Telegraphische berichten. Benoemmgen en besluiten. 0 n d e r w ij s. Kerknieuws. Landbouw. Marine en leger. Koloniën. wijs hoofdzaak openbaar alleen daar waar 't bij zondere niet in de behoefte voorziet" staat, dan zelfs de minst ontwikkelde liberaal dulden kan. Is dit waar, dan zou de oppositie der clericale factiën tegen den minister van binnenlandsche zaken, waarvan op den eersten dag der begroo- tingsdiscussiën wederom zeer ongemanierde staal tjes geleverd zijn, al zeer weinig recht van bestaan hebben. „Onwaarschijnlijk is dit slechte gerucht trouwens niet. 'tls waar dat we op dit oogenblik alles verwachten kunnen, maar wie de houding van den heer Heemskerk tegenover de onderwijsvraag aan dachtig heeft nagegaan, vindt tot bekommering reden genoeg. Vóór zijn eerste ministerschap ging hij met alle voor het openbaar onderwijs vijandige amendementen mede; de betuiging van 1866 dat hij geen smet zou laten werpen op de openbare school werd geheel teniet gedaan door het „wetteke van 1868," dat geen ander doel had dan de open bare neutrale volksschool bij de kerkelijke secte- school achter te stellen en daarvoor op te offeren, waar het maar mogelijk wasen dat daarenboven, wederom ten bate van de kerkelijke scholen, ver laging van het peil van het lager onderwijs beoogde. Uit dit voorstel bleek dat die verdediging van de openbare school, dat vrijhouden van baar van smetten, moest opgevat worden met een zeker jezuietisch voorbehoud, eene restrictio mentalis, die niet geduld kan worden, waar 't een zoo hoogst gewichtig volksbelang geldt. In de oppositie tegen Fock, den moedigen handhaver van de volksschool, liet de heer Heemskerk zich de merkwaardige woorden ontvallen, dat men zijne zienswijze van dat oogenblik niet naar het voorstel van 1868 beoordeelen moest, want dat hij na 1868 niet was blijven stilstaan. Hoe anders is dit op te vatten dan aldusik ben nog altoos op denzelfden weg van eonciliatie met de cleriealen, en zou nu nog wel verder gaan dan in 1868? „Ik zou niets liever hebben dan grond om het medegedeelde gerucht zelf niet te gelooven. Een clericaal ontwerp namelijk wordt ongetwijfeld ver worpen aan amendeeren valt niet te denken. Dus komt er weder een nieuwe crisis, die niet te wen- schen is bij de heerschende onzekerheid of de liberalen in de kamer 't ten aanzien der verbete ring van het volksonderwijs wel beter eens zullen zijn dan ten aanzien der verbetering van de lands verdediging, het belastingwezen, en wat niet al. En zelfs al bestond die onzekerheid niet, dan nog zou ik de aftreding der tegenwoordige regeering betreuren voordat ze hare voorstellen betrekkelijk het kiesstelsel had ingediend. De opgaven der provinciale en plaatselijke besturen, die men uit hoffelijkheid beweert voor eene dergelijke regeling noodig te hebben, ofschoon ze volkomen onnuttig zijn omdat men er alles, dus niets, uit trekken kan, die opgaven zijn nu weder gevraagd en de bewerking daarvan zal wel niet veel tijd vor deren. Ik weet niet in hoeverre de gevolgtrek king door eenige dagbladen gemaakt juist is, dat er alleen censusverlaging in de steden zal worden voorgesteld, en de minister Heemskerk dus niet zoover zal gaan als zijn laatste voorganger gegaan is, hoogst waarschijnlijk zijn dergelijke gevolg trekkingen nog uiterst voorbarig. Mij zou het echter genoegen doen indien de minister de taak van herziening van het kiesstelsel zoo bescheiden opvatte; eene grondige herziening kan niet zonder herziening der in dit opzicht te veel bindende grondwet geschieden. Wie in dien stand dei- zaken te groote stappen wil doen, wint, gelijk het voorbeeld van den minister Geertsema leert, zelfs geen duim breed gronds en dwingt, wat erger is, de aan het kiesstelsel van 1848 ontgroeide natie evenzeer tot stilstand." denzelfden tijd in een ander vertrek van hetzelfde huis plaats, waaraan mijnheer en juffrouw Hart ley, Harry Netterville en Tom Tankard deel namen. Na afloop van het ontbijt kwam Chetwynd in de kamer en drukte allen de hand. „Het doet mij het grootste genoegen u hier te zien, Hartley," zei hij, hem vriendschappelijk op den schouder kloppende. „Zonder u, beste vriend, zou ik niet de eigenaar van deze plaats, noch de echtgenoot van haar, die ik lief heb, geworden zijn. Ik heb u toenmaals gezegd, dat ik u een maal mijne erkentelijkheid zou betoonen, en die belofte beu ik voornemens nu te vervuilen. Ik heb eene mooie boerderij, die ik aan u en uwe vrouw geef, en waar Harry Netterville bij u kan wonen, daar hij tot rentmeester op Brackley be noemd wordt. Het zal mij een genoegen zijn, u allen in mijne nabijheid te hebben." „God zegene u daarvoor, mijnheerriep Hartley geroerd uit. „Gij kondt mij geen grootere wel daad bewezen hebben." Juffrouw Hartley was zóo verrast dat zij bijna haar dank niet kon uitstamelen, hetgeen haar echter eindelijk gelukte. Thans moeten wij ons naar Brackley verplaatsen. Brackley Hall had dezen dag een vroolijker voorkomen dan in vele jaren het geval was ge weest. Het groote voorplein was vol met pachters van den landheer (die voortaan door Chetwynd vertegenwoordigd zou worden) en met hunne vrou wen en dochters, onder welke vele er aardig uit- belastingen. Op verzoek eervol ontslag verleend aan J. F. van Harrevelt uit zijne betrekking van ontvanger der directe belastingen 2e afdeeling, te Botterdam, behoudens aanspraak op pensioen. legeb. Op pensioen gesteld, ten bedrage van f 1500 'sjaars, de intendant 2» klasse P. F. de Groot van het personeel der militaire administratie. Benoemd bij het personeel van de militaire administratie, tot intendant 2e klasse, tevens waar nemend hoofd-intendant, de majoor J. C. C. den Beer Poortugael, van den generalen staf, directeur der krijgsschool voor officieren. Eervol ontheven van de waarneming der func- tiën van hoofd-intendant, de kolonel J. M. van der Star, van den generalen staf. Benoemd tot directeur der krijgsschool voor officieren, de majoor J. N. A. baron Taets van Amerongen, van den generalen staf, thans chef van den stat der 2e divisie infanterie. De heer J. Snoep, hulponderwijzer aan de bijzondere school te Goes, is benoemd tot hoofd onder wpzer aan het gesticht Talitha Kumï te Zetten. Benoemd tot hulponderwijzer te Kappelle de heer J, W. van de Linde, hulponderwijzer te Naaldwijk, en te Biezelinge de heer J. Holthuij- zen, te Middelburg. De heer Chr. Ynsonidescandidaatheeft voor de beroeping naar Breskens bedankt. In een adres, uit St. Oedenrode aan de synode gericht om te protesteeren tegen de bekende besluiten, wordt meer bijzonder de aandacht gevestigd op den invloeddie voor de Herv. kerk in Noord-Brabant van leerdwang te wachten is. Men leest daar o. a.: „In eene provincie, waar de bevolking geleerd wordt op gezag te gelooven en van overtuiging of vrije denkwijze geen sprake mag zijn, beeft de protestantsche kerk door haar gezegend vrij karakter eene schoone taak te volvoeren, namelijk de vaan der Christelijke vrijheid omhoog te hou den maar de strijd is daardoor ook zooveel te zwaarder. Door die kerk nu met dezelfde banden van gewetensdwang te bindenwordt haar kracht vernietigd en haar bestaan ernstig bedreigdja, volgens onze overtuiging, is de ondergang van het protestantisme daardoor verzekerd. Dat kan, dat mag het doel niet zijn van de vertegenwoor digers der Ned. hervormde kerkWij nemen de vrijheid u op dat gevaar te wijzen en verzoeken u iedere bepalingdie leden of leeraar aan eenigen formulierdwang zou onderwerpen, uit onze kerk regeling te verwijderen, en voor allen de voorwaar den van het lidmaatschap zoo te regelendat ieder volgens zijn geweten daartoe kunne toetreden en blijven meewerken tot haar doel." Op de Maandag jl. te Botterdam gehouden tweede tentoonstelling der „Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Vlas-industrie" zijn o. a. be kroond: J. Aldenliefstens, Poortugaal, blank Hol- landseh vlas, van oude Bevelaar, gegroeid in Ter Goes, geroot en bewerkt te Poortugaal, le prijs 40. J. van Nes, Rijsoord, vlas, van Revelaar, gegroeid te Wemeldinge, geroot en bewerkt te Bijsoord, 2e prijs van 10. J. de Vliet, Sint Maartensdijk, Zeeuwsch vlas, van Bevelaar, ge groeid op het eiland Zuid-Beveland, geroot en zagen en smaakvol gekleed waren. Van onze bekenden zien wij er Marple, den pachter die er bij was toen sir Leycester Barfleur het leven in het moeras verloor, en den eerzamen boschwachter Ned Rushton. Er was reeds gezelschap verzameld in de groote zaal op de eerste verdieping, die, even als de ves tibule, rijkelijk met bloemen versierd was. Bloe men zag men eigenlijk overal. Eindelijk werd de bel geluid en kwamen de bruidsparen, door Higgins en Norris voorafgegaan, naar buiten, waar zij begroet werden door een dozijn jonge meisjes die bloemen op hun pad strooiden. Sir Bridgnorth en lady Thicknesse kwamen bet eerst en het moet gezegd worden dat mylady er in haar bruidstooi prachtig uitzag. Daarop volgde Emmeline, begeleid door haar oom sir George Danvers en gevolgd door Chetwynd en kapitein Ponsonby. Zij maakte de algemeene bewondering gaande, even als Mildred, die aan den arm van den heer Talbot Hesketh, een neef van hare moe der, volgde. Dicht achter haar kwam kapitein Danvers met zijn broeder Scrope. Ten slotte kwam Bose, eenvoudig maar lief in 't wit gekleed, en persoonlijk even bekoorlijk als de andere bruiden. Zij werd vergezeld door hare moeder, ging aan den arm van haar vader, en werd gevolgd door Harry Netterville en Tom Tankard. Laura en Clarisse, die haar tot bruidsjuffers zouden strek ken, bevonden zich reeds in de kapel. Deze leverde een zeer fraai gezicht op, doch bewerkt te Sint Maartensdijk, 2e prijs van f 20. P. A. den Boer, Barendrecht, lijnzaad, Revelaar, geteeld te Goes, getuigschrift. Blijkens een van het vice-consulaat der Neder landen te Falmouth ontvangen bericht, was Z'. M8. schoefstoomschip Samarang, onder bevel van den luitenant ter zee le klasse D. J. Weys, in den avond van den 24™ dezer in de nabijheid dier plaats kruisende. Aan boord was alles web Het sehroefstoomschip le kl. Atjelidat te Amsterdam op stapel staat, zal volgens het Vader land den 6en December a. te water gelaten worden. Bij beschikking van den minister van koloniën, van 29 November jl., is de bij koninklijk besluit van 23 November 1876, op zijn verzoek met ingang van 1 December daaraanvolgende, eervol ontslagen adjuct-commies bij het departement van financiën, mr. F. G. A. Reitz, gesteld ter beschik king van den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indië, om te worden benoemd tot rechterlijk ambtenaar daar te lande. tweede kamer. De heer Begram beantwoordde heden de rede door den heer Kappeijne gisteren gehouden. Hij weersprak de bewering dat de conservatieven als party ontrouw aan hun beginselen zouden geworden zijn. De voortdurende kracht der conservatieven blijkt uit de felle bestrijding die zij ondervinden, terwijl daarentegen de liberale partij zwakker in getal is geworden door haar eigen schuld, ten bate- der kerkdijken. De bewering van den heer Kappeijne dat de liberalen recht verlangen voor allen is in strijd met diens stelsel van verdruk king der minderheden en met het afbreken der ministeriën van eigen richting, wat vooral door toedoen van den heer Kappeijne is geschied. De heer Bastert betreurde de scherpe aanvallen door de rechterzijde tegen de regeering gericht, wat hij gemis aan deferentie voor het gezag noemde. Zij sproten voort uit wrevel over de wet op de kerkfabrieken, waardoor ten slotte de besehuldiging, als zou de regeering met de katho lieke partij heulen, onwaar wordt gemaakt. Vervolgens werd een financieel debat gevoerd, waarin de heeren Blussé, Smidt en Bastert ver klaarden den toestand als gespannen te beschouwen. Bij toenemende uitgaven werd eene evenredige vermeerdering der inkomsten gemist. Men is bezig aan het opteren der oude baten zonder op de toekomst te letten, voorziening is daarom dringend noodig met krachtige hand, ter beteugeling der uitgaven en ter hervorming van het belasting stelsel. De minister van financiën erkende het stijgen der uitgaven tengevolge der toenemende behoeften. Leeningen schijnen onvermijdelijk. Doch de toe name der middelen wettigt de bezorgdheid niet over de vermeerdering der uitgaven. Overigens blijft de minister niet werkeloos. De aanhangige zegelwet zal 's lands inkomsten ook met een niet onbelangrijk bedrag doen toenemen en zonder abnormale omstandigheden kan het evenwicht bewaard blijven. De heer van der Loeff betwistte met kracht de juistheid der raming van de middelen. De heer Franssen van de Puttein de algemeene beschouwingen terugtredende, erkende de- organi satie der liberale party met den heer Kappeijne was zoo vol, dat slechts weinige der pachters er konden toegelaten worden. De predikant, wiens eerwaardige gestalte het tooneel eigenlijk volledig maakte, stond reeds aan het altaar. Er verliepen eenige minuten met de behoorlijke plaatsing der paren; doch eindelijk was dit afge- loopen en nam de plechtigheid een aanvang. Het tooneel, dat op dit oogenblik buitengewoon indrukwekkend was, bleef lang in het geheugen van degenen, die zoo gelukkig waren het te aanschouwen. Zelden hadden twee schooner bruiden dan Em meline en Mildred voor een altaar gestaan, wij mogen wel zeggen drie, want Rose behoefde in schoonheid weinig voor die beide onder te doen; en lady Thicknesse, zoo het haar aan jeugd ont brak, bezat eene opmerkelijke gratie en bevalligheid. Lady Barfleur stond eenigszins ter zijde, want daar zij in den zwaren rouw was wilde zij zich niet onmiddellijk bij de groep aansluiten. De plechtigheid bad plaats en de vier paren waren in den echt verbonden. Lady Thicknesse was lady Charlton geworden, tot groote blijdschap van den achtenswaardigen baronet. Chetwynd was boven de wolken door het bezit der hand van Emmeline. Charles Dan vers had niet minder reden tot tevredenheid, want in Mildred was hem een schat ten deel gevallen. En wij twijfelen of iemand van die allen gelukki ger was dan Harry Netterville, dat hij Rose nu waarlijk de zijne mocht noemen. aan haar hoofd, onder wien hij gaarne als luite nant en zelfs als soldaat wil dienen. Andermaal waarschuwde hij tegen het offensief optreden in Atchin. De regeering verklaarde dat in de instructiën, onder het ministerie-van de Putte in 1874 uitge vaardigd, niets veranderd was door eenig nader besluit. Zij bevestigde de vervanging van gene raal Wiggers van Kerchem in Atchin door gene raal Diemont; de reden daarvan was haar onbe kend Hiermede werden de algemeene beraadslagingen gesloten. In de Belgisehe kamer van afgevaardigden heeft de heer Jacobs, van de rechterzijde, een wetsvoor stel gedaan om de aanmunting van zilveren vijf frankstukken, te beginnen met 1 Januari 1877, te verbieden. Naar men verneemt bestaat het plan te Nieuwedorpniet ver van het dorpeen tweeden windkorenmolen te bouwen waarvoor de grond reeds aangekocht moet zijn. Men leest in het Utr. Dagblad: „Uit Breda schrijft men ons dd. 27 Nov. het volgende, dat wij echter slechts onder reserve opnemen, daar in den regel zeer goed gezorgd wordt voor de belangen van hen, die op de hier bedoelde wijze hun eigendom quasi op naam van anderen stellen. „Er heeft zich een zonderling incident voor gedaan met het monniken klooster aan de dreef op de Belgische grenzen. De aldaar gevestigde monniken, bedelmonniken genaamd, mogen niets bezitten. Feitelijk waren zij echter eigenaars van bedoeld klooster, maar hadden de gebouwen enz. op naam van een goed katholiek burger laten zetten. Die burger was trotsch op het bezit van een dusdanig heilig eigendom, begon langzamerhand minder goed burger te zijn, begon een dronkaard te worden en verkocht ten slotte zijn pseudo- eigendom uit de hand. Aan deze geschiedenis is weinig te doen. De eerwaarde broeders zijn be drogen, opgelicht, want zij moesten het klooster verlaten en zien zich elders te vestigen." Woensdag middag tegen drie uren is Eli sabeth Gerritsen, huisvrouw van Jan Wilbrink, te Beekbergen, vermoord op den Apeldoornschen weg nabij de Woeste Hoeve. Zij heeft een steek in den hals ontvangen, die haar nagenoeg den strot afstak, zoodat zij binnen weinige oogenblik- ken een lijk moet zijn geweest. De vermoorde had zich met den vrachtwagen naar haar broeder begeven, die ongesteld was; zij meende ook met den wagen huiswaarts te keeren, maar omdat zij zich niet wel gevoelde, zes we ken geleden was zij moeder geworden, begaf zij zich te voet op weg. Een paar boeren, die in het land plaggen staken, zagen haar op den weg en van de tegenovergestelde zijde een mans persoon haar te gemoet komen. Toen deze laatste hen kort daarop voorbij ging, zag hij er onthutst uit, zoodat zij hem onwillekeurig meer aandachtig opnamen. Toen het gerucht van den moord ver spreid werd, gaven de boeren terstond kennis van hetgeen zij gezien hadden en wezen zelfs de plaats aan, waar de vrouw moest vermoord zijn. Wer kelijk werd haar lijk daar gevonden. Zij verklaarden tevens, dat zij den persoon, die hun achterdocht had gaande gemaakt, wel zouden herkennen en inderdaad herkenden zij een vreemdeling in deze streek, die den vorigen avond in een logement in de Langstraat was aangekomen en door de justitie verdacht werd. Deze man had eerst opgegeven uit Utrecht gekomen te zijn, later verklaarde hij van Otterloo, in de buurt van Beekbergen, te Wij zullen de gelukkige paren (die werkelijk deze qualificatie verdienen) nog vergezellen ter wijl zij tusschen de rijen van buigende pachters over het volle plein naar het huis gaan; maar wij voegen ons niet bij de drommen in de gezel schapszaal, noch plaatsen wij ons in de eetzaal met het talrijke gezelschap aan den disch om ge bruik te maken van het bewonderenswaardige dejeuner dat monsieur Zephyrus heeft toebereid. Wij maken in 't voorbijgaan onze buiging voor de schoone pas getrouwde dames; wij zeggen vaarwel aan den vriendelijken sir Bridgnorthwij nemen afscheid van Chetwynd en Charles Danvers, die wij allen heil toewenschen. Wij willen ons voor een oogenblik naar eene andere tafel in een ander vertrek begeven, waar wij Bose vinden met haar gelukkigen echtgenoot (thans de gelukkigste der stervelingen), haar waardigen vader en hare moeder die haar op de handen draagt; benevens Tom Tankard en diens vader, die hem wat binnen de perken houdtden pachter Marple; den boschwachter Ned Rushton, en nog een aantal anderen, die zich allen te goed doen aan een uitmuntend en overvloedig maal, waarbij het, behalve aan wijn, ook niet aan uit muntenden ale, den nationalen drank, ontbreekt want ter eere van den dag zijn voor de pachters en de algemeene gasten dien morgen een paar der beste vaatjes opengestoken. EINDE.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 2