.1.1 tr oiiai ga iig. Woensdag 25 October. 1ÖVD. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke noxmners zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiën: 20 Gent per regel, Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte, Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 24 October, in. PEUILLETOH. Chetwynd Calverley, SIIDDELBIIRGSCHE ^A-TCHIN. Hoe is het in Indië gesteld met de middelen om, naar liet plan van den heer van Rees, over twee maanden eene vierde expeditie te onderne men, welke, lettende op het grooter terrein dat te bezetten en te bewaren zal zijn, niet minder talrijk zal knnnen wezen dan de 8000 man van generaal Pel, en waarbij bovendien de noodige georganiseerde koelie-korpsen transport-park en pikol-paarden niet mogen ontbreken „In April 1874 had men te Atchin goed afgerichte soldaten, en bestond het Indische leger minstens voor 1/3 uit geschikte manschap pen, gereed om op kommando ter aflossing naar Atchin te vertrekken In October 1876 bestaan onze troepen te Atchin voor de helft uit onge oefende, ongedisciplineerde manschappen, uit rekruten, wien men op het oorlogsterrein den wapenhandel moet leeren en die dus in gehalte veel verschillen met de vroegere; terwijl bui ten Atchin bijna geen enkel geschikt soldaat te vinden is, die valide kan genoemd worden; terwijl de barissan van Madura uitgeput ge raakt, 1/3 van het onderofficierskader ontbreekt en het zoover gekomen is, dat geen enkel officier meer zijn compagnie kent en dat men alle eischen, die een goeden troep kenmerken, heeft moeten opgeven om aan de behoefte van Atchin te voldoen; kortom dat het Indische leger een schaduw geworden is van hetgeen het vroeger was." Dit verpletterend antwoord op onze vraag wordt gegeven, niet door den verdediger van het beperkings-systeem, maar door den heer van Rees, den ontwerper van het aanvalsplan, dat in December aanstaande tot de blijvende onder werping van Atchin zou moeten voeren. Ware het onderwerp niet zoo bitter ernstig, men zou zich om de tegenstelling kunnen vroolijk maken! Bij dien toestand, de voorstelling van den militairen schrijver is helaas juist, schijnt het bijna overbodig, over het plan der expe ditie verder te spreken. Onze onmacht zal 40 Naar het Engehcli van W. Harrison Ainsworlh. BOEK V. Lady ThMdincssc. Vervolg.) „Waarom zegt gij lieve Rose tegen mij?" vervolgde het dametje op vrij strengen toon. „Omdat gij mij nog altijd lief zijt en het altijd zult blijven," gaf hij ten antwooord. „Ik beken met schaamte dat ik mij zeer onhebbelijk gedra gen heb." „Nu, meer kunt ge van den armen jongen niet vergen," zei Emmeline, door zijne woorden en voorkomen geroerd. „Ik zou hem maar vergiffe nis schenken." „Ja, doe dat," voegde Mildred er bij. Netterville wachtte in bange spanning zijn vonnis af, maar Rose seheen niet voornemens hem zoo op staanden voet pardon te schenken. „Ge hebt u zoo onverstandig aangesteld," sprak zij, „dat ik het u niet vergeven kan zonder dat ge eenige boete doet." „Ik ben bereid alles te doen wat ge mij oplegt," was zijn antwoord. „Bevrijd mij dan van den overlast die mij wordt ons wel beletten het „continent te veroveren," waar de heer Fransen van de Putte bevreesd voor was. Bezien wij echter nog een oogen- blik het offensieve plan. Hèt verdient opmerking dat geen onzer aan voerders in Atchin zoo gelukkig geweest is de goedkeuring zijner beoordeelaars in Neder land te verwerven. Over generaal van Swieten spreken wij niet: van hem schijnt uitgemaakt dat hij zonder noodzakelijkheid daarheen ge gaan, zonder nut daar geweest en zonder roem van daar vertrokken is. Zijn booze geest schijnt echter na zijn vertrek aan Atchin's kust te blijven dolen. Pel bleef den eersten tijd onder den invloed der achtergelaten instructiën. Ein delijk zich daaraan ontworsteld hebbende, hei- vat hij het offensief, verslaat Toekoe Nanta, doch keert daarop haastiglijk weer tot ue ver derfelijke van Swieten's tactiek terug, om te bevestigen wat veroverd is alvorens verder te gaan. Generaal Wiggers van Kerchem han delt niet anders. Generaal de Neve, de opper bevelhebber van ons Indisch leger, ontwringt zich slechts laat en met moeite aan dienzelf den heilloozen invloed. Welk een verwonder lijk prestige oefent dan toch die oude gene raal, die sinds lang geen blijvend kommando meer voert en die niets goeds gedaan heet te hebben, op zijne veel jongere wapenbroeders uit? Of zou het kunnen zijn dat tot van Swieten's tactiek daarom telkens teruggekeerd wordt, zelfs door hen die aanvankelijk anders schijnen