N0. 282.
28 November.
Dinsdag
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m, franco f 3,50,
Afzonderlijke nummers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiën 20 Gent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 27 November.
FEUILIiETOIM.
Chetwynd Calveriey.
Benoemingen en besluiten,
Kerknieuw s.
Sisa*B8sz«[«scae*>v^™
vi c.)
■x
O-
Heden middag werd in de raadzaal van het
stadhuis alhier eene vergadering gehouden van
stemgerechtigde deelhebbers in de Nederlandsche
Handelmaatschappij, belioorende tot het kies
college Middelburg, teneinde ingevolge art. 21 der
artikelen van overeenkomst te voorzien in de
vacature, door het overlijden van den heer J. J.
den Bouwmeester in het college van commissarissen
der maatschappij ontstaan.
De uitslag der stemming was dat uitgebracht
werden op den heer J. A. Tak 12 stemmen, op
den heer mr. W. C. Borsius 10 stemmen, terwijl
éen blanco-biljet was ingeleverd, zoodat de heer
J. A. Tak, thans plaatsvervanger-commissaris, tot
commissaris verkozen is.
De gemeenteraad van Middelburg zal op
Woensdag a. des namiddags te half twee uur
een openbare zitting houden ter behandeling der
volgende zaken: ingekomen stukken: adres L.
de Plaa, eervol ontslag hulponderwijzer school
Gr: idem J. Steecmeijerlevering school- en
leerboeken gemeentescholen; idem Th. Machielse
rooiing van hoornen bij zijn molen; brief commissie
straatweg MiddelburgVlissingen rooiing boomen;
idem geneeskundige raad van Zeeland verzameling
boek- en plaatwerken der voormalige geneeskun
dige school; staat oninbare posten, inkomsten
belasting 1872; voordracht hulponderwijzer school G.
Vóór ongeveer drie weken verongelukte in de
Oostzee op de Pruisische kust het Engelsche
stoomschip Brancepeth, op rei3 van Kronstadt
naar Stettin, aan boord van welken bodem verschei
dene in Nederland aangemonsterde zeelieden zich
bevonden. Tengevolge van het omslaan der sloep,
in welke zij hun leven poogden te redden, is het
grootste gedeelte der bemanning omgekomen.
Door tusschenkomst van den heer Jebsen, ver
tegenwoordiger der firma Krupp te Vlissingen, tot
wien vele bloedverwanten der schipbreukelingen
zich gewend hebben om inlichting, ontvangen wij
een brief van den Britschen vice-consul te Dantzig,
den heer A. Kruge, bevattende de volgende opgave
der omgekomen en geredde manschappen.
Als verdronken worden gemeld: F. de Ridder,
B. Lindenhof, F. G. Bergman, J. Kerkhoven, Hans
Paaling, H. de Heer, P. Kluiver, J. Maklar, allen
aangemonsterd te Rotterdam den 6ea October jl;
D. W. Koelman, aangemonsterd te Vlissingen den
67
Naar het Engehch van W. Harrison Ainstvorth.
BOEK VI.
De in Calverley's
testament.
(Vervolg.)
Lord Courland snelde op hem toe en riep uit,
hem bij de hand vattende:
„Ik zie, kapitein, dat ge ons slecht nieuws
brengt."
„Dat doe ik inderdaad, mylord," antwoordde
hij, „zeer pij nip k nieuws."
Allen stonden op het hooren dier woorden op
en omringden hem.
„Wie betreft het?" vroeg lady Thicknesse.
„Voornamelijk mevrouw Calveriey."
„O hemel, mijne ergste vrees wordt bewaarheid
riep lord Courland op hartverscheurenden toon
uit. „Leeft zij nog?"
„De dood zou in haar tegenwoordigen toestand
eene weldaad voor haar zijn," gaf hij ten ant
woord. „Zij heeft vergif ingenomen."
„Vergif!" herhaalden allen.
10en Octoberbenevens vier Engelschenwier
namen niet opgegeven worden.
Gered zijn: Henry Furmaux, W™. Voorburgh,
W». Lyon en J. E. Marr.
In het Weekblad van Zeeuwsch-Vlaanderen's
Westelijk deel vinden wij vermeld dat een brief,
die den 23en dezer te Aardenburg op den post
gedaan werd en te 11 uren van daar vertrok den
volgenden dag des middags te half éen te St.
