N°. 248.
119® Jaargang.
1876.
Donderdag
19 October.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffïte C°. te Brussel en Parijs.
iddeïburg, 18 October.
Nog eens de vrijheid der Schelde.
Chetwynd Calverley.
lord courland.
MIDDELBURGSCHE COURAMT.
Thorbecke heeft eens gezegd dat het recht
om zijn eigen redeneeringen te herhalen een
van de onvervreemdbaarste rechten van den
mensch is. Wij denken er dan ook niet aan,
de Belgische bladen het recht te betwisten om
nu wedernaar aanleiding van de aanhouding
der „City of Brussels" op de reede van Vlis-
singente herhalen wat ten vorigen jare hij
gelegenheid der Phönix-quaestie tot vermoeiens
toe gezegd en wederlegd is, en de „vrijheid
der Schelde" te pas te brengen waar niemand
er aan denkt die vrijheid in eenig opzicht te
heiemmeren. Men vindt thans in de Belgische
regeeringsgezinde organen ongeveer dezelfde
redeneeringen, welke verleden jaar schering
en inslag waren van de Antwerpsche bladen.
Ziehier de wijze waarop de Etoile beige de
beschouwingen der officieuse bladen resumeert
„De houding van Nederland is eene bedrei
ging voor de haven van Antwerpen en eene
schending van het volkenrecht. Men beschouwde
tot dusverre de Schelde als vrij. Wij hebben
die vrijheid duur genoeg betaald en alle zee
mogendheden hebben daartoe het hare hijge
dragen door gezamenlijk met België de tol
rechten aftekoopen, welke de naar Antwerpen
bestemde of van daar komende scbepen nog
te betalen hadden. Nu beweert echter Neder
land „de Schelde is op mijn grondgebied mijn
eigendom en ik hen met de politie op de rivier
belast". Eerst werden door een Nederlandsch
oorlogsvaartuig kanonschoten op de Phönix
gelost en thans zendt de regeering een monitor
naar Vlissingen om te handhaven wat mende
Nederlandsche rechten noemt. Je maintiendrai
De Etoile verlangt daarom te weten welk
gevolg de diplomatieke besprekingen gehad
hebben, welke, naar de Belgische regeering
verzekerd heeft, over de Phönix-quaestie ge
voerd zijn.
Wat ons zeiven betreft, zien wij geen kans
over deze zaak nog iets aan te voeren wat
niet reeds herhaaldelijk door ons betoogd is.
36
Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworth.
BOEK V.
Lady Xhïolcnesse.
Vervolg.)
Door zijne heftigheid verschrikt, slaakte zij een
gil, trad achteruit en wierp zich in de armen van
Chetwynd, die toesnelde om haar bij te staan.
Gelijk te begrijpen is voerde dit de woede van
den jaloerschen minnaar ten top, zoodat Tom Tan
kard moeite had hem van gewelddadigheden terug
te houden.
„Laat mij los!" riep hij worstelend uit. „Mijne
ergste verdenking is nu bevestigd. Laat mij
los, zeg ik! Ik zal hem straffen!"
„Dat zult ge niet," antwoordde Tom, wienhet
tooneel zoo bespottelijk voorkwam, dat hij zich
geweld moest aandoen, om het niet van 't lachen
uit te schateren. „Gij hebt reeds dwaasheden
genoeg begaan. Kom nu maar meê!"
En het woord bij de daad voegende, trok hij
hem het huis uit.
„Ik dacht niet, dat Harry zich zoo ongemanierd
zou gedragen," zei Eose, toen hij weg was. „Hij
maakte mij zoo bang, dat ik schier niet wist wat
Daar men ons echter als partij in onze eigene
zaak zou kunnen beschouwen en als in staat
om eene. „inbreuk op het volkenrecht" te ver
dedigen, alleen omdat onze eigen regeering zich
daaraan schuldig zon hebben gemaakt, willen
wij liever bet gevoelen van een buitenlandsch
orgaan doen kennen. Wij veronderstellen dat
het ook de Belgische bladen aangenaam moet
wezen dit te vernemen, daar zij van buiten-
landsche tusschenkomst de oplossing dezer moei
lijkheid (zoo 't er eene is) schijnen te verwachten.
Ziehier hoe een Engelsch blad. „The Standard,"
over de Phönix-quaestie geoordeeld heeft.
De Standard begon in haar nommer van'den
22en October 1875, naar aanleiding van een
brief dien de Antwerpsche agenten der Phönix
tot eenige Engelsche bladen gericht hadden,
met op humoristische wijze de onjuistheid aan
te toonen der voorstellingwelke men in België
gaf van hetgeen met de Deensche stoomboot
voorgevallen was.
„Wij zullen niet beweren, schreef het
Engelsche blad, dat in den brief der
Antwerpsche firma iets gezegd wordt dat feite
lijk onjuist is, maar de wijze, waarop de zaak
zich toegedragen heeft, wordt door haar verhaald
op een manier die geschikt is om gewone
lezers op een dwaalspoor te brengen. Vrienden
van een misdadiger zouden ons eveneens kunnen
vertellen dat een man, gekleed in een blauwe jas,
hem op den schouder tikte, hem een stuk papier
liet zien en hem vervolgens eerst slagen toe
bracht, daarna boeide en eindelijk in de gevan
genis sleepte. Iemand die zoo weinig op de
hoogte mocht wezen van de manier, waarop de
politie gewoonlijk te werk gaat, als de meeste
menschen het zijn ten opzichte van het vol
kenrecht, zon nit dit verhaal niet opmaken dat
hier sprake is geweest van eene regelmatige
aanhouding, door feitelijken tegenstand beant
woord en door eene worsteling gevolgd, waarin
de tegenstrever gewond werd.
„De Antwerpsche agenten beklagen zich dat
het geval heeft plaats gegrepen op de Schelde,
voor wier „onzijdigheid" Europa, naar zij
beweren, veel geld betaald heeft.
Zij
trachten blijkbaar aan te toonen dat er eene daad
van zedelijk geweld gepleegd is, die met eene
heleediging gelijk staat, en niet ver verwijderd
is van eene daad van feitelijke vijandigheid.
Het is er verre van dat dit het geval zou zijn.
De handeling der Nederlandsche kanonneerboot
ik deed. Ik hoop, mijnheer, dat ge 't mij niet
kwalijk neemt."
„Er is niets kwalijk te nemen," antