JN". 304. 119e Jaargang. Zaterdag 23 December. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiën i 20 Gent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. BERICHT. Zij die zich voor 1 Januari 1877 op deze courant abonneeren, ontvangen de nog in dit kwartaal verschijnende nommers gratis. Middelburg, 22 December. FEUILLETON". De abdis van Buchau. Benoemingen en besluiten. De heer W. van Goltstein, oud-minister van koloniën, komt in het tweede gedeelte van zijn betoog over de Atehin-politiek sedert April 1874 (Utr. Dagblad van Woensdag) tot de slotsom dat in Atchin steeds gevolgd is de tactiek door gene raal Pel aangeprezen en voor een groot gedeelte zelf uitgevoerd, dat iseene tactiek van bevesti ging en beveiliging onzer stelling, door aanvallende bewegingen waar die noodig bleken. Zijn plan waseene strategische lijn van Kroeng Eaba naar Kroeng Eija te bezetten, op die wijze Groot- Atchin van de zee af te snijden en het tot een binnenstaat te maken. Dadelijk na zijne terugkomst van Java, waar hij tot herstel zijner gezondheid vijf maanden vertoefd had, ging de generaal Pel, tegen het einde van 1875, tot de uitvoering van dat plan over en het was midden in dien arbeid dat hij in den nacht van 24 op 25 Februari 1876 aan eene slagaderbreuk overleed, waardoor, zooals de heer Franse vann de Putte in de tweede kamer zeide, „Nederland het grootste verlies heeft geleden, dat het door den dood van éen persoon lijden kom" Na Pel's dood is de uitvoering van zijn plan voortgezet, doch op dit oogenblik nog niet geheel voleindigd. „Vraagt men, zoo besluit de heer van Golt- stein, naar de lessen der ervaring in de afge- loopen drie jaren, dan zouden zij in dit weinige kunnen samengetrokken worden: alleen van offen sieve bewegingen zijn vruchten geplukt, en stilzitten was steeds achteruitgaan; eene vergelijking van den Atchin-oorlog met vroegeren op Sumatra of Borneo is onjuist, omdat de omvang van deze, de omstandigheden waaronder zij gevoerd werden, hun invloed op den algemeenen gang van zaken, geheèl verschillend en van veel minder gewicht waren; de aard der Atcbineezen is wat krijgshaf tigheid en volharding betreft geheel onderscheiden van dien der meeste volken van den Indischen archipel, hunne krijgsmiddelen overtreffen, zoowel wegens hunne gedurige oorlogen onder elkander Naar het Duitsch van Julius von cler Traun. Vervolg.) „Maar moeder sterft nog niet," riep de kleine uit, „en moeders ziel stijgt niet naar den hemel, want zij blijft bij Eoosje. Moeder gaat niet heen, nog lang nietzij kan mij niet verlaten want bij wie zon ik dan moeten komen?" „Wees bedaard, Eoosje," zeide Sidonie, ter wijl zij het kind weer op de knieën trachtte neêr te trekken„en help ons nog eens bidden voor uwe arme moeder." „Moeder is niet armantwoordde Eoosje„dat weet ik beter, en van nacht heeft zij vaster ge slapen en rustiger adem gehaald dan sedert al den tijd dat zij hier in het stift is. Toen ik de zen morgen aan haar bed kwam keek zij mij zoo helder aan als zij in langen tijd niet gedaan had en zeide zij„Goeden morgenEoosje-lief," eer ik haar nog had kunnen toespreken. Het eten heeft mij ook van morgen voor de eerste maal weer goed gesmaakt, en toen ik in den gang kwam en de blauwe lucht en den mooien zonneschijn zag en mijne duiven zoo vroolijk hare kopjes uitstakentoen wist ik zeker dat moeder weer beter zou worden. Eu daarom moest de pastoor haar met rust laten." als wegens hunne ligging in de nabijheid van groote handelplaatsen, die der overige volken. Is hier mede gezegd, dat men onophoudelijk offensief voort moet gaan en den oorlog in het binnenland voorzetten? „Met n, met Wiggers van Kerchem en met Kroesen", zoo schreef de gouvernenr- generaal in een