Telegraphische berichten, Benoemingen en besluiten, 0 n d e r w ij s. Kerknieuws, Kunstnieuws. Koloniën, Verkoopingen en aanbestedingen. vóór 30 jaren uitgesproken, overtuiging steeds blijft volharden: „Ook het matig gebruik van den sterken drank verdient afkeuring. Het ge bruik van dien drank, in enkele gevallen als geneesmiddel heilzaam moet daarom als volks drank door alle weidenkenden krachtig worden bestreden." Door het hoofdbestuur der Vereeniging veor lijkverbranding is een adres aan de tweede kamer ingediend, strekkende om den thans volgens de wet bestaanden dwang tot begraven op te heffen en aan diegenen die zulks verlangen, waartoe behooren de meer dan 1200 leden der Nederland- sche vereeniging, vrijheid te geven om des ver kiezende te zorgen dat hun stoffelijk overschot na hun overlijden niet begraven, maar verbrand worde. Tot dusverre bestaat daartoe alleen gele genheid voor hen wier fortuin hun toelaat gebruik te maken van de vrijgevigheid der regeering van het groothertogdom Saxen-Cobnrg-Gotha, die de daar opgericht wordende lijkovens ook voor lijken uit het buitenland beschikbaar heeft gesteld. Aan de Staats-courant ontleenen wij het vol gende bericht aangaande de krijgsverrichtingen in Atehin: „Het is (onder anderen uit de koloniale verslagen) bekend, dat, terwijl de meestestaatjes ter oostkust van Atehin reeds sedert lang het Nederlandsch oppergezag hebben erkend, de radja's van Simpang Olim (Toekoe Hoeda Nja Malim) en van Tandjong Semantoh (Toekoe Paija) steeds in hunne vijandige gezindheid jegens ons zijn blijven volharden. Meer malen is de wenschelijkheid in overweging genomen om die beide radja's de kracht onzer wapenen te doen gevoelen, maar de omstandigheden werden daartoe tot vóór korten tijd niet gunstig geacht. „Onlangs is echter besloten om offensief tegen beide landschappen op te treden. Aan Toekoe Moeda Angkasa van Pasei (eveneens uit de kolo niale verslagen bekend), is vergund en zijn tevens voor zooveel noodig de middelen verstrekt om Tandjong Semantoh dat vroeger grootendeels aan hem heeft toebehoord (onder den naam van Merban) doch hem door Toekoe Paija afhandig werd gemaakt te beoorlogen en in die onder neming is hij gesteund door onze troepen en mari tieme middelen. Het plan was om na Tandjong Semantoh ook Simpang Olim aan te vallen. „Thans is het navolgende telegrafisch bericht van den gouverneur-geDeraal bij het departement van koloniën ontvangen: „„Tandjong Semantoh is door Toekoe Moeda Angkasa en onze troepen genomen en door eerst genoemde bezet. Vervolgens zijn onze troepen naar Simpang Olim opgerukt. De radja heeft toen onvoorwaardelijk zijne onderwerping aangeboden, waarop Simpang Olim bezet en een terrein voor eene vestiging uitgekozen is. De radja gaat met een oorlogschip naar Groot-Atchin, om zich in persoon bij den militairen en civielen bevelhebber te onderwerpen. Verliezen aan onze zijde: bij het vermeesteren van eene sterke benting op den rechteroever der Arakoendoer-rivier, 1 doode en 9 gewonden; bij de verdere operatiën 2 dooden en 7 gewonden, allen Amboineezen." „Het telegram bericht voorts dat in Pedir de verhouding zeer gunstig is. De gezondheidstoestand in Groot-Atchin wordt ongunstig genoemd." De coöperatieve verbruiksvereeniging te Utrecht mag zich steeds in een voortdurenden vooruitgang verheugen. Op 1 Januari 1876 be droeg het aantal leden dier vereeniging 76, thans is dat getal tot over de 100 gestegen. De verkoop der artikelen neemt met den dag toe, terwijl voort durend meer artikelen te verkrijgen zijn. In 1875 bedroeg de geheele verkoop f 2100 in het le kwartaal 1876 f 2241in het 2e kwar taal 2643, in het 3e kwartaal f 2600. De winst, hierdoor behaald, bedroeg in het jaar 1875 f 92.82J in het le kwartaal 1876 f 123 in het 2e kwartaal f 191 en, in het 3e kwartaal f 205. Teneinde zich een