jN°. 250, 119e Jaargang. Zaterdag 21 October. l»7ö. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Hatas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 20 October. Chetwynd Calverley. MIDDELBURGSCH iiPÉW Wij vernemen dat voor de betrekking van com mies ter gemeente-secretarie alhier, belast met de werkzaamheden van den burgerlijken stand, zich 40 sollicitanten hebben aangemeld. Onder deze bevinden zich êen burgemeester, twee ge meente-secretarissen en verder meest ambtenaren beiast met de werkzaamheden van den burgerlijken stand op andere gemeente-secretarieën in het rijk. In verhand met het reglement voor het vervoer, treedt met 1 November a. op de lijnen der Maat schappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen eene instructie in werking voor de afgifte van plaatsbewijzen door de hoofdconducteurs. Reizigers die zonder voorzien te zijn van plaatsbewijzen in de treinen plaats nemen, ontvangen die van de hoofdconducteurs. Zij zijn echter verplicht als boete te betalen, bebalve den vrachtprijs, in de rijtuigen le en 2e klasse f 1, in die der 3e klasse f 0.50. Naar wij vernemen zijn de ambtenaren de Wit en Vlierboom van de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen benoemd tot ambtenaar hij de Nederlandsch Indische spoorwegmaatschappij. In de Staats-courant van heden is opgenomeD eene vervolg opgave van Nederlandsche bekroonden op de wereldtentoonstelling te Philadelphia. Zij bevat 32 bekroningen, waaronder bet ministerie van binnenlandsche zaken, voor schoolgebouwen, in groep XXVI. Uit de mededeeling van den voorzitter der hoofd commissie blijkt, dat de lijst ook thans nog niet volledig is en nader zal worden aangevuld. Door het lijntje Zevenbergen—-Zwaluwe is de afstand tusschen Rotterdam en de hoofdstad van Zeeland, per spoor, ingekort tot 3 u. 12 m., altijd slechts in éene richting, want het verkeer met Zeeland heeft de eigenaardigheid, dat men alleen in de richting naar Zeeland met spoed reist, doch op den terugweg groote vertraging ondervindt. Op de terugreis naar Rotterdam bijv. blijft men een uur te Roozendaal vertoeven; op de 7 uren lange reis naar Amsterdam, omgekeerd in 5 uren af te leggen, heeft men een langdurig oponthoud op eene plaats waar men dat 't minst zou wen- sehen, namelijk te Boxtel en verder zet men de reis, per sneltrein begonnen, met een gemengden FSJXJXIjXJE TOïnT- 38 Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworth. BOEK V. Lady Thicknesse. Vervolg.) Verwoed over die miskenning keerde Tom zich tot de meisjes met den uitroep: „Daar is die lange kerel, dien ge bij ons in de livrei van een lakei hebt gezien. Hij wil mij niet kennen, maar ik zal met hem afrekenen. Hij zal het mij niet voor de tweede maal doen, dat verzeker ik u." „Misschien heeft hij u niet gezien," merkte Clo- tilde goedig aan. „Ja, dat heeft hij wel!" zei Tom. „Hij moest mij wel zien, daar hij juist naar mijn kant zag. Maar 't komt er niet op aanIk zal wel een ap peltje met hem schillen." „Wie zijn die twee mooie meisjes, die hij bij zich heeft?" vroeg Flora. „Zij kunnen niet in de schaduw staan van twee andere, die ik ken," zei Tom galant. „O dat compliment kunnen wij niet aannemen, mijnheer Tom," antwoordde Flora. „Dat zijn twee allerelegantste dames." trein voort. Zulke fraaie dienstregelingen wor den maar telkens goedgekeurd. Nv. d. D.) Het Engelsche blad „The Travellers' Journal" van 7 October jl. bevat een opstel over de reis via Queenboro'Vlissingennaar het vasteland, waarin aan de booten der maatschappij Zeeland, hare inrichting en aan de geheele onderneming de hoogste lof toegezwaaid wordt. De schrijver geeft op dat voor het bouwen van het station, het aanleghoofd, de loodsen en veestallen te Queenboro' eene som van 480,000 besteed is. Als