Donderdag 9 November. JLiy° jaargang. AO I \J. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiên s 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg, 8 November, De droogmaking der Zuiderzee, FEUILLETON. Chetwynd Calverley* 01RA1VT. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffxtb C°. te Brussel en Par ij s. Sedert de heer Rutgers van Rozenburg in het Vaderland opmerkzaam maakte op verschillende moeilijkheden, aan de droogmaking van het Zuide lijk deel der Zuiderzee verbonden, is over deze groote onderneming het stilzwijgen bewaard. Het was alsof de kalme, eenigszins ontnuchterende beschouwing van dezen deskundige, die niet van tegen-ingenomenheid ten opzichte van het plan verdacht kon worden, als een koud stortbad gewerkt had op veler vurige geestdrift en men zich af begon te vragen of onze financieele toestand, de omstandigheden onder welke ons land en zijne koloniën thans verkeeren, de vele belangrijke wer ken met welke wij ons reeds bezig houden, wel juist de geschikte gegevens opleverden voor het aanvangen eener nieuwe onderneming, grooter en kostbaarder dan alle anderen, het ontrukken van eene nieuwe provincie176,000 bunders bebouwbaar land, aan de zee die ze sinds eeuwen overdekt houdt. Ook de regeering liet niets meer van de zaak vernemen. Na ƒ8000 besteed te hebben aan het doen van grondboringen, welke volgens het oordeel van d>\ Stieltjes eigenlijk overbodig waren, hoorde men van hare inzichten niets meer. Bijna zou men zeggen dat het niemand onzerraaehtheb- benden wezenlijk ernst met de zaak geweest was, want de monsters der uit de zee opgehoorde grond soorten liggen sedert jaren reeds te Amsterdam zorgvuldig bewaard, zonder dat eenig minister of hoofdambtenaar, eenig staatsraad of lid van den raad van waterstaat de moeite heeft genomen ze in oogenschouw te nemen. Het is de heer Stieltjes, die in eene belangwek kende studie over „indijkingen en droogmakin gen ook der Zuiderzee in het November- nommer van den Gids, deze laatste bijzonderheid mededeelt en de verovering onzer twaalfde provincie opnieuw aan de orde stelt. Wij gaan beproeven van dezen arbeid van den onvermoeid werkzamen ingenieur, krijgskundige, schrijver en volksverte genwoordigereen der illustratiën van ons parlement, zooals prof. Baijs hem terecht genoemd heeft, een overzicht te geven, meer nog om onze lezers op te wekken met zijne verhandeling zelve kennis te maken, dan met het bijna onbereik bare doel om van het zaakrijke, leerzame geheel een eenigszins gelijkenden omtrek te schetsen. De heer Stieltjes geeft ons eene beschrijving 53 Naar liet Engelsch van W. Harrison Ainsivorth. BOEK VI. X>e bepaling in Calverley's testament. Vervólg.) In dien tusschentijd was het meisje reeds zoo krachteloos geworden, dat Rose haar by bet be klimmen van de wenteltrap moest ondersteunen. Om alle verdenking af te wenden bleef mevrouw Calverley nog wel een uur met lady Barfleur en dominé Massey praten. Zij speelde hare rol onver beterlijk en betooverde beiden. Alvorens huiswaarts te keeren, ging zij nog naar boven om Mildred te bezoeken, die zij lig gende vond op een sopha, met Emmeline en Rose bij haar gezeten. De gloed van het geschilderde glas in het antieke venster der kamer kleurde lich telijk de bleeke wangen der lijderes. Geen gevoel van meelijden doortintelde Theresa's borst toen haar oog op haar slachtoffer rustte. In tegendeel verheugde zij zich heimelijk over het gevolg van haar snooden aanslag; zij vroeg des niettemin met goed geveinsde belangstelling: „Hoe gevoelt ge u nu mijne lieve?" in algemeenc trekken van de voornaamste land aanwinningen, in ons aan de zee ontwoekerd Neder land sedert eeuwen tot stand gebracht op tweeërlei manieren, namelijk: door aanslibbing en indijking, dat is door de langzamerhand uit de neergeslagen slibdeelen ontstane ophoogingen van den bodem in de riviermondingen en zeeën met dijken te om ringen, daarna van water te bevrijden en bebouw baar te maken, óf door droogmakerijen, dat is door het leegmaken, met dijken insluiten en ver volgens vbor bewoning en bebouwing geschikt maken van binnen 'slands gelegen, somtijds zeer diepe waterplassen. Als voorbeelden van de eerst bedoelde wijze van landaanwinning herinnere men zich de kolossale indijkingen in Friesland en Gro ningen, de herovering van het grootste gedeelte van den Dollard,den Anna-Paulownapolder, de groote landaanwinsten in Zeeland en die welke het voor komen der landstreek bezuiden de Wester-Schelde, vergeleken met vroeger eeuwengeheel onherken baar gemaakt hebben. Bij het denken aan droogma kerijen doet zich dadelijk die van het Haarlemmer meer het werk dat met zijn 17,500 bunders een niet te herhalen reuzenwerk leek, zoolang men niet van de verovering van honderdduizenden bunders te ge lijk droomde, aan onzen geest voor. Die droogmakerij trouwens was meer een werk van zelfverdediging dan van verovering, daar de „waterwolf", steeds de oevers afbrokkelende, in drie eeuwen zijn gebied van 8890 bunders tot 18,200 had uitgebreid en allengs geheel Holland dreigde te verslinden. Van de verschillende opmerkingendoor den heer Stieltjes bij deze opsomming gemaakt, stip pen wij slechts deze aan dat de kosten van den afsluitdijk bij indijkingeneen belangrijk deel der geheele onderneming en bij de droogmaking der Zuiderzee meer dan een vierde van het ge heele benoodigde kapitaal vorderendnaar evenredigheid minder worden naarmate de droog te maken plas eene grooter uitgestrektheid be bouwbaren grond in voordeeliger gedaante bedekt. Een inspringende bocht landwaarts indoor een nauwen hals met de zee vereenigdis in dit opzicht voor indijking het voordeeligstdewijl het in dat geval mogelijk is met een korten dijk veel land te winnen. De ontworpen afsluitdijk in de Zuiderzee, van Enkhuizen over ürk tot bezuiden den IJselmond is te lang om tot dezen allervoordeeligsten vorm van landaanwinning gebracht te kunnen worden, doch de uitgestrektheid van het daarachter gele gen land is niettemin aanzienlijk genoeg om in dit opzicht de droogmaking der Zuiderzee onder de voordeelige ondernemingen van indijking te rekenen. Aan de beschrijving en de geschiedenis dier iudijkingsontwerpen is het uitvoerigste gedeelte der verhandeling van den heer Stieltjes gewijd, terwijl hij zich voorstelt op de belangen der lands- „Ik zou zeggen een weinigje beter, mama," antwoordde het meisje. „Dat doet mij genoegen," zei mevrouw Calverley. „Ik had gehoopt u en Emmeline naar Ouselcroft meê te nemen, maar daar kan nu geen sprake van zijn." „Natuurlijk niet, mevrouw," bracht Rose er tusschen. „Ik zou denken, dat er een dokter moest komen." „Ik ook," hernam mevrouw. „Wil ik dokter Spencer laten roepen, liefje?" „Neen, mama," gaf Mildred ten antwoord, „Als die komt, zal ik eene week het bed moeten hou den, zooals ik bij ondervinding weet. Ge zult u nog wel berinneren hoe streng hij was bij mijne laatste ziekte en bijna niet wilde dat ik mij zou verroeren. Ik wil hem niet hebben, als ik er niet volstrekt toe verplicht ben." „Geef haar dan haar zin maar," fluisterde Em meline, onbewust dat zij daarmede mevrouw Cal- verley's plannen diende. „Zij wenscht een zeker iemand te zien, zoodra hij hier komt." „Nu, ge moet het mij niet wijten in geval van kwade gevolgen," hernam mevrouw. „Ik voor mij zou denken, dat er dadelijk geneeskundige hulp moest komen." Rose zag haar smeekend aan, maar waagde geene opmerking. „Overmorgen kom ik terug," zei mevrouw Cal verley, „en dan „Wat dan?" vroeg Mildred met een flauwe stem. „Dan ga ik dokter Spencer zelf halen, als ge verdedigingwelke met de onderneming ten nauw ste betrokken zijnlater afzonderlijk terug te komen. In een volgend nommer zetten wij dit overzicht van zijnen arbeid voort. In het afdeelingsverslag der tweede kamer over hoofdstuk Y der staatsbegrooting voor 1877 wordt o. a. gezegd: „Tot nu toe zijn de dezerzijds in Juni jl. gevraagde inlichtingen op het adres der staten van Zeeland, betrekkelijk het beschik baar stellen voor het onderhoud der calamiteuze polders van door de achterliggende polders be taalde subsidiën, niet ontvangen. Waaraan is deze vertraging toe te schrijven?" Na afloop van het examen voor leerling-consul, te 'sHage gehouden, is een getuigschrift van be kwaamheid voor die betrekking uitgereikt aan de heeren H. A. Goossens, van Amsterdam, J. Mets, van Vlissingen en H. H. de Vos, van Zutfen. De Staats courant van heden bevat het konink lijk besluit van den B0«a October jl., betrekkelijk het overmaken van gelden door middel van postwissels tusschen Nederlandter eene en Frankrijk en Algerië, ter andere zijde. Door het bestuur van de Nederlandsche juris- ten-vereeniging is bekend gemaakt, dat ter behandeling op de algemeene vergadering te Leeuwarden zijn gekozen de volgende onderwerpen: „I. Naar welk hoofdbeginsel heeft de staat de rechten van schrijvers en kunstenaars op de vruch ten van hun arbeid te regelen? „II. Vorderen de wettelijke bepalingen over het tot stand komen der koopovereenkomst aanvulling voor handelszaken? „III. Van welke beginselen moet de wetgever uitgaan bij de aanwijzing der misdrijven, die niet dan op klaebte vervolgbaar zijn Een aantal industrieelen en andere belangstel lenden te 's Gravenhage gaven gisteren avond gehoor aan de oproeping der Haagsche subcom missie tot bijwoning eener vergadering ter bespre king van betgeen gedaan moest worden om ook de residentie een waardige plaats te doen innemen op de internationale tentoonstelling van kunst, toege past op nijverheid, in den zomer van 1877 te Amsterdam te houden. Door de commissie werd o. a. medegedeeld, dat Z. M., op haar initiatief, had toegezegd verschillende kunstvoortbrengselen voor de tentoonstelling te zullen afstaan. Een debat werd gevoerd over de vraag, of het nog niet beter zijt. Ik zal mij echter maar niet ongerust over u maken, wetende dat ge u in goede handen bevindt." „Ja, Rose en ik zullen in alle opzichten goed voor baar zorgen," zei Emmeline. „Zend als 't u belieft dokter Spencer niet mama, voordat ge mij hebt weergezien," verzocht Mildred nog. „Beloof mij dat." Mevrouw Calverley beloofde het, hoewel met schijnbaren weerzin. Toen zij Mildred vaarwel zeide en haar een kus op het gloeiende voorhoofd drukte, deinsde haar slachtoffer instinctmatig voor de aanraking barer lippen terug. VII. GEWETENSWROEGING. Men kon geen spoor van onrust op het schoone gelaat van mevrouw Calverley waarnemen, toen zij met Laura naar Ouselcroft terug reed. Integen deel scheen zij in eene zeer opgeruimde stemming te verkeeren. Door dit oogenschijnlijk gebrek aan gevoel ge troffen, zei hare kamenier: „Ik heb met spijt gehoord, dat juffer Mildred zoo ziek is geworden." „O 't heeft niet veel te beteekenen," antwoordde mevrouw. „Zij was reeds 's morgens onwel, en waarschijnlijk heeft zij aan 't luncheon iets ge bruikt, dat zij niet kan verdragen." niet noodig was, dat de inzenders verplicht werden de namen te noemen van hen, die de teekeningen of modellen voor het ingezondene hadden geleverd. In eene volgende vergadering zal over dit punt en andere onderwerpen met de tentoonstelling in verband staande, nader beraadslaagd worden. Z. K. H. prins Alexander zal waarschijnlijk het tweede voorzitterschap der regelingscommissie aanvaarden. Sehouwen-Duiveland7 Nov. 1876. {Particuliere correspondentie.) Den 3en November 1576 verliet de Spaansche bevelhebber Mondragon voorgoed Zierikzee, waar bij den 2en Juli te voren was binnengetrokken, en waar hij zijn kwartier gevestigd had in het bekende huis „de Mossel", nu het hótel „Van Veen". Met hem week de laatste Spanjool uit onze landpalenal beweerde een enkel ondeugend besjedat er hier en daar nog een klein Span- jaardje schooldoch wat zegt een mensch al niet, die belegerd is gewordenGelukkigzou de schoolmeester zeggen, ben ik het niet geweest, daar ik er dan nu niet over zou kunnen praten. Ofschoon na het vertrek van Mondragon het stadsbestuur aanvankelijk weigerde den graaf van Hohenlo te ontvangen en daardoor de stad onder Oranje te brengendeed hetna het vernemen van 's prinsen bedreigingmet een groot gedeelte der burgerijdaags voor het sluiten der pacifica tie van Gentden 7™ November 1576 opnieuw aan hem en de staten den eed van getrouwheids Schouwen Duiveland en St. Annaland waren weder in het bezit van den prins van Oranje, die daardoor, ik zeg het Bor namet kleine moeite, in acht dagen, zonder buitengewone kosten terug kreeg't geen de vijand met „so groote periculen, moeytenkostenen verlies van volkein so langen tijd had verovert." Ter gedachtenis van deze blijde gebeurtenis werd op Donderdag den 7™ November 1776 te Zierikzee een plechtig feest gevierd, en hield de predikant Joannes van de Veldenaar aanleiding van psalm 66 vers 12, een voortreffelijke rede. Ik mag echter niet langer bij het verleden ver wijlen, maar ga den voet in onzen tijd zetten. Den 18™ Juli 1872 was Zierikzee andermaal in feestdos en sloot het op waardige wijze de rij der feestvierende plaatsenter herdenking van het driehonderdjarig bestaan onzer onafhankelijkheid. Toen voelde ons aller hart tegelijk over vier jaren heentot heden den 7™ November 1876nu het driehonderd jaren wordt dat de Oranjevaan onge deerd boven de verheugde bewoners van Sehouwen- Duiveland mocht wapperenen wuifden we bij voorbaat dezen gedenkdag een warmen feest groet toe. „Het doet mij genoegen dat te hooren, mevrouw," zei Laura. „Ik vreesde, naar 't geen ik van Rose vernomen had, dat het een heel ernstig geval was.: „Neen", hernam mevrouw Calverley. „Zij hechtte er zelve zoo weinig gewicht aan, dat zij niet wilde dat ik om dokter Spencer zou zenden. Overmor gen ga ik er weer heen en hoop haar dan geheel hersteld te vinden." „Zou wat vlugzout haar geen goed doen, me vrouw?" vroeg de kamenier. „Waarom denkt gij dat?" vroeg mevrouw min of meer verschrikt. „Omdat zij zulk een plotselingen aanval schijnt gekregen te hebben, evenals gij mevrouw." „Ik had niets dan zware hoofdpijn, gepaard met flauwheid. He!" riep zij met wezenlijke ont steltenis uitna vruchteloos in haar taschje gezocht te hebben: „waar is mijn zakdoek? Ik hoop dat ik dien niet heb achtergelaten!" „Neenhier is hij, mevrouwzei Laura; „ge hadt hem op de bank gelegd." „O ik dank u wel, Laura," zei mevrouw Cal verley, met eene uitdrukking van gelaat, alsof haar een pak van het hart was genomen. En na den zakdoek heimelijk met hare hand gedrukt te hebbenom te voelen of het fleschje er nog in zat, stak zij hem in haar tasch weg. „Waarom zou zij zoo ontroerd zijn geweest?" dacht Laura. Alle uitdrukking van triomf was nu uit mevrouws trekken verdwenen; zij verzonk gedurende het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1