Dinsdag 24 October. IiTP jaargang. To 4 Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m, franco 3,50. Afzonöerlijko nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiên 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.; van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 23 October. ATCHIN. Chetwynd Calverley, II ii. Tegenover den raad door den heer Fransen van de Putte aan de regeering gegeven, welke neerkomt op samentrekking onzer macht, be vestiging onzer positie in beperkten kring, uitbreiding onzer betrekkingen met de kust plaatsen en voorts afwachten of na korter of langer tijd toenadering tusschen Atcbin en ons tot stand wil komen, geeft de beer W. A. van Rees tot advies doorzetten, voortgaan met aanvallen, den vijand in zijne laatste schuil hoeken bestoken en door het geweld onzer zegevierende wapenen hem tot onderwerping dwingen. De eerste hervatting der aanvallende bewe gingen door generaal Pel, zegt de heer van Rees, schonk ons, met een onbedui dend verlies, de sterke stelling van Toekoe Nanta. In plaats dit voordeel echter voort te zetten en in zuidelijke richting op te trekken om Toenong te hereiken, versnipperde gene raal Pel zijne macht door posten op te richten en zich oostwaarts uit te breiden. Misschien lag het nog in zijn plan om later het brand punt van den strijd aan te tasten; doch zijn plotselinge dood sloeg alle hoop den bodem in om met dezen veldtocht Groot-Atchin te onder werpen. Generaal Wiggers van Kerchem bepaalde zich tot het verbeteren der gemeenschap tus schen onze talrijke posten, tot het organiseeren zijner troepen en tot het bevestigen zijner stel ling. Op die wijze is het door ons bezette terrein van éen uur gaans in het vierkant uitgebreid tot ongeveer drie uren gaans en het aantal posten van 13 vermeerderd tot 46. Onze positie is sedert 1874 eer ongunstiger dan heter geworden, De schijnbare vooruit gang, door het bezitten van uitgebreider ter rein, verliest alle waarde door de zooveel ster kere troepenmacht, noodig om het te dekken en door de grootere kwetsbaarheid onzer stel ling. De vijand toont nog minder eerbied 39 Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworih. BOEK Y. Lady Thicknesse. Vervolg.) Lady Ticknesse scheen het echter anders in te zien. Mij spijt het, dat hij zulk eene goede gelegenheid heeft laten ontglippen," sprak zij. „Heeft zij een groot inkomen?" „Charles zegt mij, dat zij vier-a vijfduizend pond 'sjaars heeft. Ge zult wel weten, dat de oude Calverley zeer rijk was, en zij heeft al zijn geld gekregen." „Immers toch niet alles? Chetwynd en Mil dred zullen er ook wel iets van gehad hebben." „Zij zijn beide van haar afhankelijk. Chetwynd heeft groot ongenoegen met haar gehad en dat pas kort geleden bijgelegd. Ik geloof dat hij daar zeer verstandig aan heeft gedaan, want hij is geheel in haar macht." „In welk een zonderlingen toestand verkeert zij dan „De oude Calverley moet suf geweest zijn, toen hij haar daarin plaatste." „Zij is nog altijd jong en mooi, niet waar voor onze wapenen dan in 1874, gelijk uit de aanhoudende aanvallen en hinderlagen tusschen onze posten, op patrouilles, konvooien enz. blijkt. Zelfs valt hij onze sterkten aan. De legering, het logies onzer troepèn zijn weinig vooruit gegaan. De verkregen onderwerping van den vorst van Pedir boezemt geen vertrouwen meer in sedert die van Gighen, na in 1874 onze vlag geheschen te hebben, weder van ons is afgevallen. Op grond van een en ander komt de militaire schrijver tot de slotsom dat de afwachtende houding, door generaal van Swieten gewild, onmogelijk vol te honden was en slechts verlies van mensclienlevens aan onze zijde, opwekking van het moreel des vijands ten gevolge heeft gehad. Daarentegen heeft het offensief optre den van generaal Pel bewezen, dat waar wij met ernst optreden de vijand ook verslagen wordt, terwijl alleen de nawerkende invloed van van Swieten's voorschriften het offensief van generaal Pel de noodige kracht heeft doen missen. Daarom vat de heer van Rees zijn raad aldus samen, Intrekking van de overtollige posten binnen onze positie, welke geen ander doel gehad kunnen hebben dan de bevolking in toom te honden en de positie van het civiel bestuur te versterken. Op die wijze hoopt hij de bezettingen van 19 posten vrij te krijgen, die dan actief kunnen optreden. Met die be zettingen, gevoegd hij de mobiele macht die te Atcbin aanwezig is en bij de suppletie van Java, voorzien van een goed transport-park, van veel trek paarden en van georganiseerde koelie-korpsen, wil hij in de aanstaande maand December