een echt Engelschman, die boven alles aan comfort hecht, is hij onuitputtelijk in lof over de nette, zindelij ke en ruime kajuiten en hutten, over de uitmun tende tafel, die des avonds en des morgens gereed staat en waarvan hij den prijs (/"1.50 vooreen souper en voor een ontbijt) zeer matig acht, en over de beleefdheid en dienstbaarheid der drie Engelsche hofmeesters. De eenige aanmerking welke hij maakt, is dat men papieren servetjes verstrekt in plaats van linnen, wat hij eene „Hollandsche nieuwigheid" acht die geen aanbeveling verdient. Van meer beteekenis is zijne opmerking dat de geoefendheid der matro zen en stokers niet zóo voldoende is als men zou kunnen wenschen. „Mannen van veel ervaring, voegt hij er bij, zijn voor korte trajecten on getwijfeld moeilijk te krijgen en stellen zich niet met een matig loon tevreden; maar op den duur zijn zij toch nog het goedkoopst." Hij spreekt ten slotte de hoop uit dat in de thans getroffene „uitstekende regeling en inrich ting dezer prachtige lijn, welke door alle reizigers even gunstig beoordeeld wordt", geen veranderingen gebracht mogen worden. Door eene vergelijking der prijzen langs verschillende andere lijnen komt hij tot de slotsom dat deze weg verre de goed koopste is om van Engeland naar Midden-Europa te komen. Hetzelfde werd onlangs bevestigd door het Engelsche Mining Journaldat in een opstel over de verschillende gemeenschapswegen met bet vasteland deed opmerken, dat een retourbiljet langs VlissingenQueenboro' naar Keulen maar f 3.25 meer kost dan een biljet voor enkele reis langs andere wegen. Van deze stemmen uit het buitenland melding makende, herinneren wij tevens dat blijkens eene door den Nederlandschen consul-generaal te Lon den medegedeelde Order in Council van 29 Sep tember jl. de haven van Rochester, waartoe ook Queenboro' behoort, te rekenen van 1 October is opengesteld voor het landen van buitenlandsch vee, met inachtneming der voorschriften vervat in de order van 1875. Volgens de (oude) Rott. Ct. zal de reeds her haaldelijk op verschillende tijdstippen aangekon- „Dat kan ik niet toegeven," hernam Tom. „Ik houd niet van zwart; ik moet kleuren hebben; zoo iets in uwe manier, juffrouw Flora." „Of in de mijne?" voerde Clotilde vragende aan. „Juist zoo," zei Tom. „Ik hoop, dat die kerel niet aan mijn ouden heer zal vertellen, dat hij mij in het Park heeft zien rijden." „Goede hemel, neen, dat hoop ik ook niet!" riepen de beide juffrouwen uit. „Maar 't is wel niet waarschijnlijk, dat hij uw vader zal spreken, niet waar?" merkte Clotilde aan. „'kWeet niet, 'tis altijd mogelijk. Als hij het doet, zal er wat voor mij op zitten. De oude heer zal niet rusten, voor dat hij achter alles gekomen is." „Nu, laten wij ons plezier maar niet bederven door daarover te denken," zei Flora, „'tls heer lijk! Nooit in mijn leven heeft iets mij zooveel genoegen gedaan als dit tochtje „Zelfs niet ons tochtje naar de Hamptonwedren- nen?" vroeg Tom, met een oogje. „Neen, zelfs dat niet!" gaf zij ten antwoord. „Wij zullen u altijd erkentelijk zijn voor dit. lieve dagje, mijnheer Tom!" zet Clotilde. „Ja, lief is het!" riep Tom uit. „Ik zie gaarne al die voorname lui en laat mij zelf ook gaarne zien; maar het bevalt mij niet, dat ik uit de hoogte behandeld word. Die verwenschte kerel Ik kan het niet vergeten!" „Gij laat u anders niet door zulk eene kleinig heid uit uw humeur brengen, mijnheer Tom," zei Clotilde. „Ge hebt gelijk," hernam hij; „mijn regel ia, digde opening van den staatsspoorweg tot het station-Beursplein te Rotterdam, vooreerst wel tot de vrome wenschen blijven behooren, daar de Exploitatie-maatschappij niet geneigd is de nieuwe lijn in gebruik te nemen, vóórdat de aansluiting aan de Schiekade is voltooid. De werken aan dat gedeelte