119e Jaargang.
1876.
27 October.
Telegraphische berichten.
Wo O KK
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per.3/m. franco ƒ3,50»
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
MM. g$ip!i
Wm^méwfi
Advertentiën20 Cent per regel
Geboorte- Trouw- Doodberiohten enz,van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 26 October.
Chetwynd Calverley.
i-
Door burgemeester en wethouders van Middelburg
wordt het volgende bekend gemaakt
Verkiezing van leden voor de
kamer v:m koophandel
en fabrieken.
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend dat op Vrijdag den 24en November
a.op eene der bovenachterzalen van het raadhuis,
eene vergadering van kiesgerechtigden zal worden
gehouden om de plaatsen aan te vullen van de heeren
G. J. Sprenger, J. H. Snijders, P. F. J. van
Burg, B. A. Fokker, mr. G. N. de Stoppèlaar en
H. P. den Bouwmeester, leden van de kamer van
koophandel en fabrieken alhier, welke met het
einde des jaars aan de beurt van aftreding zijn.;
dat de inlevering der stembriefjes in de ter
vergadering aanwezige stembus op gemelden dag
zal aanvangen des voormiddags te 10 uren en
voortduren tot des namiddags 1 uur, na welk
uur geen stembiljetten meer zullen worden aange
nomen, dan van de kiezers in de zaal aanwezig,
terwijl onmiddellijk daarna met de opening der
biljetten zal worden aangevangen;
dat de lijst der kiesgerechtigden dagelijks, uit
gezonderd des Zondags, tot den 7en November a.
ter inzage zal liggen op de gemeente-secretarie
van des voormiddags 10 tot des namiddag 12 uren;
dat de bezwaren tegen die lijst bij burgemeester
en wethouders schriftelijk moeten worden ingeleverd
tot uiterlijk binnen acht dagen na heden, na welk
tijdstip deze niet meer in aanmerking zullen komen;
terwijl niemand tot de vergadering kan worden
toegelaten, wiens naam niet op de lijst is vermeld;
en dat vóór den dag der verkiezing, aan de
huizen der kiesgerechtigdenstembiljetten ter
invulling zullen worden bezorgd.
Middelburg, den 23en October 1876.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
(Get.) SCBORER.
De secretaris
(Get.) G. N. DE STOPPELAAR.
De Arnhemsche courant ontleent aan een in
Juni dezes jaars geschreven brief van een officier
van het Indische leger, die door zijne positie vol
komen op de hoogte der zaken kan zijn, den vol
genden, gisteren door ons reeds ter loops bespro
ken raad
„Gij vraagt mijwat zal het einde van den
Atchin-oorlog zijn Ik verklaarik weet het niet,
en anderen verklaren bet met mij. M. i. is men
een verkeerd pad opgegaan met Pel te dwingen
de operatiën te hervatten en de linie onzer posten
keten uit te breiden. Toen ik een jaar geleden
die stelling verkondigde (want toen was reeds het
nu ten uitvoer gelegde plan door GambettaLe-
vyssohn Norman in gereedheid) lachte men mij
FBUILLETOlsT,
41
Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworlh.
BOEK Y.
Lady Thieknesse.
{Vervolg.)
„Weet gij dus nog niet, dat alles tusschen ons
uit is?"
„Uw broeder Scrope heeft mij verteld, dat het
engagement af was."
„Heeft hij er bijgevoegd, dat het afgebroken is
door mij?"
„Ja," antwoordde zij, lichtelijk kleurende.
„Ik zou haar niet hebben kunnen huwen,
Mildred. Een korten tijd scheen zij een toovernet
over mij te hebben geworpenmaar ik verscheurde
het spoedig en gevoelde dat gij alleen de beheer-
scheres van mijn bart zijt en ik zonder u niet zou
bunnen leven. Maar ik had u verloren, ik had
uwe achting verbeurd eu kon niet hopen die im
mer te zullen herwinnen."
„Gij hebt zeer juist geoordeeld," merkte zij aan,
doch hare oogen logenstraften hare woorden.
Ofschoon naar recht gestraft, was ik besloten
mij niet te verbinden met eene vrouw die ik niet
kan liefhebben en die ik geloof dat even onver
uit. En nu? In stede van geleerd te hebben, is
men weêr bezig twee bataljons gereed te maken.
