286.
1190 Jaargang.
1876.
Zaterdag
2 December
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiêni 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer t 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 1 December.
FETJILLETOU.
De abdis van Buchau.
O
MIDDELBURGSCHE
I
Naar liet Duiisch van Julius von der Traun.
Hoe onaangenaam het ook is, met Jobstijdingen
aan te komen, moeten wij toch weder de aandacht
vestigen op een paar voorvallen van treurige be-
teekenis, welke in den laatstentijd aan boord van
stoomschepen voorgekomen zijn, die koloniale troe
pen naar Nederlandsch-Indië overvoerden.
Ten deele zijn die feiten reeds van vroeger be
kend. Den 16en October sprongen, terwijl het
stoomschip Friesland zich midden in het Suez-
kanaal bevond, zeven Fransche soldaten over boord,
zwommen naar den wal, liepen den kant op en de
woestijn in en slaagden er in, na duizenderlei
gevaren en ontberingen doorgestaan te hebben,
na door de wilde woestijnbewoners uitgeplunderd
en mishandeld te zijn, Port-Saïd te bereiken, waar
zij met ondersteuning van de Fransche ingezetenen
voortgeholpen zijn.
Aan boord van de „Prinses Amalia", die op dit
oogenblik nog naar Indië op reis is, droegen de
zaken een meer verontrustend karakter. Een
passagier schreef daaromtrent aan de Amst. cou
rant het volgende:
„In plaats van ons gisteren avond te Port-Saïd
aan wal te vermaken, hebben wij geagiteerde
oogenblikken gehad. Omstreeks zes uren namelijk
verspreidde zich de mare, dat er oproer was onder
de troepen aan boord (125 man). Aanvankelijk
waren de geruchten en mededeelingen verward,
totdat eindelijk met zekerheid vernomen werd,
dat de soldaten, die allen beneden in het schip
waren, den toegang van het soldatenkwartier tot
de gangen der officiers-verblijven wilden verbreken.
In grooten haast vluchtten nu de dames in een
der vele langszijde liggende sloepen en gingen,
onder begeleiding van enkele heeren, naar wal.
Omstreeks half elf werd het bericht naar wal ge
zonden, dat de orde hersteld was. Zij, die der
waarts vertrokken waren, keerden daarop naar
boord terug. De zaak had zich volgenderwijze
toegedragen
„De manschappen waren beneden in hun verblijf
geconsigneerd, omdat de majoor bevreesd was voor
desertie. Niet ten onrechte zeker, want ook te
Southampton reeds hadden drie man zich daaraan
schuldig gemaakt. Doch die maatregel be
viel hun niet. Eenigen spraken toen af om
het schip in brand te steken en in massa te deser-
teeren. Eerst trachtten zij door de luiken op dek
te komen, maar de onderofficieren stonden op wacht
om hun dit te beletten, en wilden te dien einde de trap
pen optrekken. Doch daarop begon een algemeen tu-
I.
Het was op Driekoningen van het jaar 1713.
De godsdienstoefening in het vorstelijk dames-
stift Buchau aan het Veder-meertwee mijlen
van de Zwabisehe rijksstad Osiberach gelegen,
was afgeloopen. De vrome menigte had zich in
het stadjedat het stift omringdeverstrooid of
keerde door de sombere stadspoorten naar het be
sneeuwde platteland terugwant de boeren lieten
zich niet gaarne het genoegen ontzeggen om op
feestdagen in de stiftskerk de hoogmis bij te wo
nen. Reeds de trotsche kerkde prachtige alta
ren en de kleurige gobelins aan de wanden van
bet koor, waar honderd kaarsen brandden, de
geurige wierook omhoog steeg en de stijf in goud-
lakensche gewaden gehulde priesters zich plechtig en
geheimzinnig bewogenzouden aantrekkingskracht
genoeg bezeten hebbenmaar dit alles werd nog
verhoogd door het genot om onder een gehemelte
van blauw fluweelmet zilveren sterren bezaaid
en met zware zilveren franjes en kwasten afgezet,
op een troon de nauwelijks dertigjarige Clotilde,
gravin van Montfortvorstin-abdis van het stift,
te zien zitten in golvend wit plechtgewaad, een
muit. De belhamels sloegen de lantaarns stuk, wierpen
met de stukken en alles wat zij maar grijpen
en vangen konden naar boven. Toen werd het
scheepsvolk gewapend, en begon er eene degelijke
vechtpartij met de sabel. Doch eerst nadat er
een paar revolverschoten gevallen en zeven der
oproerlingen buiten gevecht gesteld waren, werd
men de kerels meester, die gelukkig geen andere
wapens dan huisraad, ketels, banken enz. had
den waarmede zij evenwel eenige scheepsofficie
ren gewond hebben. De zeven gekwetste muiters
zijn er niet maisch afgekomensabelhouwen op
het hoofden een twee ribben stuk. De schuldi
gen zijn speciaal Franschen en Belgen."
Deze feiten spreken eigenlijk zoo duidelijk voor
zich zeiven dat het nauwelijks noodig is er iets
bij te voegen. Wij laten nu daar welken indruk
zulke muiterijen en voorvallen op onze transport
schepen, in het buitenland moeten maken. De
Fransche dagbladen uit Egypte, die wij onder de
oogen gehad hebben, welke om redenen van com-
mercieelen aard (men denkt aan de Nederlandsche
ondernemingen van Z. K. H. prins Hendrik te
Port-Saïd) niet Nederlandseh-gezind zijn, verzuimen
niet in dergelijke gebeurtenissen aanleiding te zoe
ken om de publieke opinie tegen ons op te zetten.
Evenmin bespreken wij thans opzettelijk de moei
lijkheden waarin onze aanwervingen in het buiten
land, met de misbruiken waarvan zij, buiten den wil
en de voorkennis zelfs onzer regeering, onafschei
delijk gepaard moeten gaan, ons tegenover de
vreemde regeeringen brengen kunnen. Maar deze
vraag wenschen wij te stellen: Welke kracht,
welke offervaardigheid, welke gehechtheid meent
men dat ons koloniaal bestuur verwachten kan
van, welken steun meent men dat het, tegenover
de Inlandsche bevolkingen, ontleenen kan aan sol
daten die, door wie weet welke praktijken onder
onze vanen gebracht, er slechts op uit zijn zich
aan ons gezag te onttrekken en om dit doel te
bereiken de grootste gevaren niet schromen?
Het verder doordringen in Atchin tot allen
prijs, tegen den raad en de instructiën in van hen
die den krijg aangevangen en in het begin geleid
hebben, heeft ons in een toestand gebracht waarin
de gevaren ons van alle kanten dreigen. Gaat
men op die wijze voort, blijft men den moed en het
doorzicht missen om te erkennen dat wij thans niet
verder kunnen en ons vooreerst moeten bepalen tot
het bevestigen van hetgeen wij hebben, gelukkig'
zoo ons dat nu nog mogelijk is, dan meenen
wij dat het slechts eene quaestie van tijd zal
worden of ons al dan niet in Indië eene catastrophe
treffen zal, welke alles wat tot dusverre in het
Noordelijk gedeelte van Sumatra is voorgevallen
in noodlottigheid verre achter zich laten zal.
De bovenstaande opmerkingen waren geschreven,
met kruisjes geborduurden gordel om het middel,
een met zilver geborduurden blauwen mantel met
langen sleep om de schouders en een breed blauw
zijden lint met aanhangend kruis van diamanten
over den boezem, terwijl myter, staf en ring het
eostuum der schoone vrouw voltooiden. Aan hare
linkerzijde lag op een verguld tafeltje de vorsten
kroon van gouden heugelsgevoerd met purper
fluweel omboord met hermelijn en getopt met
wereldbol en kruis. Beneden haar, aan beide
zijden van de estrade, zaten de stiftsdames in
haar eenvoudiger geestelijk gewaaddat echter
zeer goed stond, niet zonder inachtneming van
smaak en schoonheid gekozen was en pikant werd
gemaakt door den blauwzijden mantel die er over
heen was geworpen. Bij geen der dames ontbrak
het kostbare stiftskruis aan een moiré-zijden lint;
de in geborduurd zijden handschoenen besloten
vingers speelden met de vergulde bladeren der
rijk gebonden, op perkament geschreven brevieren,
van wier fraaie miniatuur-teekeningen menig schoon
paar oogen plotseling opzag, als overvallen door
gedachten wier gebied buiten de kerkmuren ligt.
Rechts van de abdis zat de magere stiftapriores
Ehrgutta barones van Gundelfingendie getuigen
kon van vier en twintig adellijke kwartieren en
van zestig nutteloos voorbijgegane lenteslinks de
stiftshofmeesteres Sibylle barones van Korporell,
eene gezette joviale dame van omstreeks vijftig,
het orakel en de afgod van de jèngere stiftsdames.