juist denkbeeld over de verkregen winst te kunnen vormen, zij nog op gemerkt, dat alle artikelen beneden den gewonen winkelprijs worden verkocht. De Staats-courant van 3 en 4 dezer bevat de wet van den 15™ November jl., Staatsblad 210, houdende bekrachtiging van eenige artikelen van overeenkomst met de Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen. Hoor ingezetenen van Amsterdam wordt een adres tot de tweede kamer gericht, bevattende het betoog dat de tegenwoordig door de Rijnschepen ge bruikte vaarwaters tusschen Amsterdam en de groote rivieren geheel onvoldoende zijn dat een goede waterweg naar Duitschland eene volstrekte behoefte is voor den bloei van Neêrlands hoofdstad dat, na de opening van het Noordzee-Kanaal, de vervulling dezer behoefte geen langer uitstel ge doogt dat zij onder een goeden waterweg naar Duitsch land verstaan een kanaal naar de Waal, dat den afstand naar den onverdeelden Rijn zooveel mogelijk bekort, en wel een kanaal van zoodanige afmetin gen, als, met het oog op een uitgebreid goederen en transitovervoer, voor Rijnschepen van het grootste charter gevorderd wordt; redenen, waarom zij verzoeken op de begrooting voor den dienst van 1877 alsnog een post voor bedoeld kanaal te brengen, opdat met de uitvoe ring daarvan zoo schielijk mogelijk kunne worden aangevangen. Onze Haagsche correspondent schrijft ons het volgende: „Ik zal weinig hebben te zeggen over de alge- meene begrootingsdiscussiën. De debatten van Dinsdag en Woensdag waren van dien aard dat de politieke verdraagzaamheid gebiedt een sluier te werpen over de jammerlijke ontwrichting der zoogenaamde conservatieve partij, die daarbij aan den dag gekomen is; laat ons hopen dat de kamer nu eindelijk, evenals 't „ruwe noorden" van Borger, zal gaan „rusten van hageljacht en stormgeloei" en zich tot eene ernstige en kalme behandeling der begrootingswetten zetten zal. De hooge (en lage) politiek heeft thans hare beurt gehad; men stelle zich nu eens voor eenige weken op het louter financieel standpunt. „Slechts eene opmerking kan ik naar aanleiding der broedertwisten van de vorige week niet achter wege houden: welk politiek man kan zich over het débacle der zoogenaamd conservatieve partij verwonderen? Wie onze parlementaire geschiedenis kent, weet dat de eigenlijke conservatieve partij sinds jaren bezig is aan hare eigen oplossing; wat men bij het oppositie voeren tegen liberale regee ringen en bij het optreden der tegenwoordige regeering met zooveel ophef de conservatieve partij genoemd heeft, is niets dan eene tijdelijke vereeni ging van heterogeene elementen. Deze conservatieve partij, uit eigenlijke conservatieven, uit ultramon- tanen en antirevolutionairen gevormd, is en kan niet zijn eene krachtige figuur, maar hoogstens een Cerberus met drie koppen, van veel waarde in de oppositie omdat het op drieërlei toon en met drievoudig misbaar blaffen kan, maar wanneer 't op zelf handelen in de regeering aankomt, tot dezelfde onmacht gedoemd als de dragon h plusieurs têtes van de fabel. Geen wonder dat na twee jaren regeerens de onvereenigbaarheid der drie leden van het verbond aan den dag komtwonder daar entegen dat ze niet veel vroeger reeds daghelder gebleken is. „In elk geval eischt 's lands belang dat er op dezeD storm eenigen tijd van kalmte volgt en de tweede kamer, gelijk ik daarboven reeds aanduidde, de begrootingswetten ernstig en met buitengewone zorg onderzoekt en behandelt. De werkeloosheid van den heer van der Heim tot verhooging van 's lands middelen kan voorshands ter zijde worden gelaten; thans moet de kamer waken tegen de gevolgen der lichtvaardigheidwaarmede deze minister zijne ambtgenooten in de opdrijving der uitgaven ter wille is. In de brochure van den heer van der Heim van 1871 heeft hij ons zulk een uitstekend voorbeeld gegeven van onverbidde lijkheid