de XXII Moekim inrukken om Toe nong aan te vallen en te vermeesteren. Daarna zullen sterke kolonnes het land moeten door trekken om den laatsten wederstand te breken, de versterkte kampongs te vernielen en 's vijands voorraadschuren te verbranden. Zoo blijft men voortgaan om, als het noodig mocht blijken, nadat de troepen gedurende den regentijd rust genoten zullen hebben, door een vijfde expeditie den oorlog voorgoed te doen eindigen. Die vijfde expeditie zal echter waarschijnlijk on- noodig zijn, indien de vierde goed geleid wordt, indien de chef groote stoutheid met groote voorzichtigheid paart en steeds met groote ko lonnes, zelfstandige patrouilles en dekkingsdeta chementen laat ageeren. Zooals hij elk vroeger „Zij is niet veel ouder dan Mildred en ziet er even goed uit. Ik heb haar bij de begrafenis van sir Leycester gezien en werd door haar befcooverd. Zij bezit een buitengewoon vermogen om te boeien.' „Ge maakt mij waarlijk nieuwsgierig. Ik zou haar wel eens willen zien." „Ge zult er wel gelegenheid toe krijgen, maar haar niet zien als mevrouw Charles Danvers." „Waarom uiet? Zij kunnen het weêr eens worden." „Nu, als gij in staat zijt hen weêr te vereeni gen en haar te bepraten om een fortuintje voor Charley vast te zetten, dan zult ge zeker een goed werk doen," zei Scrope lachend. „Ik zal eens overleggen wat er gedaan kan worden," antwoordde lady Thicknesse. „Intusschen zal ik Charles schrijven en hem te logeeren vragen." Hiermede eindigde deze conferentie. VII. HET BEZOEK BIJ JUFFROUW HARTLEY. Rose Hartley was een toonbeeld van een kame nier. Zij was zoo bevallig, ging zoo net gekleed, had zulke handige manieren en was zoo opgeruimd en dienstvaardig, dat de beide jonge dames ten hoogste met haar waren ingenomen. Zij hadden eene gemeenschappelijke kleedkamer en hielden gaarne een praatje met de levendige Rose, terwijl deze haar bij het kleeden of aan hare kapsels hielp. Bij die bezigheden deed Rose zich ten voordeeligste voor, en de aardige soubrette, gevecht, waar wij een behoorlijke macht ont wikkelden, zal ook hier de meerderheid onzer wapenen blijkendoch men moet steeds in het oog honden dat het niet genoeg is den vijand tot wijken te brengen, maar dat men hem ook tot het uiterste moet vervolgen indien de over winning vruchten wil dragen. Ons bepalende tot de hoofdzaak van het militair adviesmoeten wij echter nog zoo kort mogelijk de gronden vermelden op welke de heer van Rees het beperkings-systeem van den oud-minister van koloniën bestrijdt. Hij zegt dat de heer van de Pucte zich eene over dreven voorstelling maakt van den omvang en de moeilijkheden van het terrein der XXII Moekimtegen welke de vierde expeditie ge richt zal moeten worden. De XXV Moekim, welke in ons bezit is, beslaat niet meer dan twee uren gaans in het vierkantde uitge strektheid der XXII Moekim meent de schrijver dns op hoogstens drie uren gaans in 't vier kant te moeten schatten. Het terrein gist hij dat minder bezwaar zal opleveren dan de lagunes, moerassen en drassige bosschen, welke onze troepen reeds achter den rug hebben. (Wij merken op dat de woorden „meenen, gissen en schatten" hier juist op hunne plaats zijn, daar de heer van Rees zoo min als iemand anders en zeker minder dan onze bevelhebber in Atchin op de hoogte is van het terrein dat ons in de XXII Moekim te wachten staat). De verdediging van het beperkte gedeelte volgens het systeem van den heer van de Putte zou een bezettingskorps van 4000 maneene blok- kadevloqten 2000 koelies vergenwaarbij gerekend moet worden op eene maandelijksche aflossing van 500 soldaten en 300 koelies. Het moreel van den vijand zal, zoo dra wij ons beperken, weder versterkt wordenhij zal het door ons ontruimde terrein hernemen, zich wreken op de bevolking welke wij aan haar lot overlaten en alle verdere toenadering van vredelievende hoofden onmogelijk maken. Onze stelling zal door eene linie van versterkingen ingeslotendagelijks beschoten en aangevallen worden, waardoor onze troepen ontzenuwd en ontmoedigd zullen raken. Nederland zal zich machteloos uitputtenons aanzien in Indië zal geheel verloren gaan. Eenmaal zouden wij daardoor gedwongen wor den Atchin op te geven en als de gevolgen daar van noemt de heer van Reesde doodstraf voor wier figuurtje in haar morgenkleedje met dat harcr meesteressen wedijverde, en de beide schoone meisjes in haar bevallig négligé, vormden te zamen een tafereel van gratie en schoonheid. In die verhouding tot elkander staande, was het niet vreemd dat zij weldra haar hart voor de beide jonge dames uitstortte. Zij