m 375. 119e Jaargang. 1876. Maandag 20 November. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiên t 20 Gent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte, Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Lafpite G°. te Brussel en Parijs. Bij deze courant bebooren twee Bijvoegsels. Middelburg, 18 November. De kanaalmond bij Veere. FIEJTTII-iI-iETOIISr- Chetwynd Calverley. dokter spencer heeft een onderhoud met chetwynd. In ons nommer van 20 December des vorigen jaars gaven wij een kort overzicht van de discussie, in de tweede kamer gevoerd over de op de staats begroting voorkomende posten tot verbetering der uitmonding van het kanaal door Walcheren bij Veere. De heer Teding van Berkhout noemde die steeds terugkeerende uitgaven „allertreurigst", terwijl ze in het voorloopig verslag over hoofdstukV als „weggeworpen geld" werden aangeduid. Men gaf ook het denkbeeld aan om op het oorspron kelijk goede plan terug te komen en eene sluis te bouwen aan het einde der Hiddelburgsche haven, waar van verzanding geen sprake is. Nu in de najaarszitting der staten van Zeeland de aardstortingen op een zandplaat in het vaar water tusschen Noord-Beveland en Walcheren tegenover Veere ter sprake gebracht zijn, ontvan gen wij van deskundige zijde het volgend overzicht van den stand dezer zaak, waaraan wij gaarne eene plaats geven. De voormalige open haven van Middelburg, ofschoon over hare geheele lengte zeer aanslibbende, mondde in het Veergat uit op een punt tegen over de Goudplaat, alwaar steeds eene zeer vol doende diepte werd en altijd nog wordt aangetroffen. Toen bij den spoorwegbouw in Zeeland en de afdamming van het Sloe in het belang der scheep vaart het kanaal door Walcheren werd aangelegd, wees die haven zich van zelve aan om het noor delijk deel van dat kanaal te vormen. Door de diepte voor den mond en door de rechte strekking zou zij niets te wenschen overlaten. De diepgaande schepen, die te Vlissingen het kanaal binnenliepen, zouden ongestoord hun weg tot in het Veergat en door de Zandkreek kunnen vervolgen. Ongelukkigerwijze werden in het plaatselijk belang van Veere krachtige pogingen tot wijziging van het plan gedaan, die ten gevolge hadden dat aan het kanaal eene buiging werd gegeven nabij Kleverskerke, met welke buiging reeds de scheep vaart weinig werd gediend. De nieuwe mond dicht bij Veere kwam boven dien uit op eene plaats waar de stroom en diepte zich van den wal verwijderden, zoodat al spoedig 61 Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworih. BOEK VI. De toepallng: ïn CaTverley's testament. Vervolg.) „Open die doos!" riep hij uit, haar bij de hand grijpende, en derwaarts trekkende. „Open die, zeg ik!" herhaalde hij met eene verschrikkelijke stem. „Daar zit het vergift in verborgen." Zoo overweldigd was zij door zijne beslissende houding, dat zij de kracht miste om te weigeren. Zonder weêrstand deed zij de doos open, waardoor het kleine kistje zichtbaar werd. Hij slaakte een kreet van voldoening toen hij het zag. „Doe dat ook open," zei hij, haar het kistje in handen gevende. Wederom gehoorzaamde zij, maar bliksemsnel nam zij er het fleschje uit dat het vergift bevatte en zou den inhoud ingez\volgen hebben, indien de dokter het haar niet even plotseling ontrukt had. „Waarom behandelt ge mij zoo wreed en laat ge"mij niet liever sterven?" riep zij uit. diepgaande schepen den mond van het kanaal bij Veere niet meer uit of binnen konden. Tot verhoeding van totale stremming der scheepvaart werd de toevlucht tot baggeren ge nomen, waartoe een groot stoombaggerwerktuig voor den kanaalmond steeds aanwezig is, tot groot ongerief van de schipperij. Jaarlijks heeft men sedert dien tijd blijkens de staatsbegrooting