Telegraphische berichten.
Koloniën,
Thermometerstand.
Staten-G-eneraal.
Kamer van koophandel en fabrieken
te Middelburg.
den nacht van 17 op 18 September jl. in de her
berg van van Alphen, na veel gedronken te hebben,
handgemeen werden, waarbij de tweede beklaagde
vrij ernstig met een mes verwond werd, schuldig
verklaard aan het onderling toebrengen van slagen,
stooten en kwetsuren, waardoor geene ziekte of
beletsel om te werken van meer dan twintig dagen
is ontstaan. Beiden zijn veroordeeld tot vijftien
dagen gevangenistraf, in eenzame opsluiting te
ondergaan, benevens eene geldboete van 8 en
ieder voor de helft in de kosten. Bovendien is
de eerste beklaagde veroordeeld om aan den vader
van den minderjarigen tweeden beklaagde f 50
schadevergoeding te betalen.
Het belangrijkste bericht dat de Oost-Indische
mail van 21 October jl. aangebracht heeft, is dat
van een vreesselijk ongeluk, door onvoorzichtigheid
en gemis van tegenwoordigheid van geest, dat op
het stoomschip Merapi, op zijne reis van Tjilatjap
naar Batavia gebeurd is.
Des avonds omstreeks 8 uren van den 19™ Oc
tober ontstond op dat schip een brand, die spoedig
een zeer gevaarlijk aanzien kreeg, doch door ver-
ecnigde krachtsinspanning ruim twee uren later
gebluscht werd.
In dien tusschentijd had echter een passagier,
de militaire genie-opzichter J. H. Mee, terwijl de
gezagvoerder en de stuurlieden bezig waren in het
voorschip den brand te helpen blusschen, zich
meester gemaakt van eene der sloepen, die achteruit
in de davits hingen en op last van den kapitein
reeds gereed gemaakt waren om in geval van
nood tot redding der bemanning te kunnen dienen.
Genoemde passagier bracht vier kinderen van den
heer Yinju, te Probolingo, die aan zijne zorg
toevertrouwd waren, in de sloepnam zelf daarin
plaats en haalde den passagier Henricus met eenige
inlanders over om hem te vergezellen. De andere
passagiers werden gelukkig door de hooge zee en
het gevaar van zich zonder deskundigen in de
ranke boot te wagen, afgeschrikt.
Toen allen in de boot gezeten waren sneed
men de takels los aan eene zijde, waardoor de
boot kantelde en door de zee tegen het schip
verbrijzeld werd. Al de onvoorzichtigen vonden
hun dood in de golven. De personen, die zich
op het achterschip bevonden, gaven uit vrees,
hetzij om zich dicht bij den brand te wagen, hetzij
om de bestaande verwarring te vergrootenvan het
gebeurde eerst kennis toen de brand gebluscht
was. Toen werden sloepen uitgezonden, vuurpijlen
afgestoken, doch alles te vergeefs.
Niemand anders heeft bij den brand het leven
verloren.
Bij beschikking van den minister van koloniën
van den 21™ November 1876 is A. Gideonse,
gepasporteerd bootsman van de koninklijke Ne-
derlandsche marine, gesteld ter beschikking van
den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië,
om te worden benoemd tot tweeden stuurman bij
de gouvernemens-marine daar te lande.
TWEEDE KAMEK.
Bij do kamer is heden ingekomen een wets
ontwerp tot regeling van het zegelrecht, waarbij
verlaging van het zegelrecht op handelspapier,
afschaffing der 38 opcenten en invoering van vaste
rechten worden voorgesteld.
In antwoord op de interpellatie van den heer
Jonckbloet antwoordde de minister dat hij vol
komen bereid was de klachten van den handel
over de kantooruren van den rijksontvanger te
Winschoten nader te overwegen en zoo mogelijk
op te heffen.
Het debat werd daarna voortgezet over de
muntwetten. De heer Oorver Hooft opperde be
zwaren tegen de voorgestelde regeling wat Indië
betreft en tegen de aan de regeering toe te kennen
bevoegdheid om zilver te ontmunten. Hij verlangt
nadere inlichtingen, evenals de heeren Insingeren
Vening Meinesz,die niet van de noodzakelijkheid
overtuigd en voör de gevolgen bevreesd zijn.
