N». 308. 119® Jaargang. 1876. Y rijdag 29 December. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertentiên 5 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 28 December. De abdis van Buchau. MIDDELBURGSUHE COURANT. i» V In een gisteren avond gehouden algemeene vergadering der Coöperatieve voorsehotver- eeniging met spaarbank alhier worden de hoofdbestuurders der vorige vereenigingde heeren W. J. N. Landré, B. A. Verhey, Marius Fokker en m'. J. W. Lasonder, gekozen tot bestuurders van de nieuwe vereeniging respectie velijk als voorzitter, onder-voorzitter, kassier boekhouder en controleur. De vier commissarissen C. van Karssen, P. Krijger, K. J. Kuiler en G. van Yelthoven, die volgens het oude reglement herkiesbaar waren, werden herkozen, terwijl in plaats van de commissarissen A. J. Adriaansen en W. J. Goor, die volgens de bepalingen van genoemd reglement niet herkiesbaar waren, werden gekozen de heeren J. J. Matzinger en J. A. Pieters. Ter voldoening aan de bepaling van het nieuwe reglement, dat alle verschillen over de uitlegging der statuten en over de besluiten der vereeniging worden beslist door scheidsmannen, door de alge meene vergadering aan te wijzen, werden als zoodanig voor 1877 gekozen de heeren mr. W. A. van Hoek, m'. E, Fokker en Jac. de Kanter. Yoor zoover de verschillende titularissen ter vergadering tegenwoordig waren, verklaarden zij zich bereid de betrekking waarin zij waren geko zen te aanvaarden. Namens het bestuur dankte de voorzitter de commissarissen der vorige vereeniging voor de vele diensten door hen bewezen en bracht inzonderheid hulde aan de moeite en zorgendie de afgetreden com missaris A. J. Adriaansen zich had gegeven voor de oprichting eener coöperatieve vereeniging te Middelburg, waartoe zijn initiatief wel den eersten stoot heeft gegeven. Met een woord van dank aan het bestuur werd hierop door den com missaris K. J. Kuiler geantwoord. Het hoogste bedrag der door het bestuur op te nemen gelden en spaavinbrengsten gezamenlijk werd door de vergadering voorloopig vastgesteld op ƒ20,000, waarna de door den kassier-boekhou der aan de vergadering voorgestelde borgen met algemeene stemmen werden goedgekeurd. Na nog eenige huishoudelijke werkzaamheden werd deze vergadering geslotenwaardoor de nieuwe coöperatieve voorschot vereeniging met spaar bank geheel is geconstitueerd overeenkomstig de bepalingen der onlangs ingevoerde wet op de coöperatieve vereenigingen en met 1° Januari a. in werking kan treden. FBTJILLETOlSr. 20 Naar het Duitseh van Julius von der Traun. Vervolg.) „Een onbekend gevoel doortintelde mij. Hij liet mijne hand niet los en wij konden onze oogen niet van elkander afwenden. Wij waren op een maal in den tuin bij elkander; hoe zich dat toe gedragen had, daarvan heb ik geene herinnering behoudenhoe lang hij bij mij bleefkan ik niet meer gissenwat wij spraken ik weet het niet. Den volgenden morgen vertelde mij juffrouw Mechteld dat er des nachts in onzen tuin moest ingebroken zijnde deur van het poortjewaar door men aan den oever van het meer kon komen, lag verbrijzeld; maar er was niets gestolen, want men miste in het gehéele huis niets. „Ik zal den timmerman laten halen om eene nieuwe en steviger deur te maken," zei Mechteld eu trippelde weg. „Dagen achtereenhoe heerlijk de zon ook buiten scheen, verliet ik mijne kamer niet; ik at en sliep niet meer en had mij wel onder de aarde •willen verbergen. Op zekeren morgen, het was Tengevolge van vertraging in de aankomst der spoortreinen was gisteren avond bij de opening van de vergadering der Eerste kamer niet het vereischt getal leden (éen meer dan de helft) aanwezig om te kunnen beraadslagen. Te negen uren was een voldoend aantal leden tegenwoordig, doch toen was de vergadering reeds uitgesteld tot heden middag te 12 uren. Als een bewijs dat ondanks