Anna ter Muiden aankwam, hebbende alzoo
vijf en twintig en een halfuur besteed
om een afstand af te leggen van hoogstens 7
kwartier gaans. De brief kwam te laat voor het
doel waartoe hij verzonden was.
Hetzelfde blad rekent uit dat iemand, die naar
's Hage opgeroepen wordt om getuigenis af te
leggen voor het gerechtshof en het op de zuinigste
manier aanlegt doch in de 2e klasse reist, minstens
besteden moet 33.60, terwijl hij terugkrijgt voor
reiskosten, tijdverzuim en gedwongen verblijf
15.25.
Ook heerscht in de streek waar het Weekblad
geschreven wordt, behalve totale afwezigheid van
spoorwegen, diligences of andere vervoermiddelen,
zulk een gebrek aan Nederlandsche pasmunt, dat
er geen cent te vinden is om een drukproef te
frankeeren.
„Al deze dingen zijn sinds lang bekend,"
zal men zeggen. Dewijl ze bekend zijn en er tot
dusverre nog niets aan veranderd is, zullen wij
voortgaan ze te herhalen. Mochten ze hun, die
er wat aan doen kunnen, eindelijk evenzeer gaan
vervelen als ons!
Door eene te Amsterdam gehouden vergade
ring is na breedvoerige gedachtenwisseling de
volgende motie aangenomen
„De vergadering, gehoord het debat, verklaart
van meening te zijn1° dat de tegenwoordig door
de Rijnschepen gebruikte waterwegen tusschen
Amsterdam en de groote rivieren geheel onvol
doende zijn; 2° dat de bloei van den handel en
de scheepvaart van Neêrlands hoofdstad eene
spoedige en afdoende verbetering van hare water
verbinding met Duitschland vordert3° dat daartoe
een kanaal naar de Waal vereischt wordt,.dat den
afstand tusschen Amsterdam en den Duitschen
Rijn zoo veel mogelijk bekort en van die afme
tingen van sluizen en dwarsprofielen als voor een
uitgebreid goederenvervoer in Rijnschepen wordt
gevorderd4° dat het zeer te betreuren zou zijn,
als met de uitvoering van dat werk moest worden
gewacht totdat door de wetgevende macht over
de toegezegde voordracht tot droogmaking der
Zuiderzee zal zijn beslist; 5° dat nu, volgens de
verklaring van den minister van binnenlandsche
„En ik ben de oorzaak van die wanhopige
daad!" kreet lord Courland.
„Blijf bedaard, mylord, wat ik u bidden
mag!" voegde de kapitein hem toe. „Het is niet
geheel zooals gij onderstelt. Dat de liefde voor
u die ongelukkige dame tot het bedrijven van eene
vreeselijke daad gebracht heeft is zeker; doch de
poging tot zelfmoord, die stellig noodlottig zal
afloopen, heeft zij alleen gedaan om aan de gevol
gen van eene misdaad te ontkomen."
Met ontzetting luisterden de aanwezigen naar
zijne woorden.
„Ik zal u geen verdere opheldering vragen, ten
zij ge zelf meent mij die te kunnen geven," zet
lord Courland. „Maar gij hebt ernstige toespelin
gen gemaakt, die nader verklaard dienen te worden.
Gij beschuldigt mevrouw Calveriey, die ik in
weêrwil van al het gebeurde hartelijk lief heb,
van het bedrijven eener misdaad, waartoe zij door
liefde voor mij gebracht is. Wat heeft zij gedaan?
Is het een geheim?"
„Neen, mylord," antwoordde de kapitein, „want op
Ouselcroft is het algemeen bekend. Zij heeft ge
tracht hare stiefdochter Mildred te vergiftigen."
„Maar om welke reden vroeg lord Courland.
„Om Mildred niet het voordeel te doen trekken
van haar vaders, testament. Ware zij vóór het
huwelijk gestorven, dan zou de bezitting aan
Theresa zijn gebleven."
Lord Courland stond als versteend.
„Er bestaat alle hoop dat Mildred gered zal
worden," vervolgde kapitein Danvers. „Dokter
zaken in de memorie van antwoord, de plannen
voor een kanaal door de Geldersche vallei en van
eene verbetering der vaart over Vreeswijk en
Gorinchem werkelijk bestaan, de onmiddellijke open-
bftsrmaking daarvan hoogst wensebelijk zou zijn."