De heer Bredius lichtte zijne amendementen toe,
waarvan de strekking is verschil te maken tusschen
de zilveren munt van Indië en die van Nederland,
ter voorkoming van de wegvloeiing van het zilver
uit Indië herwaarts. De heer van den Berch van
Heemstede wil voorloopig bestendiging van den
tegenwoordigen toestand, ter voorkoming van
noodelooze uitgaven voor de ontmunting, waartegen
ook de heer Bastert waarschuwt, uit vrees voor
de vermomde invoering van den enkelen gouden
standaard. Het wetsontwep werd verdedigd door
den heer van Nispon als een verbeterde besten
diging van den bestaanden toestand, zonder pre
judice van de toekomst.
De minister verklaarde dat het wetsontwerp is
een temporaire wet, met sommige duurzame ele
menten. Op het tijdelijk karakter der wet werd
door den minister sterk gedrukt. De omstandig
heden maken slechts de verschuiving noodig van
den beslissenden overgang tot den gouden standaard.
De minister handhaafde het voorstel tot toeken
ning der bevoegdheid om zilver te ontmunten.
Het amendement van den heer'Schimmelpenninck,
strekkende tot niet-invoering der gouden vijfgul-
denstnkken, werd me} 34 tegen 25 stemmen aan
genomen.
Weder was gisteren avond een zeer talrijk publiek
aanwezig in de groote zaal van het Schuttershof
alhier tot bijwoning van het aangekondigde concert
en de daarop gevolgde tooneelvoorstelling, gegeven
door de Onderofficieren-vereeniging van het depot
3e reg. infanterie. Tengevolge van ongesteldheid
van den heer Krönig werd het uit Bergen op Zoom
opzettelijk overgekomen muziekkorps gedirigeerd
door den heer Delsale, stafmuzikant, en wel op
flinke wijze. De uitvoering van het uit vier nom-
mers bestaande concert-programma en ook die van
de tusschen de bedrijven der tooneelvoorstelling
gespeelde stukken verdient over het algemeen
loffelijke vermelding.
Hetzelfde mag gezegd worden van de wijze
waarop het tooneelspel „Vader en zoon"'en het
blijspel „Groote lui" werden opgevoerd. Moge er
op den inhoud der stukken uit een letterkundig
oogpunt wel iets af te dingen zijn, al de mede
werkers gaven blijk dat zij hunne rollen goed
hadden bestudeerd en ieder deed zijn best om het
karakter hetwelk hij moest voorstellen naar waarde
weêr te geven. Aangenaam is het te mogen ver
klaren dat zij in hun pogen daartoe ditmaal nog
gelukkiger dan de vorige maal zijn geslaagd en
de herhaalde toejuichingen der geïntroduceerden
ten volle verdiend waren.
Van de vischsloep De Onbestendigheid zijn op
de hoogte van Katwijk aan Zee door een stortzee
zeven mannen over boord geslagen. Het is slechts
gelukt vier hunner te reddende overige drie, na
latende twee vrouwen en twaalf kinderenzijn
verdronken.
Bij vonnis der arrondissements reehtbank te
Amsterdam van gisteren is een voormalige bediende
op een der rijks-ontvangers-kantoren te Amsterdam,
aangeklaagd van misbruik van vertrouwenver
oordeeld tot een eellul aire gevangenisstraf gedurende
8 maanden en tot betaling van 10 geldboeten, elk
van 12.50.
Blijkens het in 't Paleis van justitie voorkomend
verslag van de behandeling dezer zaakzullen de
belastingschuldigenwier gelden de gewezen
bediende ontvreemdde, verplicht zijn het be
taalde nog eens te storten.
In den nacht van 20 November omstreeks
een uur had C. J. van E., oud 32 jaren arbeider
te Westdorpehet ongeluk te Sas van Gent van
den weg te geraken en van den muur der beae-
densluis in het kanaal te storten.
Op zijn geroep om hulp begaf de marechaussée
Boogaard zich te water met het gelukkig gevolg
den drenkeling te grijpen, waarop beide met een
touw naar den wal werden getrokken en gered.
Uit Heinkenszand wordt aan de Goesche cou
rant het volgende geschreven:
„Onze bierverbruikers zagen dezer dagen met
genoegen in de gemeente den deskundige terug-
keeren, die de ondernemers van de brouwerij zoo
krachtig ter zijde heeft gestaan bij de oprichting
en in werking breuging der trafiek. De reden
daarvan ligt in de qualiteit van het product. In
het begin mocht men zich in iets goeds verheugen,
maar later ondervond men teleurstelling, die aan
niets anders werd toegeschreven dan aan on
voldoende kennis bij de overigens energieke
ondernemers.
