BUITENLAND.
Ingezonden Stukken.
Zeetijdi ngea
Thermometerstand.
Staten-GeneraaL
Algemeen Overzicht.
Door burgemeester en wethouders is heden op
het raadhuis alhier het volgende verpacht:
I. Dertien perceelen grasetting, te weten:
a den Noord-leidijk van het voormalig haven ka
naal, van de grens van onteigening tot het einde,
nabij de hofstede Wulpenburg, hoogste inschrijver
J. Koster voor f 120gepacht door J. Volkers,
voor f 121.
b den Zuid-leidijk van het voormalig havenka
naal, van de grens van onteigening tot het einde
der haven, hoogste inschrijver J. Koster voor 155;
gepacht door A. van Offenbeek voor f 210.
c het voormalig Oostkerkhof, hoogste inschrijver
J. de Kam voor f 75; gepacht door J. Vermeulen jr.
voor 99.
d den wal van de punt tot de Koepoort, benevens
het gedeelte kanaaldijk tegenover maïsbaai, van
de punt tot de grens van onteigening en het gazon
ten Oosten van den daarbij liggenden straatweg
nabij den ouden Arnemuidschen weg en het bouw
land van de gedempte vest, hoogste inschrijver
A. Wisse voor f 125; gepacht door J. Vader voor
f 164.
e den wal van de Koepoort tot de Noordbuiteribrug,
hoogste inschrijver en pachter J. Cevaal voor/'40.
den wal van de Noord- tot de Seisbuitenbrug,
hoogste inschrijver J. de Kam voor f 40gepacht
door J. Cevaal voor f 46.
g den wal van de Seis- tot de Langevielebuiten-
brug, hoogste inschrijver J. Sanderse voor T5;
gepacht door G. Hendrikse voor 86.
h den wal van de Langeviele-buitenbrugtot den
rioolmond nabij de Winterstraat, hoogste inschrij
ver J. Vermeulen jr. voor f 30gepacht door
I. do Broekert voor 61.
i den kanaaldijk van de grensscheiding der
gemeente nabij Poelendale, tot de kanaalbrug, met
de grasetting tusschen den singelweg en den
kanaaldijk aldaar, hoogste inschrijver en pachter
A. Jongepier voor f 55.
h de graskanten langs de Vlissingsche- en
Segeerssingel van de heul bij den Vlissingschen
weg tot den gemetselden doorgang bij de hofstede
bewoond door Matthijsse, de graskanten van een
deel van het Arnemuidsche voetpad, benevens de
aangeplemte gedeelte der vest en het buitenbeloop
van het bastiou bij den korenmolen van D. Bakker,
hoogste inschrijver F. Meijer voor 75gepacht
door A. Jongepier voor f 107.
I de begraafplaats, benevens het daarvoor lig
gende terrein en den Zuid-Westelij ken dijk der
oude haven, van den teen des dijks, waarop de
Nieuwlandsche straatweg ligt, tot de achterzijde
der schietbaan, hoogste inschrijver A. Kerssen
voor 125gepacht door de wed. S. Kodde voor
139.
m langs de binnensingels en achtergrachten,
hoogste inschrijver J. Vermeulen jr. voor /60, ge
pacht door denzelfden voor 70.
n het Molenwater, met het daarbij behoorend
bouwland, hoogste inschrijver W. Danielse voor
351gepacht door D. Samuelse voor f 356.
II. Een blok zaailand, gelegen in de gemeente
Middelburg, aan den Blauwendijk, hoogste inschrij
ver J. de Kok voor /53; gepacht door I. de Broe
kert voor f 63.
III. Een stukje grond aan den Segeersingel
achter het spoorwegstation, thans in paebt bij
J. van Soelen, hoogste inschrijver en pachter J.
Sanderse voor 46.
IV. De visscherij van de stads-buitenvesten,
met de grasetting der daartoe behoorende buiten
en binnenkanten langs de buitensingels en daaraan
grenzende pleinen, benevens van eenige watergan
gen, tot het grondgebied dezer gemeente behoo
rende, en zulks in zes afzonderlijke perceelen,
gepacht doora P. van Leerdam voor f 76, b J. de
Kok voer 77, c S. Alewijnse voor f 99, d W. de
'creo voor f 105, e J. van Keulen voor f 61 en
f dezelfde voor 68.
