastarentot
dat in de verte de laatste toon van den hoorn
des postiljons wegstierf.
Toen ontwaakte de abdis als uit een droom.
Zff wierp de sleep van haar zijden kleed over
haar arm en gaf daarmede het teeken tot vertrek.
De heeren maakten eene eerbiedige buiging en de
dames negen tot aan den grond.
Clotilde van Montfort beantwoordde die groeten
met eene mengeling van waardigheid en beval
ligheid, en begaf zich zwijgend naar hare eenzame
vertrekken in de Prelatuur.
EINDE.