„In zeker opzicht is het te hopen, dat de man
van 't vak zich thans voor zoo langen tijd aaD
de zaak moge wijden als voor een genoegzame
opleiding vereischt wordt, opdat de roem van de
onderneming, naar vele gemeenten uitgegaan, met
eere kunne worden gehandhaafd. De gewenschte
uitbreiding door toevoeging eener mouterij zal
weldra tot stand komen.
„De touwslagerij is nog steeds tot stilstand ge
doemd. Omtrent terugkeer van den trafikant
wordt helaas maar niets vernomen. Men vreest,
dat hij in Amerika, waarheen hij schijnt vertrokken
te zijn, zijne verdere levensdagen zal blijven door
brengen, tot spijt van den leverancier en vervaar
diger van het gebouw en van degenen, die
gedurende de werking daarin hebben gearbeid."
Naar men verneemt heeft de minister van
marine de op 8 November te Amsterdam geveilde
700 stukken geschut gegund aan den heer Ph.
C. Bruynings, voor 24,000, en de projectielen
aan de heeren Joh. Zitnmer zoon en B. J.
Nijkerk, ieder voor ongeveer f 6000. Ingevolge
de voorwaarden moeten de kanonnen vernageld en
de tappen er afgeslagen worden.
Voor lezera, die uit dit bericht mochten op
maken dat voor Nederland het tijdperk van den
eeuwigen vrede zou zijn aangebroken, dienede op
heldering dat al dit oud ijzer en brons gegoten
was in vormen waardoor het aan de zooveel hoo-
gere eischenwelke in onzen tijd aan moord
werktuigen gesteld worden, niet meer voldeed.
Eerstdaags zal te Keulen de gedenksteen
aan het huis waar Vondel geboren werd, plechtig
onthuld worden. Bij die gelegenheid zal een
bronzen statuette van den grooten dichter, een
geschenk van de koningin der Nederlanden, worden
ten toon gesteld. „De koningin en alle vereer
ders van Vondel", zegt de Köln. Ztg. „hebben het
besluit van het Keulsehe Alterthimsverein om den
steen aan het huis te plaatsen met greote ingeno
menheid begroet. Zij zien daaruit dat men te
Keulen alle groote geesten, ook wanneer zij geen
Duitschers zijn, vereert en dat men aan den
Duitschen Rijn met vreugde iedere toenadering op
het gebied des geestes van de stamverwante be
volking aan den Kijn en de Nederlanders begroet.
De steden Amsterdam en Keulen, die vroeger in
zeer nauwe, vriendschappelijke betrekking stonden,
waren in den laatsten tijd van elkander eeniger-
mate vervreemd. Dit werd nog sterker, toen bü
de onthulling van Vondels standbeeld te Amster
dam de stad Keulen het niet de moeite waard
scheen te achten zich te laten vertegenwoordigen.
Men wilde toen niet aan een toeval of misverstand
gelooven. Thans zal men te Amsterdam dit
vooroordeel laten varen en inzien, dat men ook
te Keulen den grooten dichter, die in Holland als
een der grootste geesten geprezen wordtnaar
verdienste weet te waardeeren en te eereD."
Professor Faber is thans met zijn spreekma
chine te Brussel, alwaar het ook zeer de bewon
dering opwekt. l'Indépendance Beige prijst het
als een geschikt middel om doofstommen spreken
te leeren, daar zij zien welke bewegingen de tong
moet maken om de verschillende geluiden voort
te brengen, want door de grootte der voorgestelde
organen kunnen de bewegingen gemakkelijk worden
gevolgd.
Volgens de Volks-Zeitung zijn de Nederland-
sche wervers met goed succes langs den Rijn
werkzaam. Het blad beweert althans, dat aan de
Rijnstreken in den laatsten tijd een aantal jonge
lieden verdwenen is, die, naar men zegt, naar
Nederland zijn gegaan, om bij het Indische leger
dienst te nemen.
De motie van den heer Simonyi in de Hon-
gaarsche kamer heeft geen gevolg gehad, daar het
den minister-president Tisza gemakkelijk viel haar
te bestrijden. Dit was ook het geval ten aanzien
van eene interpellatie van den heer Helsy, die
vroeg of de regeering bekend was met de verklaring
van den czaar (te Moskou) en welke houding zij
daartegenover voornemens was aan te nemen.
De vraag was dwaas, omdat zoowel de regeering
als de interpellant den tekst der verklaring van
den czaar uit het officieele Russische orgaan kende
en er geen sprake kon zijn van „eene houding"
aan te nemen tegenover eene uitlating die niet
tot de mogendheden, maar alleen tot binnenland-
sche autoriteiten was gericht. De minister stak
een weinig den draak met de interpellatie en
deed uitkomen, dat OostenrijkHongarije zich
volstrekt niet bedreigd gevoelt door de verklaring
van den czaar en op de conferentie al het moge
lijke hoopt aan te wenden tot bewaring van den
vrede, maar tevens hoopt te waken voor de be
langen der monarchie.
De Oostenrijksche oorlogsvloot in de Turksche
wateren wordt thans nog belangrijk versterkt door
de beide groote gepantserde kazematschepen Juan
d'Austria en Custozza en de stoomkorvet Donau,
die bevel hebben ontvangen naar de Levant te
vertrekken. De zeewaardige Oostenrijksche oor
logsvloot bestaat thans uit 8 gepantserde kazemat
schepen, 3 pantserfregatten 3 stoomfregatten9
schroef korvetten, 5 kanoneerbooten eerste klasse
en een voldoend aantal oefeningsartillerie en trans
portschepen. Met volle bemanning heeft de vloot
8000 matrozen en voert 500 kanonnen, meestal
van het zwaarste kaliber.
Sedert den 11™ dezer heerscht te Konstanti-
nopel de winter in al zijn kracht alles is met
een dikke laag sneeuw bedekt en ternauwernood
kan men zich in de onmiddellijke nabijheid der
kachels warm houden. De wapenstilstand is dus
ter rechter tijd gekomen. De Turken beginnen
te gelooven, dat de winter hen voor deoverheersching
van de Russen zal bewaren, evenals dezen in 1812
voor die van Napoleon. Intusschen is in den nacht
van 9 op 10 dezer een geweldige brand uitgebroken
in de militaire depots op het plein van Sulimanieh,
waarin 80,000 mantels een prooi der vlammen zijn
geworden. De brand is ontstaan door het omvalleD
van een ketel waarin caoutschouc werd gesmolten.
Op dit oogenblik is de ramp dubbel groot, daar
alles wat voor het leger wordt gedaan groote
opofferingen eischt. Daarenboven komen van alle
zijden beden om hulp in den nood en worden
inschrijvingen gehouden voor het Turksche leger,
voor de arme en hongerlijdende Bosniërs en Her-
zegowiners, voor de Bulgaren, voor de ten gronde
gerichte Serviërs, voor de wapening in Rumenië
en in Griekenland!
Lord Salisburyde Engelsche vertegenwoor
diger op de internationale conferentie, wordt Vrijdag
a. met zijne vrouw, zoon en dochter en een gevolg
van 14 personen te Stamboel verwacht.
De vraag of Duitschland officieel zal deel
nemen aan de Parijsche tentoonstelling, in 1878 te
houden, is in den bondsraad nog niet behandeld,
doch uit de houding der verschillende regeeringen
maakt men op dat van rijkswege geen voorstel
zal worden gedaan om een crediet te openen tot
deelneming aan de tentoonstelling.
In den laatsten tijd zijn door de regeeringen
van verschillende Duitsche landen onderzoekingen
ingesteld naar den gezondheidstoestand der fabriek-
arbeidsters. Daaruit is gebleken, dat in een groot
aantal takken van industrie waarin vrouwen
werkzaam zijn hare gezondheid aan groot gevaar
is blootgesteld. Dit is vooral het geval in fabrieken
waarin vergiftige stoffen worden verwerkt en het
gevaar wordt nog grooter omdat de arbeidsters
zich zelve niet in acht nemen en niets wordt
gedaan om haar eenigszins te beschermen. Er wordt
daarom ernstig aangedrongen op maatregelen tegen
een zoo gevaarlijken toestand.
Op den Weichsel heeft men al een winter
beet. Het ijs in de rivier heeft reeds vast gezeten
en is ook al weder opgeruimd.
De bekende Engelsche Afrika-reiziger luitenant
Cameron heeft te Bradford eene rede gehouden
over de hulpbronnen van Afrika. Tusschen de
Cogo en de Zambezi, zeide hij, is overvloed van
steenkolen, ijzer en koper, terwijl er alle soorten
van koren kunnen worden gebouwd. Beide rivieren
geven toegang tot het binnenland en over het
geheel kan de ondernemingszin der Engelsche
kooplieden daar een voortreffelijk veld ter exploi
tatie vinden.
22 Nov. "s av. 11 u. 40 gr.
22 's morg. 7 u. 35 gr. 's midd. 1 u. 40 gr.
's av. 6 u. 34 gr.
TWEEDE KAMEB.
Nadat den heer Jonckbloet verlof was gegeven
om morgen den minister van financiën te inter-
pelleeren over de regeling der kantooruren van
den rijksontvanger te Winschoten, ving het debat
aan over de muntwetten.
De heer de Bruijn Kops, de munt quaestie in
verband tot Indië behandelende, herinnert dat de
aanmunting van zilver bijna overal was gestaakt.
Den dubbelen standaard tracht de Latijnsche Unie
te verlaten; Amerika is onzeker; hij wenschteian
ook aanneming van den gouden standaam met
langzame opruiming van het zilver. Geen voldoend
motief vond hij echter voor de bevoegdheid, aan
de regeering toegekend, om het aanmunten van
zilveren standpenningen te doen staken; hij pro
testeerde tegen de bevoegdheid van de uitvoe
rende macht om te beslissen over het tijdstip om
het zilver te verlaten.
De heer Gratama verklaarde daarentegen, gedu
rende nog een tiental jaren het status quo te
willen bewaren. Zilver was als muntmetaal noo
dig; er waren daarbij z. i. geen voldoende redenen
tegen aangevoerd; men handelde nu naar den
oppervlakkigen indruk, terwijl daarentegen de
volken z. i. naar den dubbelen standaard neigden,
die dan ook geen nadeelen had opgeleverd, te
minder daar het zilver noodig was als correctief
tegen de goudfluctuaties. Voorts had ook deze
spreker bezwaar tegen bovenvermelde bevoegdheid
voor de regeering, als ook tegen het gouden
vijfguldenstuk, terwijl hij voor de Indiën onzen
tegenwoordigen toestand wenschte. Dralen was
z. i. thans zeer heilzaam.
Die spreker, zoo verklaarde nu echter de heer
Mees, was onder den indruk vaneen misverstand;
Nederland dreef niet naar het goud, verklaarde
er zich zelfs pertinent tegen; maar wij moeten
rekening houden met andere natiën, die onzen
toestand onhoudbaar maakten. Wij namen een
verhouding tusschen goud en zilver aan, die op
de wereldmarkt niet bestaat; ons zilver was niet
veel beter dan papier. De tegenwoordige gunstige
toestand mocht, meende hij, geen basis voor ons
muntstelsel zijn; wij moesten rekenen op abnormale
tijden; dralen was niet gewettigd, daaruoch rijzing
van het zilver, noch een internationaal aannemen
van den dubbelen standaard te verwachten was.
Daarom was ook deze spreker door het wetsont
werp niet bevredigd en wilde hij er een
tijdelijk karakter aan geven; werd dit echter ook
niet aangenomen, de bevoegdheid voor de regee
ring om te demonetiseeren was hem voldoende
waarborg om de wet dan evenwel aan te nemen.
Morgen voortzetting.
Tot voorzitters der sectiën zijn benoemd de
heeren: van de Putte, van Rappard, Begram, Kap-
peyne en de Vries; tot onder-voorzitters de
heeren: Blussé, Luyben, Insinger, van Vollenho
ven en Mirandolle.
Leden van de commissie voor de verzoekschrif
ten zijn de heerenLambrechts, Bastert, van der
Kaay, de Casembroot en van Harinxma.
Adresden minister van binnenlandsche
zaken aangeboden, betreffende de dienst
regeling der spoorwegen op de Zui-
derlijn.
Middelburg, 14/20 November 1876.
De kamer van koophandel en fabrieken te Mid
delburg ziet zich genoopt de tusschenkomst van
uwe excellentie in te roepenteneinde zoo moge
lijk opheffing te verkrijgen van de bezwaren, voor
handel en verkeer voortspruitende zoo uit groote
onregelmatigheid in den dienst als uit
de dienstregeling zelve op de Zuider
lij n der staatsspoorwegenbepaaldelijk voor het
spoorwegverkeer tusschen Vlissingen en Middel
burg met Amsterdam en Rotterdam. Voor het
belang van het lokaalverkeer zoowel als voor dat
van het internationaal verkeer komt de kamer bij
uwe excellentie opovertuigd als zij is dat het
hier tevens geldt het algemeenhet nationaal be
lang; zij mag, hare roeping brengt dit mede, in
den tegenwoordigen toestand niet stilzwijgend
berustenmaar moet trachten verbetering te ver
krijgen.
Zij wendt zich tot uwe excellentie recht
streeks wegens de urgentie der zaak, en ook
omdat uwe goedkeuring op de bestaande dienst
regeling door de exploiteerende maatschappijen is
verkregen geworden.
Geenszins vermeent de kamer dat regelmatig
heid in den dienst immer en onder alle omstandig
heden kan verzekerd zijnzij erkent dat veler ei
storingen en vertragingen zich kunnen opaoen
vooral de onderbreking van den staatsspoorweg