particulieren brief van 8 Aug. jl. „ben ik van meening, dat wij naar geene uitbrei ding van direct bezit in de XXII Moekims moeten verlangen." „Er was en is alleen in Indië sprake van de volledige uitvoering van het plan-Pel. Dan is te verwachten, dat de bewoners van groot-Atchin, in het binnenland geïsoleerd, zonder gemeenschap met de zee, het hoofd in den schoot leggen zullen. Echter niet om den beschavenden invloed der Nederlandsche heerschappij, maar gedwongen, om dat zij de kracht der Nederlandsche wapenen gevoeld hebben. De tijd en een wijs bestuur zullen bet overige moeten doen." Eene discussie over dit betoog van den oud-minis ter komt ons doelloos voor, daar aan onze bevel hebbers op het oorlogstooneel ten slotte de beslis sing overblijft wat gedaan of gelaten moet worden. Op een afstand is bet redeneeren gemakkelijk,ook het maken van gevolgtrekkingen uit feiten en redeneeringen. Zoo schrijft de heer van Goltstein de onderwerping van Pedir, Simpang Olim, Tjade, Toekoe Kadli en Malikoel Adli toe aan „het krachtig optreden in Groot-Atchin." De heer Fransen van de Putte, en anderen met hem, schrijven bet veeleer toe aan het verstandig beleid onzer zeeofficieren en ambtenaren op de Oostkust. Wie heeft gelijk? Wij kunnen het niet beslissen. Alleen valt niet over het hoofd te zien dat voor het „krachtig optreden", zooals het door den heer van Eees en anderen verlangd wordt, een krachtig en goed georganiseerd leger noodig is, dat wij in Indië niet meer hebbenterwijl voor de afwach- tings-politiek vereischt wórden beleidvolle ambte naren, eenige oorlogschepen en eene veel kleinere militaire macht. Van dit standpunt beschouwd, is de Atehin-politiek niet eene quaestie van willen, maar van k u d n e n. Het Provinciaal blad van Zeeland n°. 121 bevat een besluit van gedeputeerde staten, waarbij is bepaald dat de verkiezing ter benoeming van een lid der provinciale staten, ter vervanging van den heer dr. H. J. van Eek, die overleden"is, in het hoofdkiesdistrict Hulst zal plaats hebben op Dins dag 30 Januari 1877 on de dag der herstemming, zoo die noodig mocht zijn, op Dinsdag 13 Fe bruari daaraanvolgende. Naar wij vernemen is de brug bij Antwerpen Met die woorden rukte zij zich van Sidonie los en sloopeer iemand haar kon tegenhouden, tusschen de stijlen van het gehemelte doorde kamer harer moeder in. Zoodra zij echter binnen wasbedwong zij zich. Nabij het venster lag de stiftshofmeesteres ge knield, meer naar het midden der kamer de kos ter, en bij de - legerstede van Louise stond de pastoor Benignusdie den gouden kelk geopend hadop wiens blinkenden binnenwand een zonne straal viel. Hij nam er eene gewijde hostie uit, die hij Louise toediende. De koster bewoog het schelletje en de hofmeesteres bad zachtkens. Louise's gelaat werd verlicht door de zon, er lag als een waas van 't morgenrood op hare tot nog toe zoo bleeke wangenen toen zij het hoofd weer in 'tkussen liet zinken, zag zij er niet zoo doodelijk uit als te voren. Pater Benignus kon het zich ook niet ontvein zen, dat hoe vervallen hare gelaatstrekken door haar langdurig lijden waren, de eigenlijke doods trek ontbrak, die den ouden zieleherder door zijne ervaring zoo goed bekend was. Maar dokter Hafenreffer had hem nog een uur te voren gezegd dat de krachten der zieke geheel uitgeput waren en er geen hoop meer op herstel bestond. Hij moest dus tot zijne zware plichtsvervulling over gaan, aan zijne hoop het zwijgen opleggen en de zieke op haar naderend einde voorbereiden. Eer hij daarmede echter nog beginnen kon sprak Louise: „Hoogwaardige heer, ik dank u duizend maal voor de vertroosting, die gij mij geschonken op den spoorweg Grand Central Beige reeds zoo verre gevorderd dat de beproeving den 27fn dezer zal plaats hebben. De dienst zou dan den len Januari weer geregelden gang hebben en men der halve niet meer genoodzaakt zijn, bij de brug van den trein te verwisselen. Dit zal gunstig werken op den dienst op de Zeeuwsche lijn. De vereeniging Uit het volk voor het volk alhier heeft besloten, tot dekking van een na- deelig saldo harer rekening, groot ongeveer f 300, een concert te geven, waartoe zij gëengageerd heeft de volgende leden van den „Moermanskring" te Gentmevrouw van Santen-Leplasopraan zangeres, de heeren Dnquesne, violist, Moermans pianist, Yerschaffelt, van den Bossche en van den Hende, zangers. De uitvoering zal bestaan in quatuors trio's duo's en solo-stukken. Omtrent dit gezelschap ontvingen wij uit Gent gunstige getuigenissenzoodat de avond van den 19en Januari a. uit het oogpunt van kunst genot een niet onvruchtbare avond belooft te zijn. Mocht onze aanbeveling iets kunnen uitwerken om onze stadgenooten op te wekken tot deel neming aan dit concert, dan verleenen wij die gaarne. De vereeniging „Uit het volk-voor het volk" verheugt zichdank zij hare philantro- pische werkzaamheid, in de algemeene sympathie hare uitgaven strekken tot bevordering van bet algemeen nut en genoegen, en niet zonder grond mag men dus verwachten dat van de nu aange bodene gelegenheid om zich met een goed doel een avond te vermaken, een ruim gebruik gemaakt zal worden. Een wetsontwerp tot tijdelijke voorziening van het muntwezen is bij de tweede kamer ingeko men, waarbij de schorsing der aanmunting van zilveren standpenningen, anders dan voor rekening van den staat, andermaal met een jaar verlengd wordt. Omtrent de bronzen munt schijnt het niets te bevatten. De Staats-eourant van heden bevat bijlagen, behoorende tot de overeenkomst met de Maat schappij tot exploitatie van staatsspoorwegen, waarvan eenige artikelen zijn bekrachtigd hij de wet van 15 November 1876 (Staatsblad n» 210), voorkomende in de Staats-eourant van Zondag 3 on Maandag 4 December 1876, n° 286. Blijkens de Staats-eourant van heden is de ge meenschap op den telegraafkabel tusschen Penang en Singapore afgebroken. hebt. Ik ben eene goede Christin en deze hemel spijs verkwikt de menschelijke ziel altijd. Ik be drieg mij nietals ik ook deze voorzorg aan de vorstin-abdis toeschrijf, die sedert mijn onge val in de boschwachterswoning als een weldoende engel de hand over mij uitstrekt. Pasehen is zeker nabij en in mijne ziekte verzonken heb ik aan mijn biechtsplicht en mijn zielsheil niet ge dacht. Zie ik terug op de afgeloopen maanden, dan is het een lange nacht voor mij." „Dat is het menschenlevenmijne dochter," antwoordde de pastoor„maar op dien nacht volgt een heldere morgen en een eeuwige dag. Weldra zal het ook voor u dag wordende enge len staan gereed uwe ziel te ontvangenspoedig wenkt u een zalig eindeen wanneer wij nog in het stof der aarde ronddwalen ademt gij reeds het leven der eeuwigheid in." Gedurende die woorden was Eoosje half beangst, half boos den spreker genaderd en had hare band jes met eene afwerende beweging uitgestoken, maar Louise antwoordde: „Zoo nabij is het nog niet. Daar gevoel ik mij niet naar. 'tls eigenlijk eerst sedert dezen morgen, dat ik mij weêr des levens bewust ben; hoe het zoo gekomen is weet ik niet. Toen ik ontwaakte had dat aanhoudende ruischen in mijne ooren op gehouden, ik hoorde het zingen van de vogels, en daartusschen klonk in de verte een geluid van zilveren schelletjes. Door de opening der gordijnen viel een vriendelijke zonnestraal op mij. Voor mijn bed stond mjjn dochtertje op de teenen? De tweede kamer heeft gisteren nog eene avond-zitting gehouden, welke deheer Wintgens ge bruikt heeft tot het voortzetten een er reeds des middags aangevangene redevoering over het ge meentelijk en persoonlijk grondbezit op Java. Na de executie, welke deze afgevaardigde korten tijd geleden van den heer van der Hoeven ondergaan heeft, kon men er op rekenen dat hij er op gesteld zou zijn om spoedig aan de wereld te toonen dat hij het in koloniale wijsheid toch inderdaad ver der gebracht heeft dan het abc. De heer Teding van Berkhout was echter niet overtuigd en integendeel tot de conclusie gekomen dat de minister van koloniën, de heer van der Hoeven en de liberalen toch wel gelijk hebben als zij het individueel bezit heilzaam achten voor den Javaan. De heer Bichon scheen het hieromtrent mede eens te zijn, zoodat men in dit opzicht de anti-revolutionairen den naam communalisten zou mogen geven. De heeren Franssen van de Putte en van der Hoeven wederlegden overigens den heer Wintgens met kracht. Hiermede eindigde de tweede kamer gisteren avond hare zitting. onderscheidingen. Verlof verleend aan m'. A. L. baron de Constant Eebecque, secretaris van legatie te Weenen, tot het aannemen van het officierskruis der Leopoldsorde, hem door Z. M. den koning der Belgen geschonken, en aan den officier van ge zondheid 2« klasse van het leger in Nederiandseh- Indië G. Fischer, tot het aannemen der versier selen van ridder le klasse der Philipsorde, hem door den groothertog van Hessen geschonken. schutterijen. Op verzoek eervol ontslag ver leend aan C. A. Carprean als kapitein bij het 4e bataljon der rustende schutterij in Zeeland. rekenkamer. Benoemd tot adjunct-commies bij de algemeene rekenkamer mr. W. C. A. Scholten, advocaat te Utrecht. ministerieele departementen. Benoemd tot com- mies bij het departement van financiën, E. Nier- strasz, thans ontvanger der registratie en domeinen te Weert (Limburg), met bepaling dat de be noemde commies de aanspraken behoudt op vacee- rende betrekkingen bij de administratie der regis tratie en domeinen, welke hij in zijn tegenwoordigen rang van ontvanger heeft. leger. Overgeplaatst in rang bij het wapen der infanterie van het le^er in Nederlandseh-Indië de le luitenant F. M. Stork van het 6e regiment infanterie. Op verzoek ingetrokken en buiten werking ge steld het koninklijk besluit van 30 November jl. waarbij de le luitenant W. F. Stevens, van het luisterend voorover gebogen, met den vinger op den mond. „Goeden morgenEoosje-liefzeï ik, en ik denk er niet aan te sterven. „En dat mag ook niet, en 't zal niet gebeuren," riep Eoosje uit. „En daarom oude pater, val moeder met al die dingen niet lastig!" Daarbij streelde zij Louise's magere wangen en lachte den goeden pastoor met zulk eene uitdrukking van overtuiging toe, dat de brave man zich weêr in zijne jeugd verplaatst waande. De verandering bij Louise was echter dame Korporell meer in 't oog gevallen dan den pastoor, die Louise vroeger nooit gekend had. De hof meesteres wenkte hem heen te gaan en volgde hem op den voet om aan de abdis rapport te gaan doen. Zij sloot zich niet aan bij den stoet, die zich voor Louise's deur weêr in orde schaarde, want zij moest vooruit ijlen; zij had immers eene zoo goede tijding te brengen! Eoosje had zich bij het ziekbed gezet en de handen harer moeder in de hare genomen. Zij verheugde zich in den liefderijken en bewusten blik, dien deze met stil genoegen op baar liet rusten. De stoet had den bogengang verlaten en in de verte hoorde men nog de schelletjes klinken. Eoosje zei op opgeruimden toon: „Het verschilde niet veel, of die menschen zouden mij bang ge maakt hebben. Ik ben n dadelijk te hulp ge komen. Laten zij maar klingelen en kaarsen branden; wij hebben dat niet noodig. Bidden kunnen wij zelf, en ik heb al lang gebeden, toen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1