in het besnoeien der uitgaven en het beteugelen der opdrijving van cijfers, dat de tweede kamer niet beter doeu kan dan de door dezen geneesheer aanbevolene operatie op den door hem aanvankelijk met slechten uitslag behandeldenpatient toe te passen. Dat de heer van der Heim in de praktijk zijne eigen leerstellingen heeft beschaamd, is een zaak die hem persoonlijk alleen raakt, maar met de deugdelijkheid van zijn stelsel in geenerlei verband staat. Men neme dus het snoeimes ter hand, en bekampe op elk punt de klimmende eischen van ephemeridische ministers. Bij financieel beheer, wanneer men dat althans drijven wil naar gezonde begrippen, is er werkelijk slechts te kiezen tusschen twee wegen: de minister van financiën moet zorgen dat de middelen en ontvangsten met de uitgaven gelijken tred houden, óf hij moet pal staan tegenover zijne ambtgenooten en .geenerlei vermeerdering van gewone uitgaven gedoogen. Maar de houding van den heer van der Heim, waarvan de brochure van 1871 zulke goede ver wachtingen van vastberadenheid en zuinigheid gaf, dwaalt van beide wegen af. Zwak tegenover de ministers wier aanvragen hij gul toestaat, zwak tegenover de kamers, waarbij bij zijne, naar het schijnt weinig ernstig gemeende plannen met het belastingstelsel week en zonder klem verdedigt, wordt hij de speelbal van de omstandigheden en weet geene uitkomst meer dan geldleenen, ter voorziening in gewone behoeften. Met zulk eene politiek kan de kamer niet méégaanbelastingen kan ze niet improviseeren en, daar er voor 1877 gezorgd moet worden, blijft niets haar over dan te doen wat de minister tegenover zijne ambtge nooten verzuimd heeft en, door amendement, de begrootingsposten zooveel mogelijk verminderen". tweede kamer. Bij de voortgezette beraadslagingen over het hoofdstuk justitie der staatsbegrooting voor 1877 werd door verschillende sprekers over allerlei on derwerpen het woord gevoerd, De heer van der Kaay drong o. a. aan op de regeling van den rechtstoestand der hervormde gemeenten. De heeren Bredius en van Eek namen het Nederlandsch werk liedenverbond in bescherming tegen de beschuldi gingen der heeren Oorver Hooft en Heijdenrijck, wier bezwaren gericht schenen tegen de ontwikke ling van den werkmansstand tegenover priester dwang. De heer des Amorie van de Hoeven ver langde wettelijke voorziening tegen vervalsching van levensmiddelen. De heer Arnoldts kwam op tegen het z. i. onwettige verbod van processiën in Limburg. De heer de Jonge verzocht wettelijke beteugeling van het misbruik van sterken drank en waarschuwde tegen het socialistisch drijven, als in strijd met het belang der werklieden. De hee ren Fabius en Messchert van Vollenhoven onder steunden den aandrang tot beteugeling van het drankverbruik. rechterlijke macht. Op verzoek eervol ontslag verleend aan m'. D. R. Wijckerheld Bisdom als kantonrechter te Groningen. leger. Overgeplaatst in rang de le luitenant J. Hamming, van het regiment grenadiers en jagers, bij het wapen der infanterie van het leger in Oost- Indië; en de Is luitenant W. F. Stevens, van het wapen der infanterie hier te lande, thans op nonactiviteit, voor den tijd van vijf jaren gedeta cheerd bij het wapen der infanterie van het leger in Neerlandsch-Indië. Eenige katholieke ingezetenen van Sluis hebben zich tot den pastoor aldaar gewend met het ver zoek het godsdienstonderwijs buiten de schooluren te doen geven, omdat de kinderen anders den geheelen morgenschooltijd moeten verzuimen, iets dat voor die kinderen, welke alleen des winters de school bezoeken, een dubbel nadeel veroorzaakt. Aan dit verzoek is tot nogtoe niet voldaan. (Wil v. Z. VI.) Te Arnemuiden is door het kiescollege tot predikant bij de N. H. gemeente beroepen de heer A. Mac Pherson, predikant te Ooltgensplaat. In het „Grand theatre" te Amsterdam worden tegenwoordig Duitsche