alle veelbelovende verzekeringen de dienst op de Zeeuwsehe spoor- weglijn nog alles behalve aan de billijke eischen voldoet, vestigen wij de aandacht op het volgende bericht in de Goesche courant: „De trein die gisteren morgen te 10,41 uit Roosendaal te Goes moest aankomen, verscheen eerst een uur later. De oorzaak van die vertraging was niet te vinden bij de aansluiting te Roosendaal de trein was van daar op tijd vertrokken, maar te Woensdrecht,dus negen en twintig minuten van de plaats van afrit, waar de locomotief niet genoeg stoom had. Een der rei zigers deelde ons mee, dat dit bericht als iets zeer gewoons den belanghebbenden werd verkondigd. Hem en zijnen medereizigers bleef dus niets over, dan te Woensdrecht in het station te wachten, totdat de machine genoeg krachten had opgedaan om de reis te vervolgen. Een tocht van negen en twintig minuten is ook wel wat al te kras, om daaronder niet te bezwijken Den 26™ dezer heeft te 's Heer Arendskerke de herstemming voor een lid van den gemeente raad aldaar plaats gehad. De heer M. de Back verkreeg 51 van de uitgebrachte 65 stemmen, en is dus gekozen. Teneinde, bij al het ongunstige dat omtrent Vlissingen als gerucht verteld en geschreven wordtook eens een gunstig gerucht mede te deelen, vermelden wij dat naar ons uit ver trouwbare doch niet officieéle, bron ter oore komt, het kantoor der firma Krupp niet alleen te Ylissingen gevestigd blijft, maar er zelfs sprake van uitbreiding bestaat. Aanleiding tot dat besluit zou wezen dat de heer Krupp er in geslaagd zou zijn een voordeeliger vervoer-contract met de staatsspoorwegen voor zijne goederen te sluiten. De heer mr. T. A. 'Wjagttio heeft zijn ont slag genomen als lid van den gemeenteraad van Tholen. (Z. N.) Op de algemeene vergadering van het Neder- landsch Werkliedenverbond zijn, behalve de op een dag in Juli 1704, vertelde onze meid dat in den vroegen morgen een trompetter met de pêches uit het hoofdkwartier van prins Eugenius was gekomenalle troepen moesten dadelijk naar den Donau om den keurvorst van Beieren en de Franschen te keer te gaan. „Hebt ge niet aan alle kanten het blazen van de trompetten gehoord?" vroeg zij mij- „Al de soldaten zijn met pak en zak aangetredenen ook de jonge officierendie hier geweest zijn om van hunne wonden te her stellen zijn te paard gestegen. Op dit oogenblik rijden zij allen de poort uit. Geen treinknecht is achtergebleven." Mijn bloed stolde in mijne aderen, zonder dat ik wist waarom. Eene ge dachte bield mij dag en nacht bezigde gedachte om mijn vader weêr te zien. Ik gevoelde dat zich tusschen hem en mij iets gesteld had, en als ik het geliefde gelaat van mijn vader in den droom zagsprong ik schreiend uit mijn slaap op. „Op eenmaal kwamen er blijde tijdingen van den Donauprins Eugenius en Marlborough had den den keurvorst en de Franschen bij Hochstadt verslagende vijand was nu overwonnen en men kon op een laDgdurigen vrede rekenen. „Nu komt üw vadersprak eene verwijtende stem in mijn binnenste, maar mijn zielsangt was he laas zonder grond geweest. In plaats van mijn vader kwam zijn vriend uit Ravensburg eu bracht mij de tijding van zijn dood. Hij was bij Hochstadt gevallen en in de naburige dorpskerk bijgezet. Hoe groot vroeger ook mijue vrees was, zooveel grooter was nu nog mijne smart. reeds gisteren door ons vermelde, nog aangeno men de volgende motiën: 1° De vergadering, overwogen hebbende of het wenschelijk is, dat het verbond candidaten stelt of oandidaturen ondersteunt voor de tweede kamer der staten-generaal, machtigt het centraal bestuur, haar voortaan in het blad van het verbond ten deze voor te lichten en verklaart zich bereid zich overeenkomstig dien raad te gedragen. 