120e Jaargang. 0 3 877. Donderdag 4 Januari. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3lm. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiêni 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.' Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffit* C°. te Brussel en Parijs. CJemeente-werken Middelburg, 3 Januari. 1870-77. FEUILLETON. De abdis van Buchau. - - a Door burgemeester en wethouders van Middelburg wordt het volgende bekend gemaakt: De burgemeester en wethouders vaD Middelburg zullen, Vrijdag den 12en Januari 1877, 's namid dags te een uur, op het raadhuis der gemeente, in het openbaarbij enkele inschrijving aanbesteden: I. het uitvoeren van alle loodgieters- en leidekkers- werken aan en in degemeente gebouwen benevens het onderhoud van alle publieke pompen, voor den tijd van drie jaren, ingaande den 1 Januari 1877; II. de levering van de gedurende 1877 voor de gemeente-fabricage benoodigde bouwstoffen, als: a plaatzand; b houtwaren; c verfstoffen; d kalk, tras en cement. De voorwaarden liggen voor een ieder ter inzage bij den gemeente-bouwmeester door wiendes ver langd wordende, de noodige aanwijzing in loco zal geschieden. .Middelburg, deu 29™ December 1876. De burgemeester en wethouders van Middelburg, (get.) SCHORER. De Secretaris, (get.) J. W. DE RAADL.-S. II. Voor het Duitsclie keizerrijk heeft het afge- loopen jaar niets opgeleverddat afwijkt van hetgeen sedert 1867 op het gebied zijner in wendige ontwikkeling bijna jaarlijks was waar te nemen. De rijksdag bracht voor de tweede maal zijne driejarige levens-periode ten einde. De eenheid der strafwetgeving kwam tot stand op dezelfde wijze als de eenheid in het krijgs wezen en op zoo menig ander gebied gevestigd werddoor zeer groote opofferingen aan. de zijde der nationaal-liheralen en door een klein weinigje toegeven aan de zijde der rijksregee- ringen. „Aan den Moloch Eenheid offeren wij onze vrijheden op", zoo weeklagen de Fort- schritts-mannen en met hen de sociaal-democra ten, katholieke centrum-mannen, Polen, Denen en Elzassers. „Tot mijne oprechte vreugde, zoo liet de keizer daarentegen zich den 22en December in zijne sluitingsrede uit, is het gelukt alle verschil van meening door weder zij dsche toenadering tussehen den rijksdag en de rijksregeering te vereffenen. Mijne erken telijkheid voor de welwillendheid, waarmede 23 Naar het Duitsch van Julius von der Traun. Vervolg.) „Ik ijlde naar Weenen, leverde mijne brieven af, vermaakte mij een tijdlang in de vroolijke kei zerstad, en werd vervolgensna tot ritmeester bevorderd te zijn, met een eskadron dappere dra gonders naar Szegedin gezonden, met welke ik tusseben den rechteroever van de Theiss en den linkeroever van den Donau in een moerassige landstreek tegenover Peterwaradein moest opereeren. Het was een even moeilijke als gevaarlijke voor- postendienst, waarbij het nooit ontbrak aan scher mutselingen met vijandelijke patrouilles en de kogels uit de lange Servische en Albaneesche geweren ons onophoudelijk langs de ooren floten. „Van de eenzaamheid dier uit zand en moeras sen bestaande vlakten hebt gij geen begrip, me vrouw. Grauwe struiken, dun riet, eene aarden hut, waarin de schapen voor de wolven sidderen, bier en daar een eenzame populier of eene groep wilgen die de armen als in vertwijfeling naar den hemel opheffen, zoo ziet daar de wereld uit Komt men uit die benauwende stilte bij de hoor baar stroomende golven van de Theiss oi den Donau, dan is het alsof een vriend u aanspreekt. In de gij, mijne heeren, de regeering tot dit einde tegemoet gekomen zijt, is zooveel te levendiger naarmate ik het voordeel voor ons nationaal leven, dat uit dit tot