Alles voor den tijd van drie jaren, ingaande
den 1«" Januari 1877.
28 Dec. :s av. 11 u. 48 gr.
29 's morg. 7 u. 48 gr. 's midd. 1 u. 51 gr;
's av. 6 u. 49 gr.
Lager onderwijs.
Aan de memorie van toelichting bij het wets
ontwerp tot regeling van het lager onderwijs ont-
leenen wij het volgende:
De hoofdbeginselen der wet van 1857het open
baar onderwijs grootendeels gemeentezaak, doch
vanwege het rijk en de provincie gesteund en
bevorderd; de openbare school toegankelijk en
bruikbaar voor allen, alsmede vrijheid van het
bijzonder onderwijs, zonder andere uitzonderingen
dan die de grondwet gebiedt, zijn bij deze voor
dracht van wet behouden, maar, zoo als de regee
ring hoopt aan te toonen, beter en meer stelselmatig
uitgewerkt.
Bij de behandeling dezer zaak vond de regeering
zich tegenover.de meest uiteenloopende wenschen
en eischen, wier onderlinge strijd grootendeels een
gevolg is van verschil van inzicht over het bijzonder
onderwijs, vooral het bijzonder onderwijs in positief
kerkelijke richting. Eene oplossing van hetgeen
veelal de quaestie van het lager onderwijs wordt
genoemd, die allen zou bevredigen, is evenmin in
ons land als in andere landen vindbaar, want het
verschil van overtuiging omtrent de gewichtigste
godsdienstige en wijsgeerige vragen, dat op den
bodem der quaestie ligt, zal blijven bestaan, en
de strijd tusschen gezag en onderzoek, tusschen
geloof, twijfel en ongeloof zal niet ophouden. Maar
men mag van den wetgever eischen dat hij geve
wat de grondwet hem tot taak heeft gesteld, en
dit zoo goed mogelijk: 1° zorg der overheid voor
een deugdelijk en voldoend openbaar lager onder
wijs naar de behoefteen 2° waarachtige vrijheid
(behoudens toezicht, bekwaamheid en zedelijkheid)
van het bijzondere lager onderwijs.
Voldoet de wet aan deze vereischten, dan blijft
er nog wel strijd van meeningen en belangen be
gaan, dan zijn er nog wel onbevredigde verlangens,
■■ar het terrein daarvan wordt beperkt tot indi
ciën en genootscbappelijken arbeid. De quaestie
.t dan het staatkundig terrein, hetgeen zeer
„helijk is.
De rechtstreeksche zorg der overheid mag en
kan zich niet verder uitstrekken dan tot de open
bare school, die een voorwerp van staatszorg is,
opdat er zekerheid zij, dat overal het noodige
volksonderwijs worde 'gegeven. De eisch om uit
openbare kassen offers te brengen teneinde de
mededinging der bijzondere scholen te steunen, is
noch billijk noch grondwettig. Een subsidie- of
restitutiestelsel, waardoor bijzondere personen en
vereenigingen over de staats- en gemeentekassen
zouden beschikken, is daarenboven met administra
tieve orde en goed beheer niet bestaanbaar.
Er is meer. Men zoude zeer verblind en bevoor
oordeeld moeten zijnom niet te erkennen dat èn
de vrijheid zelve van onderwijs, èn een goed bij
zonder onderwijs zeer nuttig zijn voor de maat
schappij; maar wierd dat onderwijs tot voorwerp
van staatszorg gemaakt, het zou daardoor waar
schijnlijk niet aan levenskracht winnen. Bescher
ming van en nauwe vereeniging met den staat
drukt bijzondere instellingen, zoowel die winst
beoogen, als die waarvan het doel liefdadig is,
dood. Leunende op de openbare kas en het open
baar gezag, verliezen zij veerkracht en initiatief.