te willen, omdat die tactiek op het terrein de eenig mogelijke blijkt? Het maken van een offensief plan of het doorzetten van eenmaal behaalde voordeelen schijnt inderdaad zoo moeilijk niet, om te kunnen aannemen dat niemand in Atchin in staat geweest is te be denken, wat zich in den Haag zoo gemakkelijk improviseeren liet. Pel zou, in het midden zijner zegepraal, wel niet verzuimd hebben „zijne kolonnes eenige duizende meters in Zui delijke richting te laten oprukken om Toenong te bereiken", en generaal Wichers zou den militairen marsch van slechts drie uren gaans in de XXII Moekim zeker wel ondernomen hebben, indien het hun niet onmogelijk ware geweest. Of ontbrak het hnn, als alle anderen, telken maal aan de noodige „stoutheidgepaard aan groote voorzichtigheid In naam onzer natio nale eer, laat ons een weinig voorzichtig zijn met het beschuldigen! aangedaan en die de oorzaak van onze oneenigheid is geworden," hernam zij. „Tracht den schrijver te ontdekken van den naamloozen brief aan u zeiven, die evenzeer schandelijke brieven aan mij heeft geschreven, en straf hem naar verdienste. Als gij dat gedaan hebt zal ik u vergiffenis schenken, maar niet eerder." „Wij vinden uw besluit zeer goed, Rose," zei Mildred, „en zoolang mijnheer Netterville dit niet gedaan heeft kan hij geen aanspraak maken op uwe gunst. Hij behoort niet te aarzelen," „Ik aarzel ook niet," antwoordde hij met nadruk. „Zeer goed," zei Rose; „ik begin weer van u te honden. Hier is de laatste brief, dien ik ont vangen heb. Lees hem maar," zei zij, en wierp hem het schrijven toe. Toen Netterville den inhoud doorloopen had, was hij doodsbleek. „En hebt ge die pas ontvangen vroeg hij met bevende lippen. „Gisteren," gaf zij ten antwoord. „De schrijver moet opgespoord worden," zei hij. VIII. HOE HARRY NETTERVILLE ROMNEY VOND. Toen het rijtuig van Belgrave Square afreed, hadden degenen, die er in zaten, geen vermoeden dat het gevolgd werd door een huurrijtuig, waar een persoon, met het voorkomen van een gentle man, bij den Vauxhallsteiger uitstapte. Hij richtte In meer opzichten maken de redeneeringen van den heer van Rees den indruk alsof zij op het oorlogsterrein misschien niet recht zou- den opgaan. Hij wenscht o. a. 19 posten 'binnen onze stelling op te heffen, teneinde de bezettingen daarvan voor zijne vierde expe ditie te kunnen bezigen. Overtollig noemt hij die posten, dewijl ze bestemd zijn geweest de bevolking in toom te houden en het civiel bestuur te versterken. Maar wanneer wij nu op eeue andere plaats van zijn betoog lezen: „evenmin weten we in hoever men vertrouwen kan op de bevolkingdie binnen onze postengroep woont," en weder elders„tegen woordig komt de vijand zonder schroom h i n- nen onze posten, legt zich in hinderlaag, bekruipt onze schildwachten, vermeestert den 22cn November 1875 een oogenblik onze ver sterking Missigit-Longbattaovervalt den 16en Februari 1876 kapitein van Swieten en doodt 2 officieren met 42 manlegt eene hinderlaag tusschen de posten Pango en Kotta-Alem, geen 2000 meters van elkander gel e g e n waar bijna eene geheele patrouille van 23 man in Juli dezes jaars den dood vindt, overvalt ons bivak Lampagger, snijdt vijf dagen lang de bezetting in Lambara af, doet ander maal in Juli een aanval op eene patrouille tusschen Boekit Daroe en Ketapang Doea," wanneer wij dat alles lezen, dan vragen wij ons af of de hevelhebber in Atchin die 19 posten mede als zoo overtollig zou beschouwen als de heer van Rees doet? En andermaal rijst hij ons de vraag: i n di e n-ze overtollig waren, zou dan generaal Wiggers, die valide soldaten zoo noodig heeft als brood, wachten tot hem uit den Haag een wenk gegeven werd dat hij die 19 bezettingen anders gebruiken kon dan als nnttelooze schildwachten? Met zijne vierde, desnoods vijfde expeditie, met de verovering van Toenong en de over winning der XXII en XXYI Moekim meent de heer van Rees den oorlog voorgoed te zullen eindigen en onze troepen naar hun garnizoenen op Java te kunnen terugzenden. Geeft het verleden recht om die verwachting te deelen Ondanks de geweldige verliezen van allerlei aard, die de Atchineezen tengevolge der eerste twee expeditiën geleden moeten hebbenzagen wij hen na het vertrek van een deel onzer troepen even standvastig als ooit tot den aan val terugkeeren. Pel's offensief, hoewel met ge- zieh tot den lakei en vroeg op eene beleefde wij ze, die een antwoord moest uitlokken „Is dit niet het rijtuig van lady Thicknesse?' „Ja, mijnheer," antwoordde de aangesprokene, aan zijn hoed tikkende. „Is mylady