„Wij hebben nu reeds 12 batailjons te Atchin
present; met die twee zijn er dus veertien. Wat
in Godsnaam, wanneer er iets ernstigs op Java of
Sumatra begint? Wanneer ook die bataljons er
zijn zullen, zal men weer een pas voorwaarts en
den bezettings-gordel grooter maken. Nu rekent
generaal Wiggers van Kerchem 8 bataljons noodig
te hebben om de posten te bezetten. Wordt hier
ecnige verhouding met het overige van het leger,
of de mogelijkheid der aanvulling in het oog ge
houden?
„Ja; maar hoe, zult ge vragen, moet dan in de
gegeven omstandigheden gehandeld worden? Ik
zal u het antwoord niet schuldig blijven.
„Ons gebied in Groot-Atchin zou ik aanmerkelijk
willen inkrimpen. De Atchin-rivier van hare mon
ding tot Longbattah-missigit als onze oostergrens
en verder van laatstgenoemde plaats over kampong
Lohong naar Kwala-Tjangkoel onze zuidergrens.
Langs die beide grenzen plaatste ik 20 posten,
ieder van J kompagnie, dat gaf 2i bataljon en
bezettingstroepen. Achter die posten zou ik in
twee gezonde streken (niet te Kotta-Radja) 4 a
5 bataljons wenschen te concentreeren, om hulp te
verleenen waar noodig, en nu en dan handelend
buiten den postketen op te treden, maar ook om
steeds, na den vijand een pak te hebben toege
diend, achter den postketen terug te trekken.
„Op de voornaamste punten van Oost- en West
kust verlangde ik aan het strand der vlaghijschende
staatjes stevige stormvrije posten, bezet met een
compagnie infanterie en bewapend met een talrijke
artillerie. De taak van die posten zou moeten zijn
om den in- en uitvoer niet alleen van oorlogs
behoeften, maar ook van mondbehoeften te regelen,
zoodanig dat Groot-Atchin geheel geïsoleerd zou
zijn, of althans in- en uitvoer zoodanig bemoeie-
lijkt zou worden, dat aan een geregelde voorzie
ning niet zou kunnen gedacht worden.
„Tot het bezetten van die punten, mits oordeel
kundig gekozen, zou een twaalf- of vijftiental pos
ten noodig zijn, op zijn hoogst dus 15 compagnieën
of bijna 4 bataljons. Met het vorige besprokene
zou ik dus vorderen een krijgsmacht van 11)
bataljon, dus nog niet eens de tegenwoordige sterkte.
„De zaken eenmaal zoo geregeld zijnde, bleef ik
bedaard uitkijken wie van beiden, de heeren Hol
landers of Atchineezen, het meeste geduld zouden
oefenen. Gij ziet, wanneer men mij aan het hoofd
der Atchin-zaken wou plaatsen, ik geen schitterende
rol mij zou voorbehouden van veroveringstochten,
overwinnings-bulletins enz.; neen, ik zou eenvoudig
die landjes door den honger willen dwingen zich
te onderwerpen. Zoo prozaisch mogelijk. Dat dit
niet onmogelijk zou zijn blijkt uit de in- en uitvoer-
staten, door onzen consul te Penang maandelijks
schillig is met opzicht tot rnij. Een voorwendsel
om het engagement af te breken was spoedig ge
vonden of, beter gezegd, bood zich van zelf aan.
Overtuigd dat zij het zou weigeren, verzocht ik
haar eene voldoende som voor mij vast te zetten.
Haar antwoord, gelijk ik verwacht had, gaf mij
mijne vrijheid terug; en thans liefste Mildred,"
vervolgde hij en waagde het hare hand te vatten,
die zij niet terugtrok, „kunt gij, nu gij mijne
opheldering gehoord hebt, mij vergiffenis schen
ken
„Gij verdient geen vergiffenis!" gaf zij ten ant
woord, op een toon die onmiskenbaar getuigde dat
zij veel zachter gestemd werd.
„Dat weet ik," zei hij, hare hand aan zijne
lippen brengende; „maar ik gevoel, dat ik ver
giffenis heb ontvangen."
Hier werd het gesprek afgebroken door de
komst van lady Thicknesse en Emmeline, die
beide den teederen handkus gezien hadden en be
grepen dat het tot eene verzoening was gekomen,
maar geenerlei opmerking maakten.
„Ik heb eene aangename verrassing voor u,"
zei mylady. „Wie denkt ge, dat morgen hier
komt? Gij zult het nooit raden en dus zal ik
het maar vertellenmevrouw Calverley."
Allen slaakten een kreet van verbazing, maar
niemand scheen er bijzonder opgetogen over te
zijn.
„Ik wist niet, tante, dat gij met haar bekend
waart," zei de kapitein, die geen poging deed om
zijne teleurstelling te ontveinzen.
overgelegd en waaruit klaar en helder bewezen
wordt, dat de vlaghijschende staatjes een zeer
lucratieven handel drijven, maar ook dat onze
vijanden aan niets gebrek hebben en ook niet
zullen krijgen, zoolang in dien staat van zaken
geen verandering wordt gebracht.
„Tegen het door mij aangeprezen stelsel zult gij
inbrengen, dat het een proef van langen adem
kan zijn. Ik reken dat er twee jaren meê kannen
gemoeid zijn. Maar hoe lang het met het tegen
woordige stelsel kan duren weet niemand te be
palen, maar da.t het langer dan twee jaren zal zijn
hieromtrent is men het algemeen eens, huiten
beschouwing latende de meerdere onkosten en
menschenlevens, die door het laatste verslonden
worden."
Tot zoover deze deskundige. Zijn plan veron
derstelt eene bepaalde voortzetting der vijandelijk
heden, doch op eene wijze, overeenstemmend met
het door generaal van Swieten van den aanvang
af aanbevolene en nu weder door den heer Fransen
van de Putte ontwikkelde stelsel van beperking
en afwachting.
De gemeenteraad van Middelburg zal op Vrij
dag a., des namiddags te drie uren, een openbare
zitting houden ter behandeling der navolgende
zaken: Gemeentebegrooting 1877; benoeming
commissie invoering tonnenstelsel.
Door de directie der Stoomvaart Maatschappij
Zeeland is besloten wekelijks een stoomboot te
laten varen van Rotterdam naar Yissingen in aan
sluiting met den maildienst op Engeland.
Die stoomboot zal aanvankelijk iederen Dinsdag
van Rotterdam afvaren en het vervoer van alle
koopwaren tegen billijke vrachten aannemen naar
Londen en alle overige plaatsen in Engeland.
De goederen, met deze booten vervoerd, worden
Woensdagavond van Vlissingen verzonden en kun
nen Donderdag in Londen, Vrij dag in andere
Engelsche stations geleverd worden.
De inschrijvingen voor het comité tot wering van
schoolverzuim te G-oes hebben voor het aanstaande
jaar op verre na niet zooveel opgebracht als voor
het loopende. Een der inschrijvingsbiljettenbe
zorgd bij iemand die niet van aardsche middelen
ontbloot is, ontving het comité terug met de
volgende toelichting daarop geschreven:
„WelE. Heeren!
„Aangezien ik van gemeentewege in de be
lasting verre boven mijns gelijke aangeslagen ben,
beb ik geen lust, aan dergelijke belastingen te
helpen betalen van welken aard ook."
Die zelfde persoon verzuimdevolgens de
Goesche courant, niet zijne kinderen te laten deel-
„Ik beb haar nooit gezien," antwoordde lady
Thicknesse. „Maar ik heb haar geschreven dat
het mij een genoegen zou zijn kennis met haar te
maken en dat ik hoopte dat zij een week bij mij
zou willen doorbrengen, terwijl Mildred en Emme
line hier waren. Zij heeft mij zoo even geant
woord, dat zij mijne uitnoodiging met het grootste
genoegen aannam en ik haar morgen kan ver
wachten. Zij zal eene lieve aanwinst voor ons
klein gezelschap zijn."
„Daar ben ik zoo zeker niet van," mompelde
kapitein Danvers.
„Hoe zijt ge op de gedachte gekomen baar te
vragen, tante-lief?" zei Emmeline.
„Door een gesprek, dat ik met Scrope had. Hij
weidde zoo over haar uit, dat ik nieuwsgierig
naar haar werd."
„Dan wenschte ik, dat hij zijn mond had ge
houden," dacht de kapitein.
Higgins en een lakei braehteu op dit oogenblik
het ontbijt binnen, hetgeen een einde aan dit ge
sprek maakte.