Niet minder bedenkelijk is het verlangen van
hen, die de openbare school zwak en gebrekkig
ja zelfs gediscrediteerd zouden wenschen, opdat
het bijzondere onderwijs bloeie. Daaraan voldoende
zoude regeering haar grond wettigen plicht geheel
veronachtzamen. Geen bijzonder belang mag in
de schaal worden gelegd om de overheid terug te
houden van het algemeen belang te behartigen
door de openbare school voldoende in te richten
dat is wat de hoeveelheid betreft, naar de behoefte
in de verschillende gemeenten, en wat de hoeda
nigheid aangaat, naar den eisch van een deugdelijk
volksonderwijs. Wie met die openbare school
mededingt, is dan van zelf genoopt niet minder
te geven aan hen, die van zijn -bijzonder onderwijs
gebruik maken.
Tijdens de wet van 1857 nog in wording was,
deed zich een derde verlangen krachtig gelden;
het werd destijds genoemd: de vraag om openbare
gezindheidsscholen. Volgens dit denkbeeld zou de
openbare school in minstens drieërlei scholen moe
ten worden gesplitst, naar de voornaamste kerkelijke
indeeling der bevolking van Nederland. Zou die
splitsing voldoende zijn geweest? Zouden niet
meer dan drie richtingen en overtuigingen haar
recht en aanspraak op eigen openbare scholen
hebben doen gelden Wij behoeven bij deze vra
gen niet stil te staan. De splitsing der openbare
school naar de gezindheden, kostbaar en moeielijk
als zij is, konde evenwel als een eisch der gods
dienstige vrijheid worden beschouwd, iadien hier
te lande leerplicht bestond, en alleen de openbare
scholen recht van bestaan hadden. Maar nu de
leervrijheid, als waarborg en aanvulling der gods
dienstige vrijheid, bestaat, behoeft tot zulke split
sing niet te worden overgegaan. Wel verre van
de gemoederen te bevredigen, zou zij dan ook in
Nederland niet dan met grooten weerzin worden
ontvangen en zelfs waarschijnlijk eene reactiever-
wekken ten voordeele van het gemeenschappelijk
onderwijs zonder verschil van belijdenis
De openbare school blijve dus toegankelijk en
bruikbaar voor allen, om er het intellectueele brood,
de voor het geheele volk onmisbare kundigheden
op te doen. Maar die haar voor zijne kinderen
of de door hem verzorgde en beweldadigde
kinderen onvoldoende acht, hebbe de volle en
onbelemmerde gelegenheid om van het vrije on
derwijs gebruik te maken. Het bijzonder onderwijs
worde niet als tegenstander maar als bondgenoot,
in de bestrijding van onkunde en onbeschaafdheid,
beschouwd.
Wat het openbaar onderwijs betreft, zal school
verzuim en slecht leeren beter en gemakkelijker
kunnen worden te keer gegaan, wanneer de recht
streeksche zorg der overheid wordt geconcentreerd
op het eigenlijk gewoon lager onderwijs. Verbe
tering van het lot van den onderwijzer, en de meest
mogelijke zorg voor gezonde en geschikte lokalen
zijn buiten twijfel noodig. Aan de verdenking,
als wierd de openbare school soms gebezigd voor
proselytisme, om de kinderen afkeerig te maken
van de belijdenis hunner ouders of voogden, moet
elke schijn worden ontnomen, door aan het gods
dienstonderwijs (mits van kerkgenootschappen uit
gaande, niet van de overheid) eene plaats op die
school en den noodigen vrijen tijd te verzekeren,
en een waarborg te geven tegen het gebruik van
met den godsdienst of zeden strijdige schoolboeken.
Kuim zij de gelegenheid tot opleiding van on
derwijzers en onderwijzeressen, zonderonderscheid
of hunne verworvene bekwaamheid aan het open
baar of aan het bijzonder onderwijs ten voordeel
zal strekken. Verbeterde inrichting der akte-exa
mens komt ook aan de qualiteit van het onderwij
zend personeel en dus aan het onderwijs in hét
algemeen ten goede.
Bij de onvermijdelijke kosten die het geven van
werkelijk voldoend openbaar lager onderwijs voor
de gemeente na zich sleept, zal het geven van-
rij kssubsidiën gemakkelijker moeten worden ge
maakt, maar altoos ter beoordeeling van de regee
ring staan.