er meê gekomen?" ging hij voort. „Neen, mijnheer. Wij hebben alleen de twee jonge dames gebracht." „Zijn zij naar het Lambeth-paleis gegaan „Dat geloof ik niet, mynheer, want zij hebben de kamenier meegenomen." „Dan weet ik waar zij zijn. Ik ben u zeer verplicht." En daarop sloeg hij de richting naar Spencer's Rents in. Terwijl hij voortwandelde overlegde hij welke gedragslijn hij zou volgen, en daar hij zich niet licht door eenige bedenking liet weerhouden, be sloot hij naar het huis te gaan en Rose op te zoeken, wat er ook de gevolgen van mochten zijn. Juist toen hij aan den hoek van Spencer's Rents was gekomen, ontmoette hij Harry Netterville, dien hij van aanzien kende en hij nu onbeschroomd aansprak. „Kunt ge me niet zeggen waar hier ergens juf frouw Hartley woont?" vroeg hij. Netterville had geen vermoeden wie het was die hier voor hem stond, maar verwonderde zich over de vraag en antwoordde dus eenigszins scherp „Wat hebt gij met juffrouw Hartley te maken?" „Ik zou kunnen weigeren eene vraag, die op zulk een toon gedaan wordt, te beantwoorden," luk bekroond, hoewel de XXV Moekim onder worpen, den vorst van Pedir tot gehoorzaamheid gebracht en andere vazalstaten van afval teruggehouden hebbende, heeft niettemin den wederstand op ons terrein zelf geen oogenblik doen verflauwen. Integendeel, naarmate onze stelling uitgebreider werd, waren meer posten en meer patrouilles noodig om den vijand, en hoe dan nog! er huiten te houden. Veroveren wij de XXII Moekim, dan staat te vreezen dat daar opnieuw posten aangelegd en bezettingen op schildwacht gezet zullen moeten worden, 'tls waar, wij vernemen dat sterke kolonnes het veroverde terrein dagen lang zullen doortrekken „den stand houdenden vijand uiteenjagen, zijn versterkte kampongs aan de vlammen prijs geven, zijn voorraad schuren vernielen". Maar achdaar is al zooveel verbrand en vernield in Atchin, sinds generaal van Swieten er niet meer was om aan zijne mildere beginselen van oorlogvoering de hand te houden, en nog altijd blijven de Atchineezen voor die middelen van dwang en overreding even ongevoelig. Of zou men plan hebben, een continent niet slechts te veroveren, maar het nit te moordenzoo lang tot er geen weerstand meer geboden werd? Dan zal men lang werk hebben. Toch liet bij al die vroegere krijgsbedrijven het aantal manschappen, koelies, pikolpaarden en transportpark waarschijnlijk minder te wen- sehen over dan, blijkens het citaat waarmede wij dit opstel aanvingen, bij de aanstaande vierde expeditie vermoedelijk het geval zou zijn. Wij willen hiermede niet zeggen dat wij van het denkbeeld, om het offensief te hervatten, h priori af keerig zouden zijn indien het advies van andere zijde tot ons kwam. Wanneer generaal Wiggers, of generaal de Neve, of zelfs de gou verneur-generaal aan de regeering de verzeke ring gaven dat zij, met de middelen die zij bezitten en waarvan zij heter dan iemand an ders de waarde kunnen heoordeelen, zich sterk maakten om in de aanstaande Decemher-maand de XXII Moekim aan te tasten, ten onder te brengen en daarmede den strijd tot een einde te brengen, dan zouden wij huiverig zijn om aan de regeering den raad te geven, van hier uit die poging tegen te houden. Maar nu nie mand ons zoo duidelijk heeft aangetoond als de heer van Rees hoe verzwakt ons leger is, zei de onbekende, „maar ik maak geen bezwaar u te zeggen dat ik baar over hare dochter wensch te spreken." „Over hare dochter riep Netterville terugdein zende en met een verontwaardigden blik uit. „Zijt gij misschien juist de persoon, dien ik op het spoor tracht te komen? Hebt gij kortelings een brief aan de jonge juffrouw Hartley gezonden? Hebt gij aan mij geschreven?" „Ik heb in 't geheel geen brieven geschreven," zei de andere. „Mijn eenige doel is, juffrouw Hart ley tegen zekeren persoon te waarschuwen." „Tegen wien?" vroeg Netterville haastig. „Tegen een intrigant met name Harry Netter ville," was het antwoord Netterville stond zoo verstomd, dat hij een oogenblik niets wist te zeggen; maar daarop vroeg hij „Wat hebt ge op den persoon, die door u ge noemd is, aan te merken?" „Zeer veelmaar dat is alleen voor de ooren van juffrouw Hartley bestemd. Ik ben niet voor nemens dit aan een onbekende meê te deelen." „Verneem dan mijnheer, tot uwe beschaming, dat ik zelf Harry Netterville ben." „Ei?" riep de andere uit. „Nu ik neem geen woord terug van hetgeen ik gezegd heb. Ik zal juffrouw Hartley aan het verstand brengen, dat zij zich van u moet afmaken." Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1