eene som van ƒ60,000 en meer moeten uitgeven aan baggerwerk voor het vormen eener geul door het zand van den oever, die voor den kanaalmond zich uitstrekt. De geul is voor die som door baggeren slechts tot eene diepte te houden van ruim 3 M. beneden gewoon laagwater, eene diepte belangrijk minder dan die, waarop de sluizen en het kanaal zelf zijn aangelegd. Schepen van slechts weinig meer dan 5 M. diepgang kunnen uit het vaarwater, bij gewoon hoog water, door die geul den kanaalmond hij Veere bereiken; een diepgang waarmede men te Vlissingen reeds hij laag water zonder bezwaar kan binnen varen. Ofschoon van tijd tot tijd eene grootere diepte ten behoeve van een zeeschip, dat binnendoor de reis tusschen Middelburg en Rotterdam wenscht te doen, gewenseht zou zijn, en ook nu en dan er in wordt geslaagd die kortstondig te verkrijgen, is met de beschikbare som en middelen daarin op den duur niet te voorzien. De stroom, die in twee richtingen dwars strijkt over de geuldoet haar telkens toezakken. Ter verlichting van dien Danaïden-arbeid en van de zware jaarlijks terugkeerende uitgaven zijn natuurlijk allerlei middelen overwogen en kwam men zelfs tot het denkbeeld om voor alle zekerheid terug te keeren tot het oorspronkelijk planden ouden havenmondwaarvoor nog altijd de groote diepte aanwezig is gebleven, weder te openen en daarin een nieuwe sluis te bouwen. Men wist dan met welke uitgaaf men er afwas. In de vergadering van de eerste kamer der staten-generaal liet ten gunste daarvan de stem van den heer mT. Borsius zich ernstig booren. Andere plannen waren gegrond op het denkbeeld van stroomleiding. Er bevindt zich midden in den zeearm voor Veere een onderzeesche plaat of bankdie den vloed- en ebstroom in tweeën splitst. Een plan van verbetering, dat in de uitvoering weinig kostbaar scheen te zullen zijn, was het ophoogen van die onderzeesche hooge plaat of bank. De ophooging zou zonder kosten kunnen geschie den met de specie, die uit de geul werd gebag gerd, en eenmaal boven laagwater gebracht, kun nen worden verzekerd tegen wegspoeling. Werd hierbij met oordeel te werk gegaan, dan „Omdat ik u nog eene kans op bet leven wil laten," was zijn antwoord. „Indien uw slachtoffer aan het lot ontkomt, dat ge haar hadt toegedacht, zal ik u niet aanklagenmaar sterft zij, dan kent ge uw vonnis!" „Denkt ge dat zij er van zal opkomen?" vroeg Theresa bevend. „Haar leven hangt aan een zijden draad. Wei nige dagen, misschien weinige uren zullen er over beslissen. Voor 't oogenblik zal ik uw vreeselijk geheim nog bewaren en u tegen verdenking be schermen. Doch alleen op voorwaarde dat ge hier blijft en den uitslag afwacht. Poogt ge de vlucht te nemen, dan zal ik het n dadelijk belet ten. Ge weet nu mijn vast besluit." „En blijft ge bij Mildred?" vroeg zij. „Ja," antwoordde hij, „en ge kunt verzekerd zijn, dat ik mijn best zal doen om haar te redden." Bij die woorden verliet hij de kamer, het fleschje meenemende. XVIII. Onderwijl dit indrukwekkende tooneel op de bovenverdieping voorviel, had Chetwynd de ont bijtkamer verlaten en zich naar de bibliotheek begeven, waar hij dokter Spencer wilde spreken, als deze Mildred zou gezien hebben. zou aan de ophooging en aan het daarop aan te leggen stroomleidend werk zoodanige richting knnngn gegeven worden, dat de stroom meer dooi de geul langs den Walcherschen wal liep dan nu het geval is, en dus diepte voorden kanaalmond bracht. De aanval op den Noord-Bevelandschen wal zou daarbij tevens kunnen verminderen. Teneinde te onderzoeken of de gestorte specie in genoegzame hoeveelheid zou blijven liggen en dus de uitvoering van eene ophooging op groote schaal later met inachtneming van de noodig gebleken maatregelen en