119® Jaargang. N°. 273. 1876. Vrijdag 17 November. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertentiên20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Hayas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 16 November. Chetwynd Cal ver ley. MIDDELBURGSCHE COURANT. w Onze Haagsche correspondent schrijft ona het volgende: „In de volgende week komt de tweede kamer weder bijeen om in de allereerste plaats het wets ontwerp beter de wetsontwerpen, betreffen de het muntwezen in behandeling te nemen. Welk lot het huismiddeltje tot regeling van ons munt wezen: het „breidelen van den wisselkoers," gelijk de ministers van financiën en kolonicn het noemen, hebben zal, valt moeilijk te voorspellenhet ge beurt zoo licht dat eene vergadering van een tijdperk van schroomvalligheid en onthouding, gelijk dat waarin de tweede kamer zich ten aan zien van het muntstelsel reeds eenige jaren heeft opgehouden, op eens overslaat tot lichtvaardig heid en de meest dolzinnige voorstellen aanneemt. Intusschen is het de plicht van hen die de voorstellen afkeuren, te waarschuwen zoolang het tijd is. Wanneer men den enkelen gouden standaard niet aanneemt, vervalt men tot allerlei kunstmiddelen die minstens even veel en misschien meer verlies berokkenen dan de demonetisatie van het zilver, en wat nog veel erger is, de economische ontwikkeling gevaarlijk bedreigen. „De wisselkoers, dien de heer van der Heim door verkoopen van oud zilver „breidelen" wil, wordt niet alleen beheerseht door de ©ogenblikkelijke prijshou- ding tusschen het muntmetaal hier en elders, maar hangt af vaneen aantal andere commercieele enindus- trieele, ja zelfs sociale verschijnselen, waarin de regeering geene verstoring kan of mag aanbrengen, met hoe goede bedoelingen dit overigens geschiede. De daling van wisselkoers wordt niet alleen te weeg gebracht, in uw nommer van 3 dezer schreef ik dit reeds, door uitzending van geld, maar door uitzending van producten, door vermindering van den invoer, derhalve door natuurlijke omstan digheden, werkende totdat de koers weder nor maal geworden is. Het te hoog stijgen wie zal uitmaken dat de wisselkoers op een gegeven oogenblik te hoog is? kan zoowel een gevolg van te grooten invoer als van te geringen uitvoer en van de prijsverhouding der muntmetalen wezen; Treedt nu de regeering op ais verkooper van oud zilver, dan zal waarschijnlijk tot op het oogenblik dat Nederland van zilveren standpenningen ont bloot is, de wisselkoers kunstmatig gedrukt wordeD, maar tegelijk zal daardoor, - en hierin ligt het grootste gevaar, de ongezonde uitzetting van den invoer niet worden beëindigd noch de inland- sche industrie den natuurlijken prikkel vinden tot F£iXJlILX^Eri:03M^ 59 Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworth. BOEK VI. De bepaling i» Calverley's testament. Vervolg.) „Is dat het geval, dan zullen wij maar omkeeren als ge 't goed vindt, jufvrouw Clarisse," zei Tom. „Mijn oude heer is een raar man en ziet niet gaarne dat ik aan jonge dames het hof maak." Clarisse, die nog al volgzaam was, had volstrekt geen voorkeur voor den eenen of den anderen weg. Laura stelde dus voor, dat men naar de visehvijvers zou gaan die op eenigen afstand la gen, en allen sloegen die richting in. Onder degenen, die op dezen schoonen morgen zoo vroeg op waren en zich naar den tuin hadden be geven, behoorde ook Chetwynd. Natuurlijk wist hij niets van 't geen er in den nacht voorgevallen was, maar een onheilspellend voorgevoel drukte hem. Hij vond Higgins en den ouden Tankard bij het grasperk en ging, na een praatje met hen gemaakt te hebben, naar den stal, toen Norris hem achterop kwam en ver inspanning en ontwikkeling. De speculatie-invoer- handei zou derhalve door het stelsel van de nieuwe wetsvoorstellen worden gedreven voor rekening van 's lands schatkist en ten koste van de inlandsehe industrie. Nu ben ik een groot tegenstander van protectie, maar van een onderdrukken vau eigen inlandsehe productie ben ik een nog veel grooter vijand. „Misschien kan het voorgestelde voor Indiö goed werken; doch dat we ook voor Indië voor zichtig moeten zijn bewijst het volgende uittreksel uit een mailoverzicht van een dagblad van Britsch-Indië, een land dat duchtig door den wisselkoers geplaagd wordt, geschreven uit Calcutta half Juli 11. Er blijkt uit dat ook in dat land, doch natuurlijkerwijze meer dan in Nederlandsch- Indië, de wisselkoersen van de overal elders geldende oorzaken afhankelijk is, en de „breideling," waar die noodig geacht wordt, veilig aan de natuur kan worden overgelaten. „Terwijl de tegenwoordige wisselkoers zoo schrijft het Indische blad velen te gronde richt en aan nog veel meerderen verliezen berok kent, is het dienstig het licht te laten vallen op een ander gezichtspunt, vanwaar men aanneemt dat de door den invoerhandel geleden verliezen aanleiding geven den ondernemingsgeest aan te moedigen en de productie in Indië te doen toene men. Het is zelfs niet onwaarschijnlijk dat onder den vorm eener grooto ramp eene ware zegening over ons gekomen is. In de economie moet even als in de zedelijke wereld leergeld worden betaald, en indien de depreciatie van ons betaalmiddel ons leeren mocht meer aandacht te besteden en meer kracht in te spannen voor de ontwikkeling vau onze eigen hulpmiddelen, zou men zich dit leer geld niet mogen beklagen. De regeering zelve tracht thans reeds sommige behoeften in Indië zelf te voldoen, waarvoor ze vroeger de middelen uit Engeland ontbieden moest. Het voor de ad ministratie benoodigde papier zal van inlandsch fabrikaat zijn; gewis zullen de particulieren dit voorbeeld volgen en een jonge en goede vooruit zichten biedende tak van industrie zal aldus eene onschatbare aanmoediging ontvangen. Er bestaat geene enkele reden waarom wij op den duur tegen hooge kosten papier zouden invoeren, terwijl het zeer goed en goedkoop hier te lande kan worden vervaardigd. Dit is slechts een beginvoor andere takken van nijverheid zal het even zoo gaan. Weldra zal de legerad ministratie voor sommige equipementsstukken inlandsch fabrikaat kiezen, zoodat ook de inlandsehe katoenfabrieken eerlang hare producten zullen zien verhoogen." Na nog een paar dergelijke gevallen te hebben opgesomd, eindigt de schrijver aldus: „Natuurlijk zullen de importeurs tijdelijk hierdoor schade lijden, maar lof verzocht hem over iets te spreken, waarop zij zich te zamen naar de bibliotheek begaven. „Ik heb u eene zonderlinge vraag te doen," zei de oude hofmeester, „waarvan ik u aanstonds de reden zal zeggen. Denkt gij, dat het huwelijk van mevrouw Calverley met lord Courland werke lijk zal plaats hebben?" „Ik geloof het wel Norris, want ik zie niets wat het zou kunnen verhinderen," antwoordde Chetwynd. „'t Is mij onbekend of al de vooraf gaande schikkingen gemaakt zijn, maar zijn lord schap schijnt volkomen tevreden. En dat dient ook wel, indien het waar is wat ik gehoord heb." „'t Zal voordeeliger zijn voor u dan voor hem," merkte Norris aan. „Ik begrijp u niet," hernam Chetwynd, hem vragend aanziende. „Als ik zeg: voordeelig voor u,bedoel ikvoor uwe zuster," zei de hofmeester. „Maar 't moet toch voor u ook gunstig zijn. Gij behoort te wen- schen dat het huwelijk gesloten worde, in plaats van er u tegen te verzetten." „Waar wilt ge heen, Norris „Het komt mij voor, mijnheer, dat ge nooit uw vaders testament gelezen hebt." „Neen, Norris, dat heb ik ook niet. Maar ik weet, dat hij zijne geheele bezitting aan zijne vrouw heeft nagelaten." „Dat ia zoo, mij n heer, maar er staat eene be langrijke bepaling bij, die gij blijkbaar niet kent. In geval de weduwe hertrouwt verliest zij de deze tijdelijke schade voor eenige weinigen kan voor de toekomst een zeer groot voordeel voor de groote meerderheid worden". Mij dunkt, het gezegde ismissehien voor een gedeelte op ons Indië, maar zeer stellig ten volle op Nederland van toepassing. Big ven we toch in 's hemels naam van de handelsnijverheid, van den natuurlijken gang van de nijverheid af, want wie daar als gouvernement de vingers aanslaat brandt ze zonder fout. Dat men tegen de depreciatie van het zilver maatregelen neemt uitstekendmen neme de koe bij de horens en demonetiseere het zilverdan blijft alles den gang der natuur gaan. „Het eenige bezwaar van dien doortastenden maar rationeelen maatregel ligt in de kosten, zegt men. Maar eilieve, zal de minister van financiën dan niet precies dezelfde verliezen lijdendie hij door demonetisatie ondervinden zal daar hij, wanneer er zilver te veel en de prijs dus bij zonder laag is, oud zilver verkoopt. De verliezen worden bij demonetisatie terstond geledenmen weet wat men voor eene doortastende verbetering van het muntstelsel te betalen hoeft. Maar bij het thans voorgesteld kunstmiddeltje weet men dat niet; zoo goedab zeker is 't echter, dat men even veel verliest ais bij demonetisatie, en zeer waar schijnlijk dat de verliezen veel grooter 'zullen zijn." Men schrijft ons uit Vlissingen: Het lossen uit de gezonkeD Engelsche stoomboot Grebe met hulp van duikers wordt nog steeds voortgezet. Doch de lossing wordt nog al belem merd doordien het schip zeer slim ligt. Men zal daarom spoedig eene poging wagen om het sehip zooveel te lichten dat het recht op de kiel kan gezet worden. Drie lichters zijn daarvoor bereids in gereedheid gebracht. Men is echter nog alge meen van oordeel dat deze poging vergeefs zal zijn. Een gedeelte der geloste lading, vooral de balen katoen worden in lichters weggevoerd. Morgen (Yrijdag) te 11 uren des morgens heeft te Goes in het Slot Ostende eene vergadering plaats, uitgeschreven door het bestuur der vereeniging in het belang der weezen verpleging te Amsterdam, waartoe alle belangstellenden, maar vooral ge meentebesturen, diaconiën en arm verzorgers, bijzonder van het platteland, worden uitgenoodigdf In de eerste plaats zullen middelen beraamd en besproken worden, op welke wijze het platte landsweeshuis te Kloetinge het doeltreffendst ingericht kan worden, om in de bestaande behoefte te voorzien, terwijl het zeker ook niet zal ontbre ken aan opmerkingen en besprekingen met betrek king tot de verpleging der weezen in 't algemeen zoowel in als buiten gestichten. De rijke ervaring, bezitting, die dan aan des testateurs dochter Mildred overgaat." „Weet gij dat zeker, Norris?" vroeg Chetwynd met verbazing. „Volkomen zeker," antwoordde de hofmeester. „Ik heb het testament zelf gelezen, letter voor letter. Gelijk ik dus zei is het beste wat voor u gebeuren kan, dat uwe stiefmoeder hertrouwt. Maar zal zij dat offer brengen? Ik vrees van neen." „Zou die bepaling, die gij noemt, haar bekend zijn, Norris?" „'t Is moeielijk te zeggen, mynheer, maar ik zou het wel denken," antwoordde de hofmeester. „Het testament is in haar bezit. Mijns inziens moet de bepaling een volkomen beletsel tegen het huwelijk zijn, tenzij het haar gelukt eene schikking met juffer Mildred te maken." „Dat zal zij nimmer doen," zei Chetwynd, „en mijne zuster zal, daar ben ik zeker van, hare rechten ook niet laten varen." „Heeft zij over de zaak gesproken met juffer Mildred vroeg Norris. „Zeker niet; anders zou ik er wel wat van gehoord hebben." „Dan blijft aan mevrouw Calverley niets over dan het engagement af te breken," zei Norris, „en dat is het punt waarvan ik ben uitgegaan." „'t Is onbegrijpelijk, dat zij het zoover heeft laten komen," merkte Chetwynd aan„ik kan er mij geen begrip van maken. Maar ik moet mijne zuster heden vroeg spreken en zal dan hooren op dit gebied door het bestuur van bovengemelde vereeniging opgedaan, door persoonlijk bezoek aan honderde plattelands gemeenten in elke provincie van ons land, de belangrijke bijdragen daarover geleverd in haar tijdschrift, dat in geen weeshuis- of armbestuur mag ontbreken, dit alles geeft recht eene belangrijke vergadering te verwachten. G. Ct. Door den commissaris des konings in deze provincie is namens den minister van binnen- landsehe zaken aan de verschillende gemeente besturen opgaaf gevraagd van het getal kiezers in hunne gemeenten, zoowel voor leden van de tweede kamer als voor die van den gemeenteraad ingeval de census eens van f 32 op f 28 werd gebracht. Dit staat vermoedelijk in verband met de aanhangige wijziging der kieswet. (G. ct.) Bij do verkiezing voor 3 leden der kamer van koophandel te Zierikzee wegens de periodieke aftreding zijn ingeleverd 37 stembriefjes, waarvan 3 in blanco. De aftredende leden de heeren C. van der Vliet Dz., P. O. van de Velde Olivier en J. W. Vorstheuvel Labrand zijn allen herkozen^ Onze verslaggever in den Haag heeft zich gis teren blijkbaar niet kunnen voorstellen dat de verbroken telegrafische gemeenschap met onze provincie zoo spoedig te herstellen was als wer kelijk het geval is geweest. Althans wij ontvingen geen bericht over de zitting der eerste kamer, welke toch die moeite wel waard was geweest, daar zij in de eerste plaats tot uitslag had de aanneming met eenparige stemmen eener begrooting van ruim 140 millioen aan Indische uitgaven en ontvangsten, en ten tweede de bekrachtiging door dezen tak der wetgevende macht, van het wets ontwerp op de coöperatieve vereenigingen. Uit het kort overzicht van het verhandelde, dat wij heden bij gebreke van een telegrafisch resumé mededeelen, blijkt dat de minister van koloniën, na den vorigen dag de liberalen een handje gegeven te hebben, gisteren met de conservatieven een vriendelijk woord wisselde. In 't dagelijksche leven noemt men dat„de kool en de geit sparen." De discussie liep over het zeer befaamde art. 56 van het Indische regeerings-reglementdat zooals men weet langs een langen omweg van allerlei overgangs-alinea's, eindelijk het uitzicht opent op eene regeling, waarbij de „op hoog gezag inge voerde eultures" gemist en alle bemoeiingen des bestuurs vermeden zullen worden. Sinds eenige jaren heeft dit paragrafenrijbe artikel, dat eenmaal tot tekst voor zoo oneindig veel besprekingen en geschriften over koloniale wat zij er van weet. Iets moet er gedaan worden. Zij zal toch niet stilzwijgend in de zaak berust hebben." Op dit oogenblik ging Rose voorbij het open venster der bibliotheek enChetwynd riep haar binnen. „Ik zocht ti, mijnheer," zei Rose, die er zeer ontsteld uitzag. „Ik kwam u zeggen, dat juffer Mildred zeer ziek is." „Hoe?" riep Chetwynd verschrikt uik „Zij heeft dezen nacht weer een aanval gekre gen van ongesteldheid die haar reeds te Brackley had bevangen. Een oogenblikje gevoelde zij zich wat beter en daarop sliep zij eenige urenmaar zij is nu erger dan te voren." „Wat scheelt haar?" vroeg Chetwynd. „Ik kan het niet goed beschrijven, maar zij heeft veel pijn. Mij dunkt dat zij dadelijk den dokier moest hebben." „Dat zal zij," antwoordde hij„maar ik zou haar zelf wenschen te zien." „Nu niet, mijnheer; later." „Is mevrouw Calverley bij haar geweest?" vroeg hij haastig. „Neen, mijnheer; maar zij heeft haar een mid deltje gezonden. Ik ben in 't holle van den nacht naar haar toe gegaan, en toen gaf zij mij een fleschje dat op het tafeltje bij haar bed stond. Juffer Calverley heeft er maar eenige droppels van gebruikt." „Meer dan genoeg, denk ik," mompelde Norris. „Nu, geef' er haar op 't oogenblik niet méér van," zei Chetwynd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1