Daarentegen worde perk gesteld aan de min
waardige pogingen, waarvan men voorbeelden vindt,
om het bijzonder onderwijs te bemoeielijken dooi
de openbare scholen gratis voor vermogen den open
te stellen. Daar waar de bijzondere school bloeit
en voor het geven van goed onderwijs voldoet,
worde zelfs geen vermomde of zijdelingsche dwang
uitgeoefend om de leerlingen naar de openbare
school te trekken, die hunne ouders niet wenschen
te gebruiken.
De ongelijkheid tusschen tweeërlei soort van
bijzonder onderwijs in art. 3 der wet van 1857
gelegen, verdwijne, en tevens het privilege thans
aan eenige openbare scholen toegekend, om hulp
onderwijzers aan het hoofd te hebben, terwijl de
wet andere openbare en de bijzondere scholen
verplicht onder een hoofdonderwijzer te komen.
(Wordt vervolgd.)
Het leeuwendeel van het politieke nieuws be
hoort voor heden aan Frankrijk, tengevolge van
een schitterend debat in de kamer van afgevaar
digden gevoerd tusschen twee van de uitste-
kendste redenaars der republiek, den heer Gambetta,
als voorzitter der commissie voor het budget en
den minister-president Jule3 Simon. Door den
heer Coehery geschiedde voorlezing van het rap
port over de begrooting van uitgaven, waarin de
wijzigingen werden gerelateerd door den senaat
aangebracht. Deze wijzigingen bestaan voornamelijk
in het herstellen van eenige door do kamer ge
schrapte posten en in het verwerpen van twee
door de kamer aangenomen posten: betrekkelijk
de indemniteit voor officieren die in Algerië moeten
strijden en betreffende het kapittel van Saint
Denis. Daar de commissie voor het budget zich
slechts met een paar veranderingen door den
senaat gemaakt kan vereenigen, stelde zij een
wetsontwerp voor om de begrooting zooals die
door den senaat is vastgesteld opnieuw te wijzigen.
De minister van financiën, de koe terstond bij
de horens willende nemen, stelde voor om in de
eerste plaats te behandelen de beide zooeven
genoemde door den senaat verworpen posten en
het door hem weder op de begrooting gebrachte
keediet voor aalmoezeniers.
Gambetta verscheen op de tribune om de pre
rogatieven der uit het algemeen stemrecht voortge
sproten kamer ten aanzien van het budget te
handhaven. Hij betoogde, dat in dit opzicht de
kamer een exclusief recht heeft en beriep zich op
voorbeelden ontleend aan de discussies van den
Belgischen senaat en de voormalige Fransche
kamers. De krediet-voorstellen kunnen slechts
kracht van wet verkrijgen door een votum der
kamer van afgevaardigden. Wordt een krediet
door haar verworpen dan is geen herstel meer
mogelijk, en daar de senaat reeds het recht van
ontbinding heeft zou het evenwicht in de staats-
bevoegdheden worden verbroken indien hij ten
aanzien van het budget dezelfde rechten had als
de kamer. Hij besloot met een dringende aanma
ning aan de kamer om geen afstand te doen van
hare bevoegdheid en waarschuwde er voor, dat,
indien men thans de rechten der kamer mocht
schenden, men dit te laat zou betreuren.
Minder op theoretisch, meer op praktisch stand
punt plaatste zich de minister Jules Simon, die
uitging van de stelling, dat men alleen te doen
had met de interpretatie van artikel 8 der consti
tutie, dat hij zeer duidelijk acht. De tekst van
dit artikel kon z. i. geen enkele moeilijkheid op
leveren voor ieder die Franschkent. De kredieten
bestaan niet indien zij niet door beide kamers
zijn aangenomen. De minister toonde het gewicht
van het thans bestaande conflict aan en verklaarde,
dat indien het niet mocht worden opgeheven hij
genoodzaakt zou zijn een beroep te doen op de
natie, want niemand is in staat overeenstemming
te bewerken tusschen de tegenovergestelde eischen
van de beide kamers. Beter achtte hij het door
een nieuw votum over de betwistte kredieten het
conflict uit den weg te ruimen, want niemand kan
de gevolgen eener ontbinding berekenen. Het land
wil den vrede en goede verstandhouding tusschen
de machten in den staat; het wil de repu
bliek, die het zoolang reeds had gewenscht, ge
nieten, en het zou ontijdig wezen haar thans aan
eene stemming te onderwerpen, waardoor het tot
haar gerichte verwijt van gemis aan stabiliteit
zou worden gerechtvaardigd. Door het conflict
te vermijden, de overeenstemming te herstellen zal
men dit verwijt wederleggen en de republiek zal
alsdan weerstand kunnen bieden aan alle aan
vallen.