luisterden met veel belangstelling naar de kleine geschiede nis en gaven hare groote verontwaardiging te kennen met opzicht tot den overlast dien men haar had aangedaan; doch beide rieden haar maar niet ongerust te zijn, omdat zij overtuigd waren dat haar vervolger haar nu niet meer zou kunnen hinderen. Op zekeren morgen echter toonde zij aan de jonge datnes een brief dien zij weêr ontvangen had en die blijkbaar van dezelfde hand als de vroegere kwam. De schrijver verklaarde daarin, dat hij hare verblijfplaats ontdekt had en haar eerlang een bezoek zou brengen. Eerst wilden zij om den brief lachen en de zaak met minachting voorbij gaan, maar daar Rose toch ongerust scheen te zijn, gaven zij haar den raad den hofmeester Higgins te raadplegen, omdat deze altijd zeer vriendelijk voor haar was geweest en haar als een dochter had behandeld. Higgins gaf haar den raad gedurende eenige dagen niet zonder geleide uit te gaan, en voegde er bij, dat, als de bedoelde heer het waagde zich aan het huis te vervoegen, zijne vermetelheid hem zou berouwen. Toen de jonge dames den raad hoorden dien de den vorst van Edi wegens zijne betoonde vriendschap voor Nederland; neerhaling onzer vlag door al de bevriende vazalstaten; Dehli, dat buiten het gebied van Atchin ligt, zou weder door de Atchineezen veroverd, de lande lijke ondernemingen aldaar zouden verwoest en de planters vermoord worden. Ook Siak en Djambi zouden ons wegjagen, Singkel, Baros en Natal in groot gevaar komen; maar dit alles zou nog slechts een begin zijn, want wie eenmaal een doorbraak bijwoonde en zag hoe snel de dijk vernield werd omdat de middelen ontbraken om het eerste gat te stoppen, zal de snelheid hegrijpen waarmede een geheele kolonie in gevaar komt, als de macht ontbreekt om de eerste onlusten te dempen. Wat het denkbeeld betreft om te trachten ons op andere kustplaatsen te vestigen evenals wij reeds te Pedir gedaan hebben, dit acht de heer van Rees onmogelijk, daar hiertoe, in strijd juist met het beperkings-systeem, eene groote machtsontwikkeling noodig zou wezen. Overal worden wij met klewanghouwen en geweerschoten ontvangen. Voor ieder rijkje zal dus eene afzonderlijke expeditie noodig zijn. De hoofden die reeds in 1874 voor gelden goede woorden, de radja van Gighen o. a. voor 8000 piasters, zich lieten overhalen om schijnbaar ons gezag te erkennen, ontzien zich echter volstrekt niet om Atchin op alle mogelijke wijzen te ondersteunenin afwachting van een gunstig oogenblik om zich openlijk weder tegen ons te verklaren. Men ziet dat aan het beperkings-systeem de tegenwerpingen niet gespaard blijven. Waar lijk als het waar is wat dé heer van Rees verzekert, dat de Atchineezen volkomen op de hoogte zijn van alles wat hier te lande over den oorlog gesproken en geschreven wordt, dan moet die opsomming der noodlottige gevolgen van eene beperking voor lien wel de krachtigste opwekking wezen, om bij of na den aanstaanden strijd hunne uiterste pogingen aan te wenden om ons tot zoodanige beperking te noodzaken Wij gaan in een volgend nommer over tot het ontvouwen van den indruk, dien de heide stelsels op ons gemaakt hebben. hofmeester gegeven had, keurden zij dien zeer goed, doch Emmeline zei: „Ge zult echter niet in huis opgesloten worden gehouden door dien onbesehaam- den persoon, die een pak slaag zou verdienen. Lady Thicknesse heeft gezegd, dat wij het rijtuig kunnen krijgen zoo dikwijls als wij willen. Nu zullen wij het dezen morgen nemen en gij kunt met ons uitrijden." Rose wist niet, hoe zij haar dank voor die vriendelijkheid zou betuigen. „Wij zullen uwe moeder een bezoek gaan bren gen," zei Emmeline. „Wij willen eens kennis met haar maken." „Maar ik zou haar gaarne vooraf van uwe komst kennis geven," zei Rose, niet weinig verlegen. „Neen, dan zou de aardigheid er af zijn," sprak Mildred. „Wij wenschen haar te verrassen." Rose kon daar niets tegen inbrengen en het rijtuig werd dus besteld. Het drietal stapte in en werd tot bij de Lambeth-brug gereden, waar zij er uitgingen en naar Spencer's Rents wandelden. Emmeline zei aan den lakei, dat hij niet behoefde mee te gaan. Juffrouw Hartley's confusie over dit onverwachte bezoek is moeilijk te beschrijven. Zij was op dat oogenblik juist in de keuken bezig, en toen Rose naar binnen ijlde om haar te vertellen dat freule Barfleur en juffrouw Calverley daar waren, slaakte zij een gil van verbazing en begon hare dochter te beknorren, dat deze haar niet vooraf had gewaarschuwd. „Wees niet boos op haar, juffrouw Hartley'"

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1