zullen nog geruimen tijd vorderenhet centraal station aldaar behoeft pas in Mei opgele verd te worden, zoodat de vroeger veronderstelde datum, October 1877, niet ver van de juistheid ver wijderd zal zijn. Wij vernemen verder dat een belangrijke partij ijzerwerken, voor de overdekking bestemd, in de vorige week is afgekeurd. Door den gemeenteraad van Rotterdam werd gisteren met 23 tegen 15 stemmen verworpen het voorstel van vijf leden van den raad naar aan leiding van een adres van 1710 ingezetenen, om bij de regeering aan te dringen op krachtiger aanvatten van het werk der uitdieping van den Nieuwen Waterweg en haar daartoe, des gevorderd, eene bijdrage uit de gemeentekas aan te bieden. Daarentegen werd het gemeentebestuur bij accla matie uitgenoodigd om aan de regeering alleen bespoediging van het werk te verzoeken. Aan de gevoerde beraadslagingen ontleenen wij het volgende: De heer van der Hoeven was dankbaar voor de uiting in het adres van 1710 ingezetenen, ter ondersteuning van het advies der kamer van koop handel (waarin werd aangedrongen op de aan schaffing eener groote stoombaggermachine, of beschikbaarstelling der hiertoe noodige gelden, ter wegruiming der ontstane ondiepte in den Waterweg). Het geldt hier den Waterweg, het ademhalings werktuig van Rotterdam. Zulk een waterweg is aangelegd, doch reeds eenigen tijd voor het hoofd doel onbruikbaar. Vandaar dat eene groote maat schappij reeds hare schepen, in plaats van hier, te Vlissingen laat binnenloopenwelk voorbeeld al spoedig door anderen kan gevolgd worden. Nog onlangs heeft eene groote maatschappijdie voor de vaart tusschen Bremen en Brazilië, bepaald tiat hare schepen te Antwerpen moesten binDenloopen, hetgeen niet gebeurd zou zijn als de Nieuwe Wa terweg bruikbaar ware geweest. Dat gemis van het verlangde vaarwater houdt vele nieuwe onder nemingen tegen, knaagt aan bestaande onderne mingen pn doodt alle energie in den handel, 't Is waar, de Waterweg is een rijkswerk, maar een werk dat voor onze behoeften te langzaam gaat. In den vorigen winter had het eqp tamelijken diepgang, maar door verondieping is die weder achteruitgegaan. Daarover is aan den minister geschreven. Deze heeft geantwoord, dat de diepte weder was toegenomen en er maatregelen in 't dat men zich het genoegen niet moet laten vergallen, als men er iets aan doen kan. En nu zullen wij eens wat harder doorrijden!" V. lord courland blijft weifelen. Terwijl Tom en zijne vriendinnen hun rit ver volgden, verliet Chetwynd met de jonge dames het vroolijke tooneel, Toen zij zich een weg door de menigte baanden, ontmoetten zij lord Courland en Scrope Danvers, die hen van verre hadden gadegeslagen en tot de slotsom waren gekomen, dat freule Barfleur en juffrouw Calverley dien morgen de beide mooiste meisjes in het park waren geweest. Lord Courland wist zelf niet wie hij het meest bewonderde; nu eens hield hij Emmeline voor de liefste en dan weer gaf hij aan Mildred de voor keur. „Uwe nicht Barfleur is een allerbekoorlijkst meisje," ze! hij tegen Scrope„maar „Maar gij verkiest juffer Calverley," vulde Scrope den volzin aan. „Neen, dat zeg ik niet," hernam lord Courland. „Maar juffer Calverley heeft een allerliefst gezichtje, met eene wegslepende uitdrukking, tenminste in mijn oog." „Ik zie, mylord, dat ge reeds half op haar ver liefd zijt," riep Scrope met zekere teleurstelling werk waren gesteld om het nog overblijvend ge deelte der verondieping ten spoedigste op te ruimen. Daarop hebben B. en W. aan dén raad verklaard, dat zij de vroegere diepte spoedig terug verwachten en zelfs in de troonrede is medegedeeld dat het werk zijne voltooiing nadert. Dit alles zijn allerzonderlingste optimistische beschouwingen. Het peil is zelfs niet meer 39, maar gisteren aan de paai op 33 decimeters aangewezen en dien volgens zijn aan de loodsen voorschriften gegeven. Bovendien, afgescheiden van de diepte, is het vaarwater zoo nauwdat het niet veilig is. Onder die omstandigheden mag Rotterdam niet stilzitten. De Nederlandsche schatkist is toch niet zoo uitgeput, dat door een a twee millioen meer te besteden het financieel evenwicht zou verbroken worden, en de tweede koopstad des rijks mag niet ten gronde gaan door eene slechte communi catie naar en van zee. Wat zal het baten, of wij over de Maas een brug leggen, die ons twee mil lioen kost, en aan de overzijde groote werken ver richten, als de toegang naar zee gebrekkig blijft? Doen wij onzen plicht jegens het jeugdig geslacht, met alleen te zorgen dat het onderwijs geniet en niet te zorgen voor de materieele mid delen, waardoor het later zijn brood moet winnen Nadat eene wijziging in het voorstel gebracht was en de voorzitter (de burgemeester) de rede neering van den heer van der Hoeven krachtig ondersteund had, zeide o. a. de heer Thijsen dat hij, bij eene bepaalde limite omtrent het werk, voor eene groote opoffering zou kunnen stemmen;, maar wat is hier de zaak? De middelen zouden vermoedelijk moeten dienen voor eene bagger machine, en nu kan men wei berekenen hoeveel werk zulk eene machine onder andere omstandig heden binnen zekeren tijd kan verrichten, doch bekwame mannen van 't vak hebben spreker de verzekering gegeven, dat op sommige tijden, wan neer de zee op de kust staat, de machine onmo gelijk kan werken. Dit maakt het onmogelijk een tijd te bepalen, en daarom zal de minister, wan neer hem bij het aanbod van Rotterdam eene voorwaarde omtrent den tijd van uitvoering wordt gesteld, het aanbod afwijzen. De overige sprekers tegen het voorstel grond den zich voornamelijk op het onbestemde daarvan, op het bezwaar om de financiën der gemeente, waarvan toch reeds zooveel gevergd wordt, te genover een eiseh te stellen, waarvan men de grens niet wist aan te geven, en op de onmogelijkheid voor de regeering om zulk een geldelijk aanbod van eene gemeente aan te nemen waar het een rijkswerk betrof. Yan de andere zijde werd daar entegen aangedrongen op de wenschelijkheid om te toonen dat men te Rotterdam voor het begin sel van self-help was en werd gewezen op de groote resultaten, die te Newcastle en Glasgow uit. „Ik geef volkomen toe, dat juffer Calverley zeer schoon is, maar vergeet niet dat mijne nicht Emmeline eene rijke erfdochter is." „Ik geef maar een weinigje aan een rpmanesk gevoel toe," hernam lord Courland. „Elk van die meisjes is op zich zelf de bewondering waardig. Uwe mooie nicht heeft geen fortuin noodig om hare bekoorlijkheden te verhoogen, en juffer Cal verley evenmin. Wanneer beide even goed voorzien waren zou ik niet weten wie te kiezen, zelfs al stond de keus mij vrij. Maar wanneer bij de ongeëvenaarde schoonheid van freule Barfleur nog haar groote rijkdom komt, dan is geen aarzeling mogelijk." „Ik ben het geheel met u eens," ze! Scrope, „en ware mijn oom, sir Leycester, niet zoo lastig geweest, dan zou zij reeds lang getrouwd zijn. Zelfs gij zoudt moeite met bem hebben gehad." „Dat wil ik wel gelooven," gaf deze toe. „Maar wie is hij, die de dames vergezelt?" „Dat is Chetwynd, de broeder van jufier Cal verley." „Dat dacht ik wel. Hij heeft een knap voorkomen." „Bij heeft zeer los geleefd, maar zich nu, naar ik geloof, gebeterd. Ik zelf ken hem niet, maar mijn broeder Charles, die veel met hem verkeerd heeft, spreekt zeer gunstig over hem en zegt dat hij een beste kerel is. Charles is erg verliefd ge weest op juffer Calverley, maar ik geloof dat dit nu geheel uit is. „En is Chetwynd niet een aanbidder van freule Barfleur vroeg lord Courland.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1