De Staats-courant van gisteren bevat de wet
tot aanvulling van de artikelen 388, 389 en 414
van het burgerlijk wetboek.
Onze Haagsche correspondent schreef ons Zater
dag jl. het volgende dat wij door plaatsgebrek
dien dag belet werden op te nemen
„De beslissing van de tweede kamer over de
muntwet heeft mij verbaasd. Terwijl ze, ofschoon
met de kleine meerderheid van 33 tegen 28 stem
men, aan den Nederlandschen minister van finan
ciën de bevoegdheid tot het ontmunten en ver-
koopen van zilver tot „breideling van den wissel
koers" verleende, ontzegde ze diezelfde bevoegd
heid aan den gouverneur-generaal, hoewel in Indië
bijzondere omstandigheden bestaan, die aldaar een,
hier altoos streng te veroordeelen, ingrijpen van de
regeering in de handelsbeweging tot zekere hoogte
wettigen kunnen. De economische toestand eener
in een tijdperk van overgang verkeeren de kolonie,
is niet met dien van Nederland te vergelijken.
„Vreemd is het echter dat het verwerpen dezer
bevoegdheid voor Indië de opdracht er van aan
den minister van financiën nog bedenkelijker maakt.
Vereenigt de eerste kamer zich met de Nederland
sche muntwet dan zal nu voortaan de heer van
der Heim, of zijn opvolger, met zijne ambtenaren
aan 't breidelen gaan van den wisselkoers. In Indië
zal tegelijk al spoedig te veel zilver gevonden
worden zoodra daarnevens het goud in omloop
komt, dat in de handelsbetrekkingen met Engeland
en Amerika spoedig het zilver verdringen zal.
Het natuurlijk débouché voor het overtollige zilver
is noodwendig de Nederlandsche schatkist: alle
remises zullen weldra uitsluitend uit zilveren munt
bestaan. En nu spreekt het vanzelf dat de Nederland
sche minister van financien, met zulk een berg van
zilver voor zich, het hem door de wet gegeven middel
zal aangrijpen en tot het ontmunten en verkoopen
van zilver zal overgaan, ook al valt er op het
oogenblik geen hoogen wisselkoers te „breidelen."
Indië is waarlijk op dezen buidigen 24eu Novem
ber 1876 door de tweede kamer der staten-generaal
uitstekend bedacht; beter dan Nederland. Elk
land met den dubbelen standaard staat bloot aan
de schade, veroorzaakt door wegvloeiing van het
meest waardige muntmetaal; Nederland zal dit
ondervinden, dubbel zelfs, tengevolge der meer-
vermelde „breideling." Voor Indië daarentegen
brengt de dubbele standaard, met behoud der
munteenheid met Nederland, juist het tegenover-
Spencer is vol goeden moed, dat hij haar in 't leven
zal behouden. Maar mevrouw Calveriey kan hij
niet redden, omdat zijne hulp te laat is ingeroepen."
„Verschoon mij, lady Barfleur," zeï lord Courland
'tot die dame, „dat ik u dadelijk verlaat. Onder deze
omstandigheden zult ge dat wel willen verschoo-
nen. Ik keer naar Ouselcroft terug."
„Ik ga met u mee," zeï Scrope, en beideu ver
lieten onmiddellijk het vertrek.
„Ik hen even ontroerd en gejaagd als lord Cour
land," zeï lady Thicknesse. „Wilt ge mij terug
brengen, sir Bridgnorth?"
„Ik zal dadelijk laten inspannen," antwoordde
de baronet. „In weinige oogenblikken zal de
phaëton voorkomen." En hij ging heen, om daar
toe de noodige bevelen te geven.
„Het spijt mij, zusterlief, dat ik u alzoo moet
verlaten," zei lady Thicknesse„inaar het kan niet
anders."
„Dat begrijp ik," antwoordde lady Barfleur
„maar kom morgen terug. Niemand heeft mij
echter nog gezegd hoe het met Emmeline gaat."
„Daar behoeft ge u niet bezorgd over te maken,
lieve tante," zeï kapitein Danvers. „Onder al die
schokken heeft Emmeline zich kapitaal gehouden.