2° De vergadering spreekt (bij acclamatie) de wensehelijkheid uitdat arbeid, die uitstel gedoogt, op Zondag zal worden afgeschaft; dat ter berei king van dat doel geen afzonderlijk bond zal worden opgericht; dat regeling van het onderwerp bij de wet geschiede. In onze nommers van 21 en 23 dezer maakten wij melding van twee opstellen over de Atchin- politiek, door den oud-minister van Goltstein in het ütr. Dagblad van 19 en 20 dezer geplaatst. Enkele zeer korte opmerkingen werden onzerzijds aan het door ons geleverde overzicht of aan het letterlijk aangehaalde gedeelte dier opstellen vast geknoopt. Het Utr. Dagblad noemt onze overzichten on juist en de door ons daarop gegronde gevolgtrek kingen ongewettigd en zendt, om ons daarvan te overtuigen en tot inkeer te brengen, ons nogmaals de bladenwaarin de opstellen van den heer van Goltstein opgenomen zijn, ter lezing. Deze handelwijze is, tegenover een confrère óf buitengewoon verwaand, óf bijzonder beleefd. Daar wij van onze medemenschen liefst het beste den ken, willen wij het laatste aannemen en iets op de bewering van het ütr. Dagblad antwoorden, ofschoon dit, indien wij niet tot groote uitvoerig heid over herhaaldelijk door ons besproken zaken willen vervallen, ons moeilijk valt. Herinneren wij, zoo kort mogelijk, wat in den laatsten tijd betrekkelijk de Atchin-politiek is voorgevallen. De oud-minister Fransen van de Putte, meenende bij de regeering eene neiging te bespeuren om, hetzij uit eigen beweging, hetzij op aansporing van verkeerde raadsliedenden oorlog in een veroverings- en invasiekrijg te doen ont aarden, rekende zich verplicht als volksvertegen woordiger daartegen te waarschuwen. In het tijdschrift „de Gids" zette hij dit gegeven advies nader uiteen. Deze handeling, welke naar ons inzien waardee ring verdiende, werd aan sommige zijden ongunstig opgenomen. Partij drift wierp den heer van de Putte de vraag voor de voeten„Durft gij, die den oorlog begonnen zijt en de verantwoordelijk heid er voor op u genomen hebt, den mond nog open te doen?" Het militair esprit-de corps, be- leedigd omdat een leek raad dorst te geven in krijgskundige zaken, schonk het leven aan een Ik ging met den heer Volland op reis naar vaders graf, kuste zijne zerk en smeekte om zijne ver giffenis. „De heer Volland stelde mij voorte Ravens burg bij hem te komen inwonenwant hij was bij het testamentdat mijn arme vader in zijne handen had achtergelaten, tot mijn voogd benoemd. Ik bedankte hem echter voor zijn aanbod en ver zocht hem daar ginds in mijn stille huis, afge zonderd van do wereldmijn vader te mogen be treuren. Mijn voogd stemde er in toedoch ik had hem slechts de halve waarheid gezegd. Moest ik niet hopendat hijdie mij daar verlaten hadmij ook daar weêr zoeken zou Maar ach maanden gingen voorbij en hij kwam niet terug. Intusschen veranderde zich zooveel in mijn toe stand, dat juffrouw Mechteld de oogen open gin gen en zij er mij over onderhield. „Wat nu volgt is kort verhaald. Degeen, dien ik verwachtte, kwam niet, en ik weet niet met welken naam ik hem roepen moet. Mechteld's stilzwijgen kocht ik met gond, waar het mij niet aan ontbrak. Onbemerkt verliet ik het huis dat ik tot nogtoe bewoond had, en reisde naar Ravens burg om met mijn voogd de aangelegenheden van mijn vermogen te bespreken. Mijne kamervrouw zond ik met een verder geschenk en een goeden reispenning naar hare familie in Bohemen. De heer Volland vroeg mij of ik weêr naar het stadje, waar ik sedert mijn vaders dood gewoond had, dacht terug te keeren, omdat hij, als dit mijn plan niet was, er daar een geschikten handwerks- nieuw en geweldig plan van aanvaldoor een be kend militair schrijver in Het Vaderland openbaar gemaakt, tot welks uitvoering niets anders noodig was dan een krachtig en goed georganiseerd In disch leger, dat in Indië ontbrak. In dienstand der zaak scheen de oud-minister van Goltstein geroepen om over eene quaestie, welke door partijzucht en persoonlijken hartstocht