N°. 281.
119e Jaargang,
1876.
27 November.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiënj 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte?
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffitk C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 25 November.
Over vredebonden.
FESXJXIL!X-tE1?03Sr.
Chetwynd Calverley,
„Verlies geen tijd," antwoordde Laura, hem de
Naar aanleiding van het ons toegezonden
vijfde Jaarboekje van bot Nederland,sch Vrede
bond (uitgave van Gebr. Belinfante te 's Hage)
wensclien wij eenige beschouwingen aan het
oordeel onzer lezers te onderwerpen over een
onderwerpwaarvan men in onze dagen den
naam nauwelijks noemen kanzonder een
ongeloovigen glimlach op het gelaat zijner toe
hoorders te voorschijn te roepen.
Men heeft onlangs de opmerking gemaakt
dat iemand dit dit jaar zijne meerderjarigheid
bereikt, zich niet beroemen kan een enkel
jaar van zijn leven de beschaafde wereld in
rustigen vrede gekend te hebben. Op dit
oogenblik staan weder ongeveer 250,000 Russen
gereed zich op circa 200,000 Turken te werpen
en zijn tienduizenden Engelsche zeelieden en lan-
dingssoldate». bezig hunne uitrusting na te zien,
om zich te overtuigen of alles in orde is voor
het geval zij gelast worden de Russen in Tur
kije te gaan bevechten. „Ieder (lezer mannen
wordt uit zijn land en zijn gezin gerukt, al
leen omdat zijne regeering en eenige andere
regeeringen in een twist zijn geraakt, waarvan de
aanleiding hem naar alle waarschijnlijkheid vol
komen onbekend is."
Deze woorden werden den 18™ December
des vorigen jaars te Edinburgh door lord Derby
gesproken zonder dat op dat oogenblik de Oos-
tersche quaestie of eenige andere bijzondere
oorlogstoestand voor zijn geest zweefde. „Dit
is voorwaarvoegde de Engelsche staats
man er bijgeen ideale toestand van be
schaving
Nu het menschdom echter, in al de dub
zenden jaren zijner geschiedenishet nog niet
verder heeft weten te brengen dan tot dien
weinig idealen toestandis hetin de oogen
van velen, een ij del streven om daarin ooit
verandering te willen brengen. Men is, den
oorlog vervloekendeten aanzien van den
oorlog zoo behoudend mogelijk gestemd. Hoe
66
Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworth.
BOEK VI.
X>c bepaUng in Calverley's
testament.
Vervolg.)
Zepbyrus, die het tegendeel van Tom was en
van levenslust overvloeide, had over alles iets
aardigs te zeggen, zoodat hij Laura betooverde.
Nog nooit te voren had zij zulk een pleizierig
ritje gedaan. Maar zij had ook nooit de leidsels
gevoerd dan voor hare meesteres en een palfrenier,
en zij verwaardigde zich niet tot palfreniers het
woord te richten.
Toen zij op de heide kwamen schudde Tom
zijne norschheid af en riep, met een blik op het
omringende landschap:
„Zie eens, monsieur, wat een mooie plek voor
een wedren."
„Wezenlijk mooi!" zei Zephyrus. „Ik geloof
dat men hier al de gevaren kan vinden, waar de
Engelsehen zoo op verzot zijn."
„Ge moet u op de heide niet wagen, mijnheer
Tom," zei Laura. „In dat akelige moeras daar
„modern" men ook zijn mogeaan de erfzonde
der oorlogsgezindheid van de mcnschelijke
natuur blijft men standvastig gelooven. En
met dat leerstuk gewapendlacht men de
„vredebonders" eenvoudig uit.