Hare kamenier Rose zeï mij nog geen uur geleden
dat hare jonge meesteres te nauwernood een wei-
nigje hoofdpijn had gehad. En nu, tante-lief,
moet ook ik haastig afscheid nemen. Ik ga even
als de anderen naar Ouselcroft, om te zien hoe dit
treurige geval afloopt. Adieu!"
Na een oogenblik kwam sir Bridgnorth terug
gestelde mede: het heeft in Nederland een steeds
beschikbaar débouché voor het minst waardige
metaal, en kan derhalve al de ongelegenheden van
het hinken op de twee metalen overbrengen op de
belastingschuldigen van het moederland. Op de
belastingschuldigen, omdat de bedenkelijke be
voegdheid tot verkoop van ontmunt zilver, die bij
den minister van financiën berust, dezen de gele
genheid geeft om de schadelijke gevolgen der
muntverwarring terstond op de schatkist te ver
halen. Dat aldus de langs omwegen en slinger
paden te bewerken ontmnnting van het zilver aan
zienlijk kostbaarder zal wezen dan een flink en
vastberaden overgaan tot den enkelen gouden
standaard is, dunkt mij, buiten kijf."
politie. Benoemd tot commissaris van politie
te Bolsward E. de Veer, thans inspecteur van
politie te Groningen.
ministerieele departementen. Aaü m". F. G. A.
Reitz is op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit
zijne betrekking van adjunct-commies bij het
departement van financiën.
Men leest in bet verslag van de werkzaamheden
der Synodale Commissie, opgenomen in de
„Kerkelijke courant
„Een niet minder belangrijk onderwerp werd
aan de beraadslaging der synodale commissie on
derworpen door een groot aantal adressen, die
deels voor de samenkomst der commissie, deels
gedurende haar zitting zijn ingekomen.
„Indien wij den inhoud dier adressen tot hoofdpun
ten brengen, dan komen zij daarop neder, dat zij van
de synodale commissie vragen gebruik te maken
van haar recht om overeenkomstig art. 59 alge
meen reglement een buitengewone algemeene sy
node samen te roepen, om terug te komen op de
door de synode dezes jaars genomen besluiten,
of althans maatregelen te beramen om den vrede
der kerk te bevorderen.
„De synodale commissie heeft van deze adressen
kennis genomen en de redenen, door adressanten
aangevoerd, overwogen en na langdurige en ern
stige overweging bezwaar gevonden om aan het
verzoek, om eene buitengewone synode samen te
roepen, te voldoen. Zij heeft tevens goedgevonden
de gronden voor dit besluit in een algemeen ant
woord aan de adressanten, dat in het volgend
nommer der „Kerkelijke courant" geplaatst zal
worden, bloot te leggen.
„Wat betreft het verzoek, in de adressen voor
komende, om maatregelen te nemen, waardoor de
om lady Thicknesse te verwittigen, dat de phaëton
voorstond.
„'t Is gelukkig, dat ge sir Bridgnorth bij u
hebt," voegde lady Barfleur aan hare zuster toe;
„hij is een der verstandigste en aangenaamste
mannen die ik ken."
„Het doet mij genoegen dat gij zoo over hem
denkt," antwoordde lady Thicknesse. „Toen hij
mij dezen morgen hierheen reed deed hij mij
een huwelijks voorstel en ik heb het aangenomen."
„Wel, dat is waarlijk een groot nieuws!" riep
lady Barfleur uit. „Kom eens hier, waarde sir
Bridgnorth," sprak zij, hem tot zich wenkende
„een woordje met u. Ik verneem daar juist iets,
dat mij ten hoogste verblijdt. Ge zijt voor elkan
der geschapen. Houd u nu maar niet verder op,
en leid haar naar het rijtuig. Vaarwel!"
XXVI.
THERESA'S BEKENTENIS.
„Wees getroost," zeï dominé Massy op liefde
rijken en meewarigen toon, toen hij zich met
Theresa alleen bevond. „Verlicht uw hart door
eene volle bekentenis en twijfel dan niet, als uw
berouw oprecht is, aan de goedheid en barmhar
tigheid des hemels.
Op die woorden knielde Theresa voor hom neer
en wilde, ofschoon hij haar trachtte op te heffen,
die nederige houding niet verlaten.
Bereid u dan op eeoe vreeselijke bekentenis