verwrongen dreigde te worden, het licht der on partijdige historie te doen schijnen. Niemand toch was beter op de hoogte van wat de regeering sedert April 1874 bedoeld en bevolen had. En nu kwam zijn betoog, volgens onze opvatting, hierop neder. De regeering heeft nimmer iets anders gewild dan in de instructie van 1874 voorgeschre ven werd. Zij heeft bevestiging onzer stelling aan de kust bedoeld, waarvan onderwerping der bevolking in het binnenland langzamerhand het gevolg zou zijn, maar geen veroveringstocht in het binnenland. Doch de krijgsmacht eu de weer middelen, door generaal van Swieten bij zijn vertrek uit Atchin toereikend geacht, zijn ontoe reikend gebleken, niet slechts om te behouden wat men had, maar ook om, overeenkomstig van Swie- ten's eigen advies, het verkregene te beveiligen en te versterken. Men heeft dus de troepen en het gesehut moeten vermeerderen, teneinde gene raal Pel in staat te stellen de steeds stoutmoedi ger wordende aanvallen der Atchineezen af te slaan en, door versterking der door ons langs het strand in bezit genomen streek lands, die aan vallen eindelijk onmogelijk te maken. Ziedaar onzen indruk van hetgeen door den heer van Goltstein geschreven werd, afgescheiden van hetgeen de zucht om zijn eigen bewind te verde digen of om dat van anderen in een minder gun stig daglicht te stellen, ook dezen oud-minister in de pen kon gegeven hebben. Met dit laatste wilden wij niet te maken hebben. Vergelijkt men dezen indruk met hetgeen in onze nommers van 21 en 28 dezer geschreven werd, dan kan men beoordeelen of wij al dan niet in overeenstemming daarmede geschreven hebben. De lezing der duplicaat-nommers van het Utr. Dagblad heeft ons niet kunnen overtuigen dat wij, uit partijdig heid of onattentie, in deze bedoeling zouden zijn te kort geschoten. Deze opvatting blijft onverzwakt, ook nadat wij in de N. Rott. ct. van gisteren zagen dat de generaal van Swieten tegen de opstellen van den heer van Goltstein, opkomt als tegen een aanval op zijn persoon en op de door hem aanbevolen beginselen van oorlogvoering. De heer van Swie ten, wij zeggen het met een eerbied, waarvan niemand die op de hoogte is van hetgeen sedert het begin van den Atehin-oorlog door ons ge schreven is, de oprechtheid in twijfel kan trekken, de heer van Swieten is in deze quaestie te man als kooper voor had. Ik verklaarde hem dat ik mij naar Weenen zou begeven, waar eene zus ter van mijne moeder woonde; aan terugkeeren naar dat stadje aan het meer dacht ik althans in het geheel niet. Mijn voogd gaf mij een zijner koepmansbedienden meê, die mij op mijne reis naar Ulm en Donau afwaarts zou geleiden. Welke gebeurtenis echter die reis reeds in de woning van den bosehwaebter te Brakenhofen afbrak, zal uwe doorluchtigheid wel reeds sinds lang van den ouden Burkhart vernomen hebben. Moge God verder mij en mijn kind zoo lielderijk beschermen als uwe doorluchtigheid, mijne weldoenster, mq beschermd en gered heeft. Nimmer kan ik u genoeg danken en vergun mij nu deze week als uwe eeuwige schuldenares te mogen vertrekken." „Daarvan mag nog geene sprake zijn," antwoord de de abdis, „want hetgeen gij mij verhaald hebt, maakt mijne belangstelling in hoogere mate gaan de dan gij vermoeden kunt. Wat ik zoo even van u hoorde moet ik overwegen, er gevolg aan te geven. Den H. Sacramentsdag moet gij nog bij mij doorbrengen. Daar sta ik op, en, indien gij meent mij iets verschuldigd te zijn, vervul dan dezen mijn dringenden wensch. Wij zullen Roosje met rozen tooien en ik geloof dat het een dag van vreugde zal worden voor de kleine eu ook voor u. Voor uherhaalde de gravin van Montfort met een zucht, gaf Louise een kus en verliet het vertrek. De maan was intusschen hooger opgestegen. Toen de abdis naar buiten trad stond Roosje op

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1