Het is er verre vandaan repliceerde de heer
Gambetta dat men door de bevoegdheid van
den senaat ten aanzien van het budget te erken
nen, conflicten zou voorkomen; integendeel: zij
zullen er door in het leven worden geroepen.
Men moet deze kiem voor conflicten in haar
geboorte verstikken. En wat de ontbinding betreft
ik twijfel aan haar uitslag niet zeide hij
tusschen de kamer en den senaat zal het land
spoedig een keus weten te doen. Indien eene
interpretatie van artikel 8 noodzakelijk is, moet
zij door een congres van afgevaardigden en sena
toren worden gegeven, maar hij hield vol, dat in
begrootingsquaesties het laatste woord aan de
kamer behoort; haar uitspraak is verbindend.
Bij de behandeling der artikelen stelde do heer
Lelièvre een door den minister van oorlog onder
steund amendement voor, om het krediet voor
officieren in Algerië te herstellen. Na den heer
Langlois bestreed de heer Gambetta de stemming
over een amendement wanneer daartoe geen reden
bestaat, daar door zoodanige handelwijze de kamer
haar prestige niet zal vermeerderen. Het amen
dement werd in handen der budget-commissie
gesteld en de zitting tot des avonds verdaagd,
toen het met 359 tegen 157 stemmen werd aan
genomen. Een amendement vau den heer Reille
om te herstellen het krediet voor kosten van
vergoeding aan generaals, eveneens door den
minister van oorlog gesteund, werd met 256 tegen
211 stemmen verworpen, terwijl ten slotte met
269 tegen 221 stemmen werd aangenomen de
verhooging van den post voor aalmoezeniers bij
het leger. In hoofdzaak heeft dus de kamer reeds
toegegeven tengevolge van gemis aan overeen
stemming tusschen de drie groepen der linkerzijde
over de budget-quaestiezoodat waarschijnlijk
verdere moeilijkheden zullen worden voorkomen.
Het eenige eenigszins belangrijke bericht met
betrekking tot de Oostersche quaestie i3 een
officieuse verklaring in de Morning Post, dat de
Engelsche regeering volstrekt niet voornemens is
geweest de vloot uit de baai van Besika terug te
roepen, noch de diplomatieke betrekkingen met
de Porte af te breken; do vloot zal weldra naar
Salonika of den Piraeus gaan, omdat in den win
ter het verblijf in zooeven genoemde baai gevaar
lijk is. De berichten omtrent de dreigementen
van Engeland schijnen dus geheel onjuist te zijn
geweest.
Waarschijnlijk zal te Weenen een bespreking
worden gehouden van de verdere gedragslijn ten
opzichte van de Oostersche quaestie te volgen,
tusschen graaf Beust, graaf Andrassy cn den Oos-
tenrijkschen gezant te Berlijn graaf Karolyi die
naar Weenen is ontboden.
Eene nieuwe verificatie van de presidentverkie
zing in Florida, heeft aangetoond dat het resul
taat aldaar volkomen in het voordeel is van den
republikeinschen candidaat Hayes.