Is die spotternij zoo gegrond als zij gemak
kelijk is Het komt ons voor dat slechts door
eene zeer willekeurige en eenzijdige beschou
wing der geschiedenis het dogma der fataliteit
op den oorlog toe te passen is. Indien toch,
gelijk men beweert, zijne noodzakelijkheid
voortvloeit nit de hartstochten der menschen
en dus slechts weg te nemen is door den mensch
zeiven te veranderen, hoe komt het dan dat
hetgeen wij nu „kleine oorlogen" zouden noe
men, die in vroeger eeuwen steeds woedden,
thans zoo goed als uitgestorven zijn De ge-
heele grafelijke geschiedenis van ons eigen
land is slechts een samenweefsel van zulken
kleinen oorlog. De Hollanders en Westfriezen
tegen de Friezen, het Sticht tegen Zutf'en,
DrentheOverijselde graven van Holland
tegen de bisschoppen van Utrecht, de herto
gen van Gelder tegen iedereen, Vlaanderen
tegen Zeeland (Middelburg werd op het laatst der
13e eeuw tweemaal door graaf Guy van
Vlaanderen belegerd en eens ingenomen), steden
tegen steden Middelburg tegen Aardenburg,
geestelijken tegen edelen, poorters tegen rid
ders, alles vocht aanhoudend onder elkander
om redenen, welke wij nu, uithoofde van de
betrekkelijke onbeduidendheid der strijdende
partijen, „standjes" zouden noemen, doch die
met haar allen niet minder ellende en bloed
storting over de wereld brachten dan de groote
politieke quaestiën van onzen tijd. In de eene
streek heerscbte het vuistrecht onbeperktin
de andere moest het Veemgericht de hinkende
justitie te hulp komen; in de derde trapte de
ijzeren zool van een krachtigen leenheer de
kleinere veeten dooddoch drukte dan ook
zooveel te zwaarder zelve op de landzaten.
Had iemand toen voorspeld dat er eenmaal
eene eeuw zou aanbreken, waarin op een grond
gebied, zoo groot als dat van geheel Nederland,
menschenleeftijden lang een ongestoorde bin
nenland sche vrede heers chen zou, waarin alle
geschillen tusschen personen, steden en gewes
ten beslecht zouden worden door de onbetwiste
uitspraak van eenige rechterlijke ambtenaren,
door een weinig politie en eene onbeduidende
gewapende macht gesteund, hoe zou men hem
ginds heeft sir Leycester Barfleur het leven ver
loren."
„Maar men zou hier op den harden grond toch
zeer goed een wedloop kunnen houden," antwoordde
Tom. „Wat zegt gij er van, monsieur? Willen
wij eens zien wie het hardst kan loopen? Een
halve mijl, om een sovereign."
„Zal ik het doen, mademoiselle?" vroeg Ze
phyrus.
Laura gaf hem een knipoogje, 't geen zeggen
wilde: „Wel zeker! Ge zult hem een langen neus
laten halen."
„Aangenomen!" zei Zephyrus. „Mademoiselle zal
den inleg bewaren en uitspraak doen."
Bij die woorden legde hij een goudstuk in hare
hand, welk voorbeeld door Tom gevolgd werd.
„De eindpaal zal die boom daar ginds zijn,"
zei Zephyrus, op den eikenboom wijzende, bij welke
de dames door de heidens waren aangehouden.
„Daarheen en terug?" vroeg Tom.
„Natuurlijk, daarheen en terug," antwoordde
Zephyrus.
„Voor dat wij beginnen moet het bepaald zijn,
dat degeen die het wint, naast jufvrouw Laura
zal zitten."
„Boni" riep Zephyrus. „Ik ben zeker, dat ik
die benijdenswaardige plaats zal innemen."
„Wees nog maar zoo zeker niet!" zei Tom met
een veelbeteekenenden blik.
In een oogenblik waren de loopers aan den
gang, op een sein van Laura, die de ponies stil
hield.
uitgelachen hebbenHoe zou mengesteld
dat het denkbeeld van bonden toen aan de
wereld bekend ware geweest, den draak ge
stoken hebben met zijn voorstel om tot berei
king van dien idealen toestand een „bond"
op te richten
En toch, aan dien toestand zijn wij thans
zoo gewoon geraakt, dat wij ophouden hem te
waardeeren en noodig hebben ons eenigen tijd
in de studie der geschiedenis te dompelen,
willen wij ons overtuigen hoe ontzaglijk de
menschheid is vooruitgegaan, sedert zij ont
waakte nit dien benauwden droom van oorlog,
invallen van zeeroovers, ontvolking en verarming
door Kruistochten, hongersnood, pest enstraat-
rooverij, dien men de Middeleeuwen noemt!