Deze warennaar volgorde van leeftijdde barones
Veronika von Besserer, de gravin Olympia voa
toen ons onder de oogen kwam een nommer van
het blad le Courrier de Port-Saïd, bevattende een
communiqué van den minister van buitenlandsche
zak«a van Egypte aan de redactie van genoemd
blad, waarvan de inhoud, uit het Fransch vertaald,
luidt als volgt:
„Caïro, 15 November 1876.
„De Courrier de Port-Saïd bevat in zijn nommer
van 24 October jl. een artikel onder het opschrift
Les recruteurs Hollandais en France, welk opstel
aanleiding heeft gegeven tot eene klacht van de
zijde van den agent en consul-generaal der
Nederlanden.
„Dit artikel is dan ook in zoodanige bewoor
dingen vervat, dat het rechtstreeks afwijkt van de
letter zoowel als van den geest der bestaande
reglementen, volgens welke de in Egypte verschij
nende dagbladen verplicht zijn om alle bevriende
regeeringen evenals de Egyptische regeering zelve
te eerbiedigen, en derhalve alles te vermijden wat
aanleiding kan geven tot klachten als die van den
Nederlandschen agent en consul-generaal.
„Het is bekend dat het gouvernement van
den Khedive er bijzonder op gesteld is dat deze
verplichting nauwkeurig nageleefd worde.
„Ik verzoek u dus daarin niet meer te kort te
komen en u te gedragen naar deze waarschuwing
welke, bij niet zorgvuldige inachtneming, door de
gestrengste maatregelen van dwang gevolgd zon
worden.
„De Minister van buitenlandsche zaken,
(get.) Cherif."
In de heden namiddag gehouden zitting van den
gemeenteraad van Ylissingen ziju onder meer de
volgende zaken behandeld.
Tot binnenvader en -moeder in het burgerwees
huis zijn met algemeene stemmen benoemd J. N.
Francken en vrouw, te Amsterdam.
Door de commissie van fabricage is rapport
uitgebracht betreffende de bestrating van wegen
op het ferrein bij de zeesluis. Naar aanleiding
daarvan is besloten aan den minister van financiën
te kennen te geven dat de raad bereid is terug
te komen op het in der tijd genomen besluit om
bij eventueelen verkoop van gronden in de na
bijheid van de groote zeesluis geen straten voor
rekening der gemeente te leggen. Kennis genomen
hebbende van de ingediende projecten, geeft de raad
de voorkeur aan dat van den hoofdopziener van
de domeinen, en is hij bereid voor dat projcet op
kosten van de gemeente de bestrating aldaar te
maken, onder bepaling dat daarmede een aanvang
zal gemaakt worden zoodra van ieder blok min
stens een viertal huizen zal zijn gebouwd. Het
bouwen der huizen zal zoodanig moeten geschie
den dat de vloer der benedenverdieping komt te
Werdenau, de gravin Ramona van Ilgen en
de barones Sidonie von Imhof; zij wisselden van
twee en dertig tot twintig jaar af. De zevende
en achtste plaats in dit met tijdelijke middelen
zeer gezegende en alleen van het rijk af hankelijke
stiftdat niet meer dan negen prebenden omvatte,
waren op dit oogenblik vacant. Voegen wij nu
nog bij het praalvertoon dezer adellijke dames
de plechtige orgelklanken en het heerlijke koor
vol bekwame muzikanten en jeugdige en frissche
stemmendan zal het niemand verwonderen dat
Hans en Trine liever den lof Gods in het dames-
stift te Buchau hoorden verkondigendan in
hunne nederige dorpskerk, waar het orgel onder de
vuisten van den schoolmeester klaagtonen uitstiet.
Gelijk wij zeiden was de godsdienstoefening
afgeloopen. De abdis en het geheele damesconvent
warenvoorafgegaan door de gegalonneerde deur
wachters, de pages met fakkels in de hand, den
hofmeesterden hofrichter en de overige in 't zwart
gekleede stiftsbeambtenvan welke de beide
eerstgenoemden golvende witte allongepruiken
droegen, onder paukengeschal en het geschetter
van zilveren trompetteneerst den kruisgang en
van daar de Prelatuur binnengetredende
grijze stiftspastoOr Benignus en zijne beide kape
laans hadden in de sacristie de zware misgewaden
afgelegdde koorknapen overtrokken de kostbaar
beden van het hoogaltaar met linnen foudralen
om ze tegen het stof der weekdagen te bescher
men en eindelijk stapte de koster met zijn
zwaren sleutelbos naar de met kunstig gesmeed
liggen op 3 M. A. P. Voor het verzamelen
van faecale stoffen zal het tonnenstelsel verplich
tend zijn. Voor de gemeente wordt vergunning
gewenscht tot loozing van het hemel- en spoel
water in het verbreed kanaal. Voor den eersten
blok wordt een termijn van vier jaren bepaald,
binnen welken het bouwen der huizen tot stand
zal moeten gekomen zijnterwijl voor de tweede
en derde blokken langere termijnen gesteld kun
nen worden.