stand gebrachte wtrk voort zal vloeien, hooger schat. Wij zijn daar door het groote doel: de eenheid des rijks op rechterlijk gebied, veel meer nabij gekomen, en daardoor zal de staatkundige eenheid van Duitschland eene inwendige kracht verkrijgen, welke zij in geen vroeger tijdvak onzer ge schiedenis nog bezeten heeft." Begroette de nationaal-liberale meerderheid deze woorden van den grijzen monarch met onstuimige toejuichingen, waarschijnlijk zal er menig lid geweest zijn, dat te harder juichte naarmate hij de inwendige stem van zijn ge weten duidelijker hoorde spreken. Dat maken wij op uit de verontschuldigingen, waarmede de nationaal-liberalen zichbij het naderen der verkiezingen voor den rijksdag, hij hunne kiezers aanmelden. „Het streven der nationaal-liberale partij zoo lezen wij in een hunner manifestenis vr.n het oogenblik van haar ontstaan af ge weest de nationale eenheidwelke op het slag veld veroverd was, te bevestigen en bet her boren rijk in vrijzinnigen geest op te bouwen Zij heeft in twee groote onderwerpen vanwet- gevenden arbeid, de militaire en de rechterlijke wettenhet als haar plicht beschouwd eene hotsing te vermijden en eene schikking mogelijk te maken. Daarvoor zijn haar van verschil lende zijden de geweldigste verwijten gedaan Wat de rechterlijke wetten betreft, beschuldigt men haar dat zij alleen voor de eenheid ge zorgd, doch de opbouwing van het rijk in vrij zinnigen geest niet slechts verwaarloosd, maar zelfs voor de reactie de deur opengezet heeft. Dat is echter onwaar. Wel is niet alles ver kregen wat van een vrijzinnig standpunt ver langd kon worden, maar het is onwaar dat de nationaal-liberale partij hare verlangens voor altijd heeft laten varen. De rechtseenheid, zoo als zij thans gegrondvest is, is voor geen enkelen Duitschen staat een terugtred, maar voor allen, in 'tbijzonder voor Pruisen, eene grootere of kleinere schrede voorwaarts Hadden wij den raad gevolgd van hen, die altijd alles of niets verlangen, dan zouden wij thans nog zuchten onder de ellende van ons stelsel van ontelbare kleine staatjes en het bloed onzer broeders zou te vergeefs gevloeid eenzaamheid leert men talen verstaan voor welke ons oor vroeger gesloten was. „Dikwijls wanneer ik des nachts de ronde langs de keten van voorposten gedaan had en aan de Donan gekomen was, had ik geen lust meer naar mijn kwartier terug te keeren. Ik ontzadelde mijn paard en liet het trouwe dier naast mij gra zen; ik zelf nam dan het zadel tot kussen en rustte als de Arabier in de woestijn, met de ster ren boven mijn hoofd. Daar was het dan dat de golven als 'tware nachten lang met mij spaken, totdat de nachtvogels hun geluid niet meer lieten hooren en de bloedroode streep aan den oostelijken hemel den terugkeer van den dag verkondigde. Geheele nachten voerde ik mijn gesprek met de golven; zij zongen mij als het ware de liederen uit mijne kindsheid voor en ik zong met haar mede. Gij lacht nietdoorluchtige vrouween dat getuigt van uwe edele ziel. Wonderbare stemmen schenen uit het gekabbel der golfjes tot mij te spreken. Zoo zou uwe moeder ook tot u gesproken hebbendacht ikindien zij niet ge storven warevoordat ge haar kondt verstaan. „Zoo lag ik weer eens onder den fonkelenden sterrenhemelhet was een zwoele zomernacht, in 't verre westen schoten blauwe bliksemstralen door de lucht, maar de golven praatten met mij vertrouwelijker dan ooit. En echter was mijn hart niet zoo rustig als andersmijne borst was be klemd als door een kwaad gewetenen uit de golven sprak eene stem die ik nooit te voren gehoord had. 'tWas niet de uwe, doorluchtige vrouw; hebben, óf wel de Duitsche eenheid zou tot stand gekomen zijn zonder medewerking eener volksvertegenwoordiging. Dat het gevaar voor eene absolutistisch-cesaristische ontwikkeling van Duitschland afgewend is, is in de eerste plaats aan de nationaal-liberale partij te danken". Ditzelfde betoog vernemen wij nu reeds sedert bijna tien jaren. De vraag is alleen of door dat voortdurend offeren aan den „Moloch Eenheid" het Cesarisme in de toekomst niet onvermijdelijker gemaakt, in plaats van, zooals de nationaal-liberalen zich vleien, afgewend wordt. De Italiaansche eenheid gaat althans op een veiliger weg voort. Het gematigd liberale ministerie maakte plaats voor een kabinet Depretis, dat door de verkiezingen zich eene belangrijke stemmen-meerderheid verzekerd zag en, dank zij het gezond verstand en het overleg waardoor de Italiaansche staatslieden zich onderscheiden, ofschoon het radicaal heet, wel tot geen onbesuisdheden zal overgaan. Spanje worstelt nog altijd om uit de jarenlange verwarring en burgerkrijg eene geregelde orde van zaken te scheppen, waarin Alphonsisten en Carlisten, de Noordelijke provinciën met haar vrijheden en voorrechten en de Zuidelijke met haar federalistische neigingen, de eeuwenoude katholieke dweepzucht met de gewetensvrijheid van onzen tijd zullen kunnen samenleven. Oos tenrijk blijft sukkelen aan zijne tweeslachtige rijkseenheid. Boven de twisten over tolliniën, banken en belastingen, verheft zich de herinne ring aan Franz Deak, den grooten patriot, die dit jaar van het tooneel zijner werkzaamheid scheidde en wiens lessen graaf Andrassy en Koloman Tisza, de eerste ministers der beide rijkshelften, in practijk trachten te brengen. Engeland tooide zijne koningin met den kei- zerinne-titel, zijn minister-president met de gra venkroon en ging overigens voort op den rustigen, oud-Engelschen weg zijner inwendige ontwik keling. België zag zich teleurgesteld in zijne verwachting om het clericale ministerie door een vrijzinnig bewind vervangen te zien en staat aan den vooravond eener hervorming van zijn kiesstelsel, waardoor men vertrouwt dat de wil der natie zich onbelemmerd, bevrijd van de boeien der politieke knoeierij en schrik aanjaging, zal kunnen uitspreken. Zoo zijn wij in ons vogelvlucht-overzicht de lijst der beschaafde landen voor een goeddeel die had ik toenmaals nog nooit gehoord. 'tWas eene stem die als van blijde verrassing getuigde en ten slotte op mijne lippen als een lange kus wegstierf. Ik zocht in mijn geheugen naar den naam, die aan die stem toekwam. Het was eene vrouwenstem maar welke Ik zag op naar de sterren tussehen welke het morgenrood reeds be gon te spelen. Ik bezon en bezoD mij en daar vormde zich als in de lucht een beeld uit verre landen. 'tWas de oever van het meer van Constans die mij voor den geest kwamwaar ik onder de oude notenboomen zat te hengelen 't was de bruine stadsmuur, het tralievenstertje en door dat venstertje zag zij mij aan. Het was een bestraffende blik, die mijn lichtzinnig hart terugvorderde. Mijne rust was verloren en ik heb die sedert dat uur niet meer teruggevon den. Waar is uwe scboone? riep ik uit. In ellende gedompeld? Uit het vaderlijk huis ver- stooten? en wellicht met uw kind dat gebrek lijdt „Bedaarbedaarzei de abdis. „Ik riep mijn paard, zadelde het, sprong er op en rende de vlakte over zonder eigenlijk te weten waarheen. Plotseling ontmoette ik drie of vier mijner manschappen in gevecht met een twintigtal rondzwervende spahis. Dit was juist wat ik heb ben moest. Ik sloeg er als een razende op los; onze schoten brachten de voorposten in beweging en mijne trompetters bliezen om ook de verst verwijderden naar de plaats des gevaars te roepen. Toen deze echter zich by ons voegden, wentelden