Hoe ontzettend het misbruik van sterken drank
toeneemt en hoevelen het ten val brengt is nie
mand onbekend. Dat men het diep ongelukkig
en als zeer zorgwekkend beschouwt in menig
opzicht, blijkt uit de maatregelen die algemeen
beraamd worden, om dat kwaad te stuiten. Onder
die middelen behoort m. i. het nu en dan inzenden
van een artikel, (met aanwijzing wat de drank
uitwerkt) in eene stads-eourantdie toch bijna
van iedereen gelezen wordt. Een tractaatje wordt
ter zijde gelegd; een goede raad afgewezen doch
de courant wordt gelezen, zelfs datgene waar men
niet mede instemt. Dan ook het bestrijden van
een aantal verkeerde gewoonten, waarjn geen kwaad,
soms zelfs iets goeds gezien wordt, en die vaak
den eersten steen leggen tot het verderf; zooals
het schenken van drank bij lossen, laden, pakken,
vervoeren en thuis brengen van zoo velerlei din
gen. Menigeen krijgt daar den eersten giftdruppel
die het gansche leven verwoest. Zoo bestaat in
sommige huisgezinnen de gewoonte om bij iedere
ietwat ongewone werkzaamheid den dienstboden
„een borreltje" te geven bij wijze van belooning
en op feestdagen hen onderling te laten feestvie
ren, met sterken drank Het is niet vreemd
dat dezulken, later in eigen buisgezin gekomen,
daarmede voortgaan tot hun ondergang. Is het
vreemd dat in menig burger gezin bij feestviering
druk geschonken wordt, allen zelfs de jeugdige kin
deren hun deel krijgen en op die wijze de jonge dronk
aards gevormd worden, die niet op oen feestje wach
ten, maar in het bezit van weinige centen, die al
dadelijk gebruiken om hun lust te voldoen Het
is ter bestrijding van dergelijke verkeerdheden dat
iedereen iets doen kan, en iets doen moet. Er is
echter nog veel meer te doen waartoe de macht
buiten ons bereik is. Men spreekt met afschuw
van de holen in Londen en Parijs, maar bezoek
de achterbuurten en stegen onzer steden, tel de
krotten „hier verkoopt men genever en brande
wijn" als zoovele lokazen langs den dagelijk-
schen weg van den daglooner, waar hij ongemerkt
kan binnensluipen om er het loon te brengen, dat
zijn verarmd gezin dienen moest tot voeding.
Merk op de vele winkels van kruidenierswaren, waar
de loopjongen, huisknecht en oppasser, bij het
halen der boodschappen, gelegenheid vinden, on
gemerkt hun „borrel te pakken." En dan de
vele herbergen waar talloozen ingaan om een
glaasje te drinken bij wat spelZouden die
vele gelegenheden tot drankverbruik niet glibbe
riger paden vormen tot een afgrond, dieper dan
de Teems of de Seine en oneindig meer rampza
ligen maken dan men oppervlakkig gissen kan?
Zou er geen verandering in te brengen zijn door
autoriteiten, in wier macht het is wetten en ver
ordeningen te maken en te breken?Kan men
die krotten niet uitroeien of patent tot drankver
koop tot een onbereikbare hoogte voeren? Kan
men den kruidenier niet beletten den bij-verkoop
van drank? en kan men de herbergen niet ver
minderen door geen nieuwe instellingen toe te
laten? Moge dan ieder het zijne doen tot ver
betering van onze toekomst en tot opbouwing van
het volk. X.
Domburg, 22 Dec. 1876.
VACCINATIE,
Een plaats s. v. p. mijnheer de redacteur der
Middelburgsche courant voor regels. In 't
nog niet verloopen jaar is slechts een van de
817.081 gevaccineerde kinderen tusschen 15
jaar te Londen aan de pokken gestorven volgens
de registers daar gehouden.
Van de 31.360 on gevaccineerde stierven
er aan die ziekte 35 van 1—5 jaar.
En dat éene kind op de 317.081 was nog aan de
besmetting blootgesteld ongeveer 5 dagen vóór
het daartegen was verdedigd door de doelmatige
behandeling (Illustrated London News Dec. 9)"
Wee u gij schriftgeleerden en Phariseërs enz;
wee u gij die den sleutel der kennis wegstopt en
anderen verhindert te leeren
v. d. Broecke.
Heden nacht is te VÜssingen ter roede geankerd
bet fregatschip Utrecht, gezagv. A. K. Zweede,
van Java met Indische producten, medebrengende
de volgende passagiersde heeren Thesingh, Bury,
Lammers, van Erp Taalman Kip, van Moerkerken
en familie, Ossenbruggen, van Drienen.
De Utrecht is wegens dikken mist heden niet
op de haven kunnen komen.
Binnengekomen te Vlissingon de Engelsche
stoombeot Weardale, gezagv. Curnij, komende
van Sunderland geladen met steenkolen.