Met betrekking tot den hoofdelij ken omslag is
besloten: a in de verordening tot heffing op te
nemen, dat bijdragen of kortingen voor of wegens
pensioen- of weduwenfondsenverplicht of onver
plicht niet kunnen afgetrokken wordenen b dat
van den middelterm van den aanslag f 200 zal
afgetrokken worden, behoudens goedkeuring van
gedeputeerde staten.
Tot ïid van het algemeen armbestuur is met
algemeene stemmen herbenoemd de beer dr. J.
Hazenbergen tot regent van het gasthuis de
heer J. A. de Wolff, mede met algemeene stemmen.
Aan J. M. Kreupeling is op zijn verzoek
eervol ontslag verleend als kommies bij de plaat
selijke belastingen en als zoodanig benoemd J. S.
Löwenstein, sergeant bij het 3e reg. inf. te Vlis-
singen.
In een volgend nommer geven wij het gewone
verslag.
Blijkens advertentie in de „Nederlandsche Finan
cier" is door de Maatschappij Zeeland eene geld-
leening uitgeschrevengroot 3,200,000 a 4 j pet;
aflosbaar in 30 jaren.
Rente en aflossing zijn onvoorwaardelijk en
rechtstreeks gewaarborgd door Z. K. H. prins
Hendrik der Nederlanden.
Men meldt ons uit Colijnsplaat.
„In de openbare vergadering van den gemeente
raad alhier van den 27en dezer, werd door den
burgemeester in herinnering gebracht dat het 25
jaren was geleden, sedert de heer J. Vink zijn be
trekking van secretaris en ontvanger aanvaardde.
Hulde brengende aan de vele en gewichtige diensten
als zoodanig aan de gemeente bewezen, bood hij
namens de raadsleden den jubilaris een fraaie
pendule ten geschenke aan. De beer Vink, zeer
verrast en getroffendankte in hartelijke bewoor
dingen voor het groote bewijs van waardeering dat
hem ten deel viel."
Naar wij vernemen is de opening van den spoor
weg van Mallegat naar de Delftschepoort te Rot
terdam thans, zoowel voor goederen als voor reizigers
definitief vastgesteld op den le Maart 1877.
ijzerwerk versierde kerkdeurdie krakend toe
ging.
Op het groote stiftsplein was het leêg en stil.
De rijk gebeeldhouwde fonteinwier stralen in
het goede jaargetijde zoo lustig klaterden, was
bevroren; de duiven zaten met opgezette veêren
onder de uitstekende randen van het daken de
bonden lagen bij het vuur in de kamer van het
dienstpersoneel. Slechts in de stiftskeuken hoorde
men van tijd tot tijd het knarsen van het braad
spit als de keukenjongen het opwond of het ge
luid van den stamper die de 'wanden van het
koperen mortier trof.
Wie aan de waarheid trouw was moest beken
nen, dat de stiftsdames te Buchau deu eenen
dag na den anderen er de fijnste tafel op na hielden
doch heden moest er heel wat bijzonders aan de
hand zijn, daar de hoogwaardige stiftshofmeesteres,
de ronde dame Korporell, zelve in de keuken
verscheen en met een geoefend oog alles monsterde,
wat aan de spitten en in de potten en casserolien
braadde, smoordde en kookte, wat uit den bakoven
dampte, wat in deijsbussen bevroor. Vervolgens
begaf zij zich naar de wildkamer, want de hoog
geachte buurman van het stift, de landkomman-
deur der Duitsche orde te Allerhausenhad reeds
lang vóór het aanbreken van den dag den ouden
Burkhart, zijn boschwachter op Brakenhofen met
een vetten reebok en eene vracht faisantenhazen
en wilde eenden naar het stift gezonden. Burk
hart had den reebok ontweid en de beste stukken
waren reeds in de keuken afgeleverd, toen dame