Toen Emmeline later gelegenheid had lady
Thicknesse alleen te spreken, zet zij:
„Ik vrees, tante, dat het u herouwen zal me
vrouw Calverley gevraagd te hebben. Ofschoon
zij mooi en verstandig is en zeer aangenaam in
den omgang, brouwt zij altijd kwaad. Iedereen
tracht haar uit den weg te gaan en nu zullen wij
haar in ons midden hebben. Het zal mij zeer ver
wonderen, indien er geen onaangenaamheden door
haar ontstaan."
nemen aan het schoolfeest, dat door het comité
tot wering van schoolverzuim gegeven is
De Staats courant van heden bevat het voor-
loopig voor den tijd van éen jaar vastgestelde
tarief van het kanaal- en havengeld op het Noord
zeekanaal en de zijkanalen.
Naar wij vernemenis gisteren in den raad van
state verslag uitgebracht over het wetsontwerp
van den minister Heemskerktot wijzigiog der
wet op het lager onderwijs. Dat verslag blijft
nog 14 dagen bij den raad ter visie zoodat het
ontwerp vóór half November weder den minister
zal bereiken. Niets belet dus, dat de voordraebt
bij de tweede kamer zóo tijdig wordt ingediend,
dat de afdeelingen haar nog vóór de Nieuwjaars-
vacantiezelfs vóór de begrootingsdebattenkun
nen onderzoeken. De minister zal stellig zelf wel
de noodzakelijkheid van spoed inzienomdat er
anders geen reden is waarom niet het voorstel
van den heer Moens aan de orde gesteld zou
worden. (HM.)
Op eene vergadering van invloedrijke industriee-
lente Amsterdam gehoudenis de vraag ter
sprake gebracht of het al dan niet wenschelijk
was aan de wereldtentoonstelling te Parijs deel
te nemen. Sommigen waren, van oordeel dat die
tentoonstellingen welke thans veel te spoedig op
elkander volgen geheel van hare oorspronkelijke
bestemming en nuttigheid zijn afgeweken en dus
geen medewerking verdienen. Aan de Parijsche
tentoonstelling besloot men echter met algemeene
stemmen ten slotteuithoofde vau verschillende
redenendeel te nemen.
Bij die gelegenheid werd ook medegedeeld dat
een Nederlandsch industrieel te Parijsde heer C.,
bij gelegenheid der tentoonstelling zijn hotel ter
beschikking van Z. M. den koning gesteld heeft,
welk aanbod moet zijn aangenomen.
De moordenaar Oblainop wiens aanhouding
door de Belgische autoriteiten eene belooning van
3000 franken gesteld wasis te Rijssel gevat.
TWEEDE KAMER.
Aan de orde was heden de Indische begrooting
voor 1877.
De heeren Lenting en des Amorie van der
Hoeven brachten een hartelijken en vleienden
welkomstgroet aan den nieuw opgetreden minister
van koloniën, in wiens bekwaamheid en persoon-
„Wees daar maar niet bevreesd voor, kind,"
antwoordde mylady; „ik verwacht integendeel,
dat zij zeer nuttig zal wezen."
„Nuttig? in welk opzicht, tante?"
„Dat kan ik u niet verklaren, maar dat is mijn
gevoelen."
„Ik waarschuw n tegen haar, tante. Wees
verzekerd, dat zij eene vrouw vol listige trekken is."
X
MEVROUW CAI VERLET MAAKT EENE BELANG
RIJKE VEROVERING.
Ben volgenden dag kwam mevrouw Calverley
werkelijk aan, ruim in tijds voor het diner.
Zij zag er voortreffelijk uit en maakte den
gunstigsten indruk op lady Thicknesse, die haar
als een der schoonste en best opgevoede vrouwen
beschouwde welke zij ooit had gezien, en geen woord
wilde gelooven van al wat tegen haar werd ingebracht.
De ontmoeting met Mildred was niet bijzonder
hartelijk, maar mevrouw Calverley, die eene vol
leerde actrice was, wist het zóo te wenden, dat
het scheen dat het gebrek aan hartelijkheid niet
aan hare zijde was, en nam lady Thicknesse
geheel in.
Met Emmeline was 't hetzelfde geval. Welke
gevoelens de jeugdige weduwe ook ten aanzien
van die jonge dame in 't geheim koesterde, openlijk
betoonde zij haar de grootste achting.
Evenmin legde zij koelheid of misnoegen jegens