bewerkingen van stukken van Shakespeare gegeven. Vrijdag geschiedde dit met „Koning Lear", heden avond wordt „de koopman van Venetië" opgevoerd. Het vreeselijke drama van den krankzinnigen koning was echter zóo besnoeid dat er weinig van het karakteristieke meer bewaard bleef. De titelrol, die het meest in haar geheel geble ven is, werd gespeeld door den heer Lehfeld, een veteraan in de kunst, die de onbereikbare taak om Lear goed voor te stellen niet onverdienste lijk vervulde. Eene bijzonderheid van dezen kunstenaar is echter dat hij stokdoof is. Hij kent al zijne rollen woordelijk van buiten, valt nooit verkeerd in en verzuimt nimmer het Stichwort. In de voorstelling van heden avond vervult hij de rol van Shylock. Marine en leger, De luitenants ter zee 2e klasse H. C. Aehenbach en J. Wentholt, dienende aan boord van Z'. M3. ramschip Schorpioen, worden met den 15™ dezer op nonactiviteit gesteld en met den 16en daaraan volgende vervangen door de luitenants ter zee 2e klasse C. L. de Jong en J. P. van Rossum. Bij beschikking van den minister van marine van den 2™ dezer zijn de studenten voor den militairen geneeskundigen dienst der zeemacht W. Blaakhert, A. E. Vermey, H. F. A. Peypers en W. Meyboom, de drie eerstgenoemden op hun daartoe gedaan verzoek, te rekenen met den laat- sten September jl.eervol uit die betrekking ontslagen. In het Alg. Dagblad van Nederlandsch-Indië komt een brief voor uit Kotta Radja, dd. 18 October, waaraan het volgende ontleend is. „Op het oogenblik is alles hier weder tot zijne vorige kalmte en rust teruggekeerd, en zijn wij weder eene kleine strook in het vijandelijk gebied rijker geworden. „Den 4™ October jl. keerde de opperbevelheb ber te Kotta Radja terug met dezelfde krijgsmacht, waarmede hij eene maand vroeger uitgerukt was; het 8e bataljondat echter gedurende het ageeren zich bij de uitrukkingscolonnes gevoegd had, is in de nieuw gevormde N. O. linie, en wel te Tjadé in zijn geheel in een kampement achterge bleven, terwijl een peloton van genoemd bataljon de op eenige honderden passen van Tjadé gelegene missigit Kliang bezet heeftde overige nieuw opgerichte bentings van die linie zijn bezet door het rechter half 9e; de nu overtollig geworden pos ten Kota PohamaMoesapéTibanLamara en Langkroek zijn ingerukt en den majoor van Teijn is voorloopig het kommando van de linie opge dragen. „Ziedaar in het kort den uitslag van een tocht van 30 dagendie ods echter ook talrijke offers gekost heeft, daar wij ongeveer een verlies van 200 man aan dooden en gekwetsten te betreuren hebbenbehalve de manschappendie door ziekten op het oogenblik buiten gevecht gesteld zijn. Of dit verlies nu opweegt tegen het betrekkelijk succes, dat wij behaald hebben, is niet zeker te bepalen; wij zijn een stuk grond zonder bevolking rijker geworden, terwijl de vroegere bevolking zich weder wat achterwaarts heeft begeven, en nuevenals of er niets voorgevallen isonze nieuw bevestigde linie gaat bestoken. Wij schij nen dus het einde van den krijg nog niet veel nader gekomen te zijn. Vooral bemerkt men dit als men bovendien op de kaart nagaat welk be trekkelijk klein deel van Atehin op het oogenblik in ons bezit isen velen zullen dan toestemmen dat wij niettegenstaande onze geledene verliezen en de dapperheid der troepen nog verre van den vrede zijn, als de Atchineezen doorgaan zich als nu te verdedigenen wij eiken duim grond als het ware moeten veroveren. „Gaat men tevens de rapporten eens na van de krijgsverrichtingen sedert 26 December 1875, dan stui men al zeer spoedig op de eigenaardigheid, dat verscheiden kampongs enz. tweemaal zijn moe ten genomen worden, omdat men de eerste maal er geene bezetting in had achtergelaten. „Heeft men echter eenmaal een belangrijk voor deel op den vijand behaalddan zal men in den regel moeten trachten van dat voordeel