Het komt ons daarom voor dat men zich van
de voorstanders der vredebonden te gemakkelijk
afmaakt met hunne denkbeelden voor illusiën
te verklaren op grond alleen van den tegen-
woordigen toestand. Zelfs doet men hun onrecht
door op hun streven, met eene soort van mede
lijdende waardeering, de uitspraak toe te passen
van Justus van Effen in zijn Hollandschen
Spectator„Dog alle lugtkasteelen, die de
bouwmeester zelve daarvoor aanziet, zijn juist
niet onnut; 'tgemeenebest van Plato, d'Utopia
van Thomas Morus en wat meer is, 't voorschrift
.van eene volmaakte en den swakken mensche
onmogelijke deugd, zijn gehouwen van 't zelfde
slag en beoogen egter de treffelijkste en ver-
hevenste eindens." Het Vredebond beoogt
evenmin een luchtkasteel, als dat men aan
gelegde en ernstige mannen als Henry Richard,
Cobden, Mancini, Franck, den heer van Eek,
voorzitter van het Nederlandsche vredebond,
of aan de wetgevende vergaderingen van En
geland, de Vereenigde Staten, Italië, Nederland,
België, Zweden, die alle het beginsel der scheids
rechterlijke uitspraak tot het beslechten van
internationale geschillen aannamen, mag toe
schrijven zich met droombeelden te voeden.
Ook wordt van het argument, ontleend aan
den toestand der beschaafde wereld gedurende
de laatste 25 jaren, naar ons inzien op wil
lekeurige en eenzijdige wijze tegen de vrede
bonden gebruik gemaakt. Van de oorlogen
gedurende dien tijd gevoerd, hebben drie gediend
tot vestiging van twee groote, sinds eeuwen
onderdrukte of versnipperde nationaliteiten, die
naar eenheid snakten als naar lucht om te ade
men. Een andere krijg heeft gediend om van
Het scheen buiten twijfel, dat de Franschman
het winnen zou, want hij was zeer lenig en liep
vrij wat sneller dan onze dikke vriend Tom.
Maar het bleek spoedig dat deze eene list in
den zin bad, want hij was nog meer dan honderd
ellen van den eikenboom en zestig of zeventig van
Zephyrus, toen hij plotseling omkeerde en zoo
hard als bij kon terugliep.
Zephyrus zag aanvankelijk niet wat zijn mede
minnaar deed, maar zoodra hij het bemerkte keerde
hij ook om en zette den jongen Tankard met
zulk eene snelheid na, dat het scheen alsof hij
hem zelfs nu nog zou inhalen.
Doch door buitengewone inspanning gelukte het
Tom het rijtuig nog tijdig genoeg te bereiken om
op de begeerde plaats naast Laura te springen,
juist toen de Franschman er bij kwam.
„Kom daar af, mijnheer," schreeuwde Zephyrus;
„gij hebt het verloren."
„Den prijs verloren, maar de plaats gewonnen
antwoordde Tom met een triomfeerenden lach.
„Kom er af, zeg ik nog eensriep de Fransch
man.
Om grooter onaangenaamheden te voorkomen
mengde Laura zich in het geschil, doch zij kon
Tom niet bewegen afstand van zijn plaats te doen,
zoodat zij Zephyrus trachtte tevreden te stellen
door hem den inzet te overhandigen, met bijvoe
ging dat zij spoedig te Brackley zouden zijn,
waar eene plaatsverwisseling zonder opschudding
kon geschieden.