ten einde geloopen en tot dusverre zou, voor den vreemdeling op staatkundig gebied, de gevolgtrekking voor de hand liggen dat bet jaar 1876 een „goed jaar" geweest is en handel, nijverheid en welvaren zich onbelemmerd ont wikkeld moeten hebben. Wij weten echter allen hoever het daar van daan is. Overal heersch- ten onzekerheid en angstde kapitalen hoopten zich op in de banken en bewaarplaatsen, uit vrees van zich ergens te wagen, en dat hun vrees niet zonder grond was bewezen de onder gang van de „spoorweg-koningen" Strousberg en Philippart, de rampen der Belgische bank en der Brusselsche crediet-vereeniging, de zwen- delarijen en oplichterijen van allerlei aard, die overal hare slachtoffers maakten. De oorzaken van dien toestand liggen ten deele in het verledene in de naweeën van de groote oorlogen in Europa en Amerika gevoerd, maar vooral ook in den onzekeren toestand van het oogenblik. Niet zonder eenige moeite lieten wij, teneinde de orde in ons overzicht niet te verbreken, bet Oosten van Europa tot dusverre buiten den kring onzer beschouwingen. Want de Oostersche quaestie heeft in werkelijkheid in het afgeloopen jaar alles belieerscht; de politieke en maatschappelijke toestand van Engeland, Duitschland, Oostenrijk of Italië was niet volledig te bespreken zonder het dreigende geschilpunt in Turkije aan te roeren, ja in den laatsten tijd was het alsof de kleinere, veraf gelegen staten, België, Zwitserland, Nederland, door een tour de force ook onder het net der algemeene verwikkeling moesten gevangen wor den. Aan de Oostersche quaestie moeten wij dus, hoe uitgeput het onderwerp ook zijn moge, nog trachten eenige nieuwe gezichts punten te ontleenen. Daartoe bestemmen wij een volgend opstel. De werkzaamheden aan het te stichten stoom gemaal in het waterschap Schouwen, zijn zoover gevorderd dat de machinerieën geplaatst en de gebouwen onder dak zijn. Deze bestaan in een gebouw voor de stoommachines, twee gebouwen voor de schepraderen en een gebouw voor de ketels. Verschillende omstandigheden hebben er toe bijgedragen om het geheele werk niet op den bepaalden tijd (9 December 11.) voltooid te kunnen opleveren. Maandag namiddag is, ten gevolge van het onze vijanden reeds in hun bloed, en slechts wei nigen vonden hun heil in de vlucht. „Nog twee jaren duurde het eer er een wapen stilstand kwam die mij het vurig begeerde ver lof bezorgde. Zonder verwijl reisde ik nu naar Lindau aan het meer van Constans. Mijn eerste gang was naar de oude notenboomen, waar ik de forel gevangen had; de vervallen stadsmuur en het tralievenster daarin het was alles nog als vroeger. Het tuinpoortje stond echter openen toen ik daar met een kloppend hart binnen trad vond ik alles veranderd, 't Was heel netjes opgemaakt, maar het zag er klein burgerlijk uit. Bij het huis zag ik lange stukken pas geverfd goed op latten hangen en blauwe doeken hingen in eene lange reeks van het dak tot den grond te fladderen. „Hier woont dus een eenzaam verver, dacht ik. Ik ging den muur om, teneinde aan de voor zijde het huis binnen te treden. Op de bank naast de deur zat een man met een blauw voorschoot en met blauwe handen op zijn gemak eene pijp te rooken. Ik zei hem goeden morgen en vroeg of het huis hem toebehoorde? „Gewis," gaf hij ten antwoord, „en ik ben een blauwverver van mijn ambacht." „Dat zie ik wel," gat ik ten antwoord; „en zijt ge reeds sinds lang de eige naar „Zoo wat anderhalf jaargaf hij mij tot bescheid. „Van wien hebt gij het huis ge kocht?" ging ik voort. „Van een schrijnwerker, maar die heeft het niet lang gehad en is daarop met vrouw en Jkinderen de wijde wereld inge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1