zooveel mogelijk partij te trekken, en den vijand geen tijd dienen te laten zijne geledene verliezen te herstellen. „Daartoe is als hoofdvereisohte eene voldoende troepenmacht noodig, en bij het overgroot aantal postendat bezet dient te wordenblijft er geene strijdmacht over, die voldoende is om den vijand onophoudelijk te blijven vervolgen: nu wordt een sterkte of kampoDg door ons soms ten koste van vele verliezen genomen en bezet, en dan weder dood bedaard afgewacht dat de vijand ons zoo veel mogelijk afbreuk doet, door het aanvallen van onze posten en transporten en tevens daardoor in de gelegenheid wordt gesteld zijne geledene ver liezen door aanvoer van buiten zooveel mogelijk te herstellen, terwijl naar alle waarschijnlijkheid eene rustelooze vervolging ons veel meer resultaten zoude opleveren." Het fanfaren-gezelschap „Eendracht maakt Macht," te Kruiningen verschafte jl. Vrijdag aan velen een recht genotvollen avond. Het gaf een concert, afgewisseld door komische voordrachten en besloten met de opvoering van het tooneelspel „'t Was maar een loods," van A. Ruijsch. Dit boeiende stuk werd over het algemeen zeer goed gespeeld, zoodat de vrouwelijke en mannelijke medewerkers luide toejuichingen verwierven. Het bal, dat later plaats had, was zeer geanimeerd en duurde tot laat in den nacht voort. Te Groede werd Donderdag jl. eene algemeene vergadering gehouden van den rederij kersbond. Tegenwoordig waren de sprekers uit de kamers van Sluis, Groede, Biervliet en Aardenburg. Een aanzienlijk gezelschap woonde deze vergadering bij. Door den heer Charles Gardiner, op het landgoed the Temple, bij Goring, Oxfordshire, die in den zomer dezes jaars met zijn stoomjacht de winterhaven van Barendse op Nova-Zembla be zocht, zijn een aantal voorwerpen, welke van de Nederlandsche overwinteraars afkomstig zijn, bijeenverzameld en door tusschenkomst van den luitenant ter zee der 2e klasse L. R. Koolemans Beynen aan de Nederlandsche regeering ten geschenke aangeboden. Die voorwerpen, welke bij de reeds vroeger door de regeering aangekochte van gelijken oor sprong in de modelzaal van het departement van marine zullen worden geplaatst, zijn vermeld in de Staats-courant n°. 285. De Arnhemsche courant meldt omtrent het vatten van den moordenaar der vrouw, die onlangs op de straatweg van Apeldoorn naar Arnhem omgebracht werd, nader het volgende: Na ontvangst der tijding van den moord be gaven zich de burgemeester en kantonrechter, benevens de chef der gemeentepolitie en de rijksveldwachters naar de plaats des onheils, alwaar hun door de personen Ploeg en Holtman werd medegedeeld, dat deze een zeer verdacht manspersoon den weg naar Arnhem hadden zien volgen, waarop den politie-ambtenaren gelast werd, met het rijtnig naar Arnhem te rijden, om dien persoon met behulp van Ploeg en Holtman op te sporen. In Arnhem aangekomen, zijn aan ge noemde ambtenaren de slaapsteden aangewezen, in een waarvan, in de Langstraat, zij een persoon slapende vonden, die dadelijk als de verdachte werd herkend en door den chef-veldwachter oogenblikkelijk in verzekerde bewaring genomen werd. Ook kunnen wij met zekerheid mededeelen dat de onverlaat, bij het lijk der verslagene ge bracht, geene bekentenis aflegde, maar alleen op de vraag of zij, die daar lag, de verslagene was, ten antwoord gaf: „wel mogelijk, zij zag er zoo uit". Meerdere antwoorden weigerde hij te geven. Ter provinciale griifie van Zeeland liggen ter lezing de voorwaarden waarop door het departe ment van marine op den 13en December a. zal worden aanbesteed de levering van uitrusting goederen enz. Het uitvoeren van eenige werken aan de calamiteuze polders Margaretha c. o., (Zaterdag jl.) te Zaamslag aanbesteedis aangenomen voor f 37986 door den heer C. de Wilde, te Kattcndijke.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 2