Nadat zij de zaak aldus geschikt had, ofeckoon
het gemeenebest der Vereenigde Staten dien
kanker der slavernij te verwijderen, welke de
Nieuwe--VVereld dreigde te bederven en sedert
hij daar werd uitgeroeid voorgoed van het
lichaam der menschheid is uitgesneden. Zulke
resultaten, al is het ook te betreuren dat zij niet
zonder oorlog waren te verkrijgen, zijn bestemd
langen tijd voort te duren en het mag als een
toevallig samentreffen beschouwd worden dat
zij, binnen een betrekkelijk zoo kort tijdsver
loop, tot zooveel geweldige oorlogen aanleiding
hebben gegeven. Evenmin is het de Schuld
van onzen tijd indien de Oostersche quaestie,
na meer dan eene eeuw gesmeuld te hebben,
tot tweemaal binnen den duur van onzen men-
schenleeftijd in vlammen uitslaat. De valsche
toestanden in het Oosten van Europa moeten een
maal tot eene oplossing komen. Of die oplossing
thans nabij isof heersch- en veroveringszucht
aan den eenen, wantrouwen en eigenbelang
aan den anderen kant haar nog weder ver
schuiven en haar, door een nieuw bloedbad
been, tot een volgend zullen doen uitstellen,
wie durft het te' voorspellen Maar in de aarze
ling der souvereinenin de moeite die zij zich
geven om hun vredelievende bedoelingen te
verkondigen, in het samenkomen dier confe
rentie wier werkzaamheid ten doel heeft
vrede of oorlog, zoo niet te scheppen, dan
toch hen voor het oog der wereld te recht
vaardigen zien wij eene erkenning van de
macht der publieke opinie, welke even nieuw,
even 19e eeuwsch is, als zij den vrienden van
den vrede recht geeft op eene betere toekomst
te hopen.
Op het vormen dier machtige publieke opi
nie komt het dus aan, en het is daarom dat
wij aan het werk der mannendie door ondei*-
linge aaneensluiting, door het houden van
voordrachten, het uitgeven van dagbladen,
tijd- en vlugschriften het gebouw des vredes
langzamerhand trachten op te trekkenonze
sympathie niet kunnen onthouden en die ook
bij anderen wenschen op te wekken.
Nog éene bedenking moeten wij kortelijk
bespreken. Men tracht veeltijds den voor
standers van het vredebeginsel met hun eigen
stelregels een net over het hoofd te werpen.
„Indien, zoo spreekt men, de oorlog
de wereld uit en alle geschil tusschen de vol
ken door scheidsrechterlijke uitspraak beslist
worden moet, hoe kunt gij dan medewer-
geenszins naar haar genoegen, zette zij den tocht
voort, en juist was zij het park binnengereden,
toen kapitein Danvers hen te paard achterop kwam
en dadelijk naar hen toe reed.
„Wat doet gij hier, Laura?" vroeg hij, oogen-
schijnlijk zeer verwonderd dat hij haar op deze
plaats aantrof.
„Mevrouw heeft mij verlof gegeven met haar
rijtuigje naar Brackley te rijden, mijnheer," gaf
zij eenigszins scherp ten antwoord, want het be
viel haar niet aldus ondervraagd te worden; „en
deze heeren vergezellen mij."
„Maar weet ge dan niet, dat uwe mevrouw
gevaarlijk ziek is?" vroeg de kapitein.
„In 't minst niet, mijnheer, dat verzeker ik u,
anders zou ik niet hier zijn," riep Laura ten
hoogste verschrikt uit. „Ik zal dadelijk terug-
keeren."
„Ik vrees dat ge haar niet meer in leven zult
vinden," antwoordde de kapitein; „maar ge zult
toch misschien van eenigen dienst kunnen zijn."
„Wat is er dan, mijnheer?" riep Laura. „Wat
is er gebeurd
De kapitein sloeg echter geen acht meer op
haar, maar gallopeerde naar het heerenhuis.
„Ik ben zeker dat er iets verschrikkelijks ge
beurd is," zei Laura. „Ik zal een flauwte
krijgen!"
„Laat mij op uwe plaats zitten en geef mij de
leidsels, dan zal ik u dadelijk terugrijden," zei
Tom. „'t Is gelukkig dat ik hier ben."