voorzorgen kans van sla gen zou hebben, werd in de vorige maand een deel van het vóór den kanaalmond gebaggerde zand op de plaat gestort, en aanvankelijk met geen ongunstigen uitslag. Tegen deze proef is evenwel in de vergadering der provinciale staten van 10 November 1876 bezwaar gemaakt door den heer J. W. Vader, en door den heer mr. J. Snijder, burgemeester van Veere. (Zie het bij dit nommer gevoegde gedeelte van bet verslag dier vergadering.) Eerstgenoemde zag in die proef bevordering van de afneming van den Noord-Bevelandschen wal. De laatstgenoemde verwachtte er toeneming van ondiepte voor Veere van. Volgens de inlichting in de vergadering namens gedeputeerde staten gegeven, waaruit het boven omschreven doel van het werk bleek, is er geen reden om het een of ander te vreezen en is althans de nu genomen proef, die met voorkennis en goed keuring van den minister plaats heeft gehad, van zoo weinig beteekenis op het dwarsprofil van den stroom geweest, dat in geen geval nu reeds eenige uitwerking, noch in een goeden noch in den gevrees- den zin, zou kunnen bespeurd worden. De afneming van den Noord-Bevelandschen wal dagteekent trouwens reeds van vele jaren en heeft o. a. den Camperlandschen Veerdam al belangrijk doen inkorten. In ons nommer van 13 dezer vermeldden wij, naar aanleiding eener mededeeling van onzen Brusselschen correspondent, het antwoord dat de Belgische regeering van de Engelsebe ontvangen heeft op haar verzoek om het gevoelen van het Brusselsche kabinet te kennen over de zooge naamde Schelde-quaestie", met betrekking tot de souvereiniteitsreehten van Nederland op het Neder- landseh gedeelte dier rivier. Het Vaderland van gisteren bevatte een brief, uit Brussel gedagtee- kendaan het slot waarvanzonder eenig ver band tot hetgeen voorafgaatde mededeeling van onzen correspondent kortweg voor een „praatje", een canard van de ergste soortverklaard wordt. Wij zouden het onnoodig achten aan dien brief onze aandacht te schenken, dewijl het gedeelte waarvan sprake is meer sporen draagt van eene Later vernam hij van Norris dat deze den dok ter bij diens komst afzonderlijk gesproken en eenige inlichtingen gegeven had, die tot leiddraad konden strekken. Chetwynd vond dat de dokter zeer lang weg bleef en toen hij eindelijk verscheen en de biblio theek binnen trad, kwam het den jongman voor, dat zijn uitzicht niet veel goeds voorspelde. „Ik vrees, dokter, dat ge mijne zuster erger hebt gevonden dan ge hadt verwacht zei hij. „Zij verkeert in een bedenkelijken toestand, ofschoon ik haar toch nog in 't leven hoop te be houden," antwoordde de dokter, waarna hij met verandering van toon er op liet volgen: „Ik zal u maar dadelijk zeggen, dat Norris mij eenige mededeelingen had gedaan, van wier juistheid ik mij zoo even overtuigd heb." „Houdt ge het er dus voor, dat eene poging is gedaan om mijne zuster te vergiftigen „Ja dat doe ik," zei Spencer. „Door hare stiefmoeder?" „Door mevrouw Calverley zelve. Ik heb het vergift in hare kamer ontdekt en het is nu in mijn bezit." „Waarom zouden wij er dan niet dadelijk aan gifte van doen bij de justitie? Zij heeft geen aanspraak op medelijden." „Ik denk er anders over," zei de dokter. „Ik heb haar beloofd, dat, als ik het leven van uwe zuster kan redden zooals ik hopen mag dat het geval zal wezen het hare zal worden ge spaard." soort van particuliere piquanterie tusschen twee confraters in het vak der dagblad-correspondentie, dan van zucht om de objectieve waarheid te doen kennen; ware het niet dat het Vaderland, anders niet gewoon bijzondere meldiDg te maken van hetgeen in ons blad geschreven wordt, in een afzonderlijk entrefilet van zijn binnenlandsch nieuws, nog eens op de wederlegging van ons „praatje" de aandacht vestigt. Van deze bijzon dere oplettendheid van een bevriend blad geen notitie te nemenzou van onze zijde die soort van gevoeligheid verraden welke zich door „ignoree- ren" pleegt te doen kennen en het is daarom dat wij op de zaak terugkomen. Wij onderscheiden in deze tweeërlei verantwoor- delijkh; iddie van onzen correspondent voor het geen hij meldde, en die van ons voor de waarde welke wij aan zijn bericht gehecht en de gevolg trekkingen welke wij daaruit gemaakt hebben. Wat de verantwoordelijkheid van onzen corres pondent aangaathieromtrent zullen wij aan hem overlaten zich al dan niet op de van weinig ernst en van weinig wellevendheid onder confrères ge tuigende tegenspraak van zijn Brusselschen cort» frater te verdedigen. Ten aanzien onzereigen aansprakelijkheid achten wij ons in de eerste plaats gerechtigd om aan de berichten van onzen Brusselschen correspondent groote waarde te hechten, op grond hunner door gaans geblekene juistheid, ook gedurende de behandeling dier quaestie der afdamming van de Ooster Schelde, welke de briefschrijver van het Vadoriand er zoo met de haren bijsleept. Ten tweede zijn wij ook daardoor gedekt, dewijl het bericht over deSchelde-quaestie in zichzelf alle gegevens voor het vermoeden van gegrond heid bezat. Wij hebben niet, zooals het Vaderland ten onrechte schrijft, beweerd dat de Belgische regeering het gevoelen der Britsche gevraagd zou hebben over „het gebeurde met de City of Brussels." In onze beschouwing was sprake van „hetgeen men in België noemt de quaestie van de vrijheid der Schelde." Die quaestie was sedert den 19™ October 1875, datum van het op de Deensche stoomboot Phönix gelegde conservatoir arresthangende, en er is dus overvloedig tijd geweest voor de Belgische regeering om hare vragen tot Engeland te richten en om daarop antwoord te ontvangen. Dat het Belgische kabinet tot die raadpleging van vreemde mogendheden werkelijk is overgegaan, is mede zoo goed als zeker. Men heeft in België van het oogenblik van het ontstaan der Phönix- quaestie af, steeds getracht de zaak tot eene inter nationale te maken. In de zitting der kamer van afgevaardigden van den 2enDecember des vorigen jaars werd zij door den heer de Decker, „Zulk eene inschikkelijkheid verdient zij niet!" riep Chetwynd uit. „Ge zult wel van gevoelen veranderen, wanneer ik u zeg, dat het uw zusters wensch is dat haar de tijd zal gelaten worden, om boete te kunnen doen," hernam de dokter kalm. „Het lieve meisje smeekte mij zoo innig om degene, die hare moor denares had willen worden, te sparen, dat ik er in bewilligde." Chetwynd was diep geroerd. „Mildred i3 een engel van goedheid!" riep hij uit, met eene stem door aandoening half gesmoord. „Ge hadt haar moeten zien zooals ik haar gezien heb," zei de dokter. „Niemand kan ge duldiger zijn, ofschoon zij veel lijdt, en zij is gelaten in haar lot, wat het ook mocht wezen. Maar zij wenscht een godsdienstleeraar te spreken en freule Barfleur heeft aan dominé Massy op Brackley geschreven met verzoek om dadelijk over te komen, waaraan hij zeker ook zonder ver wijl voldoen zal. In zulke pijnlijke omstandigheden, waar het noodig is geheimhouding in acht te nemen, zou men geen beter man kunnen vinden dan hem." „Dat geloof ik ook; ik ken zijne goedheid bij ondervinding," zei Chetwynd. „Hij is even ver standig en beseheiden, als ijverig in'het waarnemen van zijne geestelijke plichten." „Ik moet nu gaan, maar ik kom spoedig terug," zei" de dokter. „Ik behoef u niets verder te zeggen over de wenschelijkheid om aan het verlangen van uwe zuster te voldoen. Wordt zij gestoord of in spanning gebracht, dan sta ik voor haar leven

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1