N°. 289.
119e Jaargang.
1876.
Woensdag
6 December.
V
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijko nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên i 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.s van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer t 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte?
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite G°. te Bi
ussel en Parijs.
Middelburg, 5 December.
FEUILLETOlSr.
4
De abdis van Buchau.
De zaak 'tKint de Rodenbeke.
LBIRGSCHE
Wij kunnen ons wel vereenigen met hetgeen
gisteren door onzen Haagschen correspondent ge
schreven werd, dat namelijk „de politieke ver
draagzaamheid gebiedt een sluier te werpen over
de jammerlijke ontwrichting der conservatieve
partij," die in de kamer-debatten der vorige week
aan het licht gekomen is. Na die dingen in
't Bijblad gelezen te hebben, voelt men inderdaad,
zelfs al is men op het standpunt der tegenpartij
geplaatst, niet veel lust om er op terug te komen.
De Haagsche correspondent der (conservatieve)
Rotterdamsehe courant denkt er niet zoo over.
Deze verklaart dat „de tegenwoordige regeerings-
partij op hare houding roem kan dragen,
dewijl men in de zittingen van Dinsdag en Woens
dag wel krachtig voor zijne overtuiging en zijne
beginselen is uitgekomen, maar in de meeste der
gehouden redevoeringen geen formuleering
van wantrouwen voorkomt."
Men moet het maar weten!
Den heer Haffmans laten wij met rust, dewijl
wij aan de ongepaste taal van dezen Boxmeerschen
vertegenwoordiger onze kolommeD niet vuil willen
maken. Maar de heer de Casembroot, die zeide:
„Het ministerie schijnt mij toe daardoor (door de
opneming van den heer Alting Mees als minister
van koloniën) het vertrouwen zijner natuurlijke
vrienden eenigszins te hebben verzwakt en zich
aan de genade van hen, die de oppositie geacht
worden te vertegenwoordigen, te hebben overge
geven." En de heer Wintgens, die aanvoerde:
„Wat betreft de houding der conservatieve partij
tegenover dit kabinet in zijn geheel; die verhouding
acht ik misschien nog bedenkelijker, nog gevaar
lijker en ik wensch zeer dat een middel gevonden
worde om daarin verandering te brengen.Wat
betreft den toestand van het oogenblik, de kolo
niale vraag, daaromtrent zal de regeering de
onhoudbaarheid voor haar, voor ons, voor
hare partij in den lande, voor hen die haar wen-
schen te steunen, moeten gevoelen."
En de heer Heidenrijck, die, alvorens het „zon-
denregister" van het ministerie af te gaan lezen,
begon met te zeggen dat bij den minister Heems
kerk nooit als een waar conservatief beschouwd
had; dat die minister steeds gevoerd had, „eene
tendenzieuse politiek, zich uitend in het patroneeren
en cajoleeren der liberale meerderheid"; die aan
toonde hoe het ministerie in alle voorname opzich
ten tot dusverre in strijd met de conservatieve
beginselen gehandeld had en eindelijk tot de slot-
Naar het Duitsch van Julius von cler Traun.
Vervolg.)
Langzaam en nadenkend liet hij het hoofd op
de borst zinken. Sidonie en Romana zagen el
kander met beangste blikken aan. De schrandere
abdisniet minder verwonderd over de onverwachte
wending van het gesprekstond snel van haar
stoel op en nam den arm van den landkomman-
deurFrits hood den zijnen aan Veronika; de
priores voegde zich bij den pastoovdie nu ge
noeg had, en de vroolijke hofmeesteres sloot zich
met de drie jonge dames bij den stoet aan. De
tafel was voor afgeloopen verklaard.
„Hebt ge 't gehoord vroeg Sidonie aan Olympia
en Eomana. „Dat is heel wat anders dan wij
dachten. Wij hebben mama Korporell verkeerd
begrepen. Wat zou daar achter steken, of,"
ging zij voortmet het fijne vingertje tegen haar
voorhoofd tikkende, „zou het hier boven niet in
orde zijn?"
Het gezelschap was de nevenzaal binnengetreden,
waar de koffie stond te dampen in koppen van
Japansch porselein en de Curasao te fonkelen in
het geslepen kristal. Men ging niet zitten, want
de manieren van den landkommandeur en zijn
som kwam, dat hij het kabinet nog zijn vertrouwen
niet ontzeggen zou, dewijl hij van den heer
Heemskerk de infamie niet verwachtte van on
trouw aan de conservatieve beginselen in zake
het onderwijs, doch ten slotte het geval wel dege
lijk voorzag dat het ministerie die infamie tóch
wel begaan kon.
En de heer Fabius, die „de verbreiding der denk
beelden van den tegenwoordigen minister van
koloniën op Java een ongeluk voor den Javaan
en een ramp voor Nederland" noemde.
Vindt men in dat alles nog „geen formuleering
van wantrouwen?"
De conservatieve partij heeft ons aan veel dub
belzinnigs en onbegrijpelijks gewend. Maar dat
zij haar vertrouwen uitdrukt wanneer zij zulke
dingen over een ministerie zegt, is ons even nieuw
als dat zij roem draagt op datgene waar anderen
verlegen mede zouden wezen. Wij zijn ten minste
benieuwd naar de bewoordingen, welke de conser
vatieven gebruiken zullen, als er weder eens een
liberaal ministerie aan het bewind zal zijn en zij
wel de bedoeling zullen hebben bun wantrouwen
uit te drukken.
Door den heer J. de Vos, van Kloetinge, is in
de vorige week met goed gevolg voor eene com
missie nit de arrondissements rechtbank te Goes
examen afgelegd als candidaat-procureur.
De minister van binnenlandsche zaken brengt
in de Staats-courant van heden ter kennis van
belanghebbenden, dat in den loop der maanden
Februari, Maart, April, Mei en Juni e. k. gele
genheid zal gegeven worden tot het afleggen der
examens vermeld in art. 5 der wet van 1 Juni
1865 (Staatsblad n°. 59), gewijzigd hij de wet
van 8 Julij 1874 (Staatsblad ne. 97), ter verkrij
ging van eene akte van bevoegdheid als arts en
van eene akte van bevoegdheid als tandmeester,
volgens de wet van24 Junij 1876 (Staatsblad n°. 117).
Dag en plaats dier examens zullen nader worden
bekend gemaakt.
Zij, die tot de examens wenschen te worden
toegelaten vóór 1 April, moeten daarvan vóór 15
Januari; zij, die het examen na 1 April wenschen
af te leggen tussehen 1 en 15 Maart schriftelijk
opgave doen aan den voorzitter der commissie
van examen, den hoogleeraar dr. J. W. R. Tilanus
te Amsterdam.
Tengevolge van het in werking treden der
nieuwe spoorwegwet hebben gelijktijdig de
bij koninklijk besluit vastgestelde algemeene
reglementen kracht van wet gekregen.
Deze reglementen, in alle opzichten zeer streng
neef verrieden duidelijk hun voornemen om spoedig
te vertrekken. De damesinzonderheid de jon
gere poogden dat plan te verijdelen door telkens
nieuwe onderwerpen van gesprek op het tapijt te
brengen. De oude baron had echter reeds vooraf
zijne orders gegeven en verzocht den kamerdienaar
der abdis eens te gaan zien of de paarden inge
spannen waren.
„Neen immers," zei de gastvrouw, „ge wilt ons
toch zoo vroeg op den dag niet gaan verla
ten
„Vroeg, mevrouw?" zei de aangesprokene, „'tls
reeds sinds lang geen dag meer, en die gevleu
gelde genius daar op de pendule
„'t Is god Amor," fluisterde Sidonie aan Frits
toe, aan wiens zijde zij gezorgd had te komen.
De oude heer zal hem wel niet meer kennen!"
„Die gevleugelde genius daar op de pendule,"
ging de landkommandeur voort, „wijst met zijn
pijl reeds zeven."
„Gij telt zoo angstvallig de uren," zei de abdis.
„O neen," hertnam de oude heer, „maar voorden
ouderdom is de tijd een strenger gebieder dan
voor de jeugd."
„En gij baron van Rehlingen," hervatte de abdis,
„hebt gij ook zooveel haast om afscheid te nemen
als uw oom? Gij moest minder gierig op een uurtje
zijn. Bovendien zijt gij maar een trekvogel die
even langs ons meertje heenstrijkt. Over een paar
dagen zullen wij hooren, dat mijnheer de neef
weêr weg is, om in de verte het geluk te zoeken."
„Neen, mevrouw, zoo snel zal het met mijn neef
voor de spoorwegondernemingen, hebben ook door
sommige bepalingen de aansprakelijkheid der
ondernemingen verminderd en het is, ter voor
koming van teleurstelling, nuttig, de aandacht van
het p? bliek er op te vestigen.
Terwijl vroeger de spoorwegmaatschappijen, bij
vermissing van pakjes (zonder vrachtbrief verzonden)
verplicht waren de geheele waarde te vergoeden,
kunnen zij thans volstaan met aanbieding van
hoogstens 60 c. per kilogr. wat in de meeste
gevallen veel minder is dan de waarde van het
verlorene.
Bij gedeeltelijke beschadiging volgt eene ver
goeding in verhouding van de hoegrootheid der
schade tot de wezenlijke waarde, waarbij voor de
berekening der nitkeering de algemeene handels
waarde, aangenomen a 60 ct. per kilogramtot
grondslag dient.
Bij vertraging wordt hoogstens geheele vracht
als schadevergoeding terugbetaald.
Deze beperkingen der verantwoordelijkheid zijn
ontstaan uit de toepassing van het beginsel, dat
tegenover de zeer lage vrachtprijzen geene onbe
perkte verantwoordelijkheid kon staan en aan het
publiek kon overgelaten worden de keus om óf
een gedeelte der risico zelf te dragen óf, door
betaling van een assurantiepremie, zich tegen
schade te waarborgen.
Zij, die het laatste wenschen, kannen door aan
gifte eener hoogere waarde met vermelding op
den vrachtbrief en door betaling eener kleine pre
mie 1/10 per mille voor iedere 150 kilometer af
stand met een minimum van hoogstens 10 ct.)
zich uitbetaling van de volle schade verzekeren.
Ook vertraging kan voorkomen wordenmits
men het bedrag bij tijdige levering in eene
geldsom uitdrukke en de vastgestelde premie
betale.
Als een staaltje ter verdere illustratie van
Nederlandsehe spoorweg-exploitatie, verdient
het volgende uittreksel uit een particulieren brief,
-vóór weinige dagen geschreven, de aandacht van
ons publiek. Mocht toch een krachtige hand eens een
einde maken aan de velerlei ellenden van ons spoor
wegwezen Dat wij onze ijzeren wegen tot dusverre
nog uit onze overschotten betaald hebben, zonder
er voor te leenen, kan tocb geen reden wezen om
den dienst zoodanig in te richten, dat die ten spot
en ergernis van het reizend publiek strekt.
„Met veel genoegen, schrijft de correspondent,
van wiens brief ons een uittreksel verstrekt werd,
las ik dat uwe kamer van koophandel over het
zonden-register van den spoorweg door Noord-
Brabant zijn beklag gedaan heeft. Moge de
Zeeuwsche bevolking daardoor van verdere mis
handeling verlost worden. Op mijne laatste reis
niet gaan," voerde de oude baron aan. „Tot de
eerstvolgende plechtigheid van den ridderslag in
de Duitscbe orde, die met Pinksteren zal plaats
hebben, blijft hij bij mij óp Allerhausen, waar
hij, bij gunstige toestemming van onzen hoogwaar-
digen grootmeester, zijn proefjaar mag doorbrengen."
„Ik wensch u geluk met dat eehtelooze ridder
schap," zei de abdis met eene buiging tegen den
novice, doch een trekje van spot vertoonde zich
aan de hoeken van haar mond.
„Welke redenen, baron, kan een man als gij
hebben, om reeds zoo jong tegelijk in 't harnas
en in den monnikskap te springen?" viel Sidonie
in eens uit.
„Stil, dametje!" zei de abdis, haar snel den
waaier voor den mond houdende. „In deze zaak
hebt gij niet meê te spreken. Wat gaat u de
gelofte van den ongehuwdeh staat aan? Ik alleen
in het stift heb als abdis krachtens de pause
lijke benedictie die gelofte afgelegd. Gij anderen
zijt wereldlijke stiftsdamesge kunt uwe prebende
verlaten en trouwen in de wereld."
„Ja, dat kunnen wij," bevestigde de dorre prio
res van Gundelfinge.
„Dat kunnen wij," herhaalde dame Korporell,
de stiftshofmeesteres, met komischen ernst, „en
dat, dame priores, is voor ons veel waard."
Een vroolijk gelach was haar loon, en door
deze wending was het de abdis gelukt de wolken
te doeu verdwijnen, die op Sidonie's voorbarige
vraag weer begonnen waren Rehlingen's voorhoofd
te verduisteren. Het hielp bovendien dat de
(van Goes naar Tyrol) hadden wij eerst de agita
tie te Breda voor plaatsen naar Keulen (zulke
plaatskaarten zijn aan het station Goes niet te
bekomen), dan kwamen wij te Venlo te laat,
moesten illieo in een andereu trein overstappen en
te Kempen wachten; natuurlijk werd Keulen niet
in tijds bereikt en ging het op alle vingers om
verder te komen.
„Men reist niet fatsoenlijk vóór men Keulen
achter den rug heeft. Es ist eine élende Wirth-
schaft! Ik schaam mij altijd als ik den vader -
landschen bodem bereik. Daarom verdient de
kamer van koophandel allen lof."
De zaak van den gewezen kassier der Belgische
bank, 'tKint de Rodenbeke, schijnt eene zonder
linge wending te nemen. Ziehier wat de Etoile
Beige daaromtrent vóór eenige dagen mededeelde:
„Men verzekert dat de deskundigen, belast met
het onderzoek van eenige stukken der Banque de
Belgique, met hun arbeid gereed zijn en dien, reeds
eenige dagen geleden in handen van den rechter
van instructie hebben gesteld.
„Van dat oogenblik af heeft het onderzoek eene
nieuwe wending genomen. Personen die nog niet
gehoord waren, zijn bij den rechter van instructie
ontboden en 'tKint, die tot dusverre over som
mige feiten het stilzwijgen bewaard had, is einde-
lijk tot eenige ophelderingen overgegaan. Hij heeft
opnieuw een langdurig verhoor ondergaan".
De „Stad Gent" voegt hier echter de volgende
berichten bij, die wij, natuurlijk onder verantwoor
delijkheid van dat blad, overnemen:
„Wij gelooven te weten dat 't Kint de Roden
beke eerstdaags in voorloopige vrijheid zal gesteld
worden. Men verzekert ons dat de ex-secretaris
der bank van België zou geëindigd hebben met
verklaringen te doendie op de ergste wijze ver
schillende hooggeplaatste personen in verlegenheid
brengen, welke op zijne bescheidenheid rekenden
om aan de vervolgingen te ontsnappen.
„De burgerlijke zaak der Ban que deBelgiquete gen
Eugeen 't Kint en Marie Collart, die de volgende
week moet worden opgeroepen, zal waarschijnlijk
weer worden verschoven, tengevolge van het aan
zienlijk getal zaken die aan de rol staan.
„De Gaulois van Parijs zegt dat de Belgische
justitie erg verlegen is met de zaak 'tKint, want
om zijne uitlevering te verkrijgen heeft zij hem
moeten beschuldigen van schrift vervalsching en
tot nutoe heeft zij vruehteloos gezocht naar de
bewijzen.
„Misschien zal zij wel verplicht zijn Eugeen
't Kint aan Engeland terug te geven, waarover
kamerdienaar der abdis binnentrad met het bericht
dat aan de terugreis op een zoo laat uur en zon
der maanlicht niet gedacht kon worden, want dat
er een sneeuwstorm was ontstaan, die velden,
wegen en sloten onkenbaar had gemaakt.
„Dan moeten de heeren het dezen nacht in ons
stift voor lief nemen," zei de abdis.
„Wat komt er een weinigje sneeuwstorm op
aan?" riep de landkommandeur uit. „Een eigen
lijk duivelsweêr zal het wel niet zijn!"
„Ja toch, het i s een volmaakt duivelsweêr," zei
de stiftspastoor, die, na het weêr eens te hebben
opgenomen, juist terug kwam. „Als de heeren
maar eens even aan 't venster gelieven te komen,
kunnen zij den heksensabbat met eigen oogen
aanschouwen."
Toen de beide heeren aan die uitnoodiging ge
volg hadden gegeven hoorden zij het dofle bulde
ren der windvlagen; de ruiten waren half ondoor
schijnend van de natte sneeuw die er tegen aan
gekleefd was, en wat men nog zien kon bestond
uit niets anders dan wemelende sneeuwvlokken
diedoor den storm voortgedreventegen de
vensters sloegen alsof zij begeerden binnengelaten
te worden.
Intussehen bad de pastoor den baron van Reh
lingen eene tweede omstandigheiddie het vertrek
onmogelijk maaktemaar die niet luid genoemd
kon wordenin 't oor gefluisterd. De bedienden,
die zij hadden meêgebrachthadden den gebeelen
middag met het dienstpersoneel zitten drinken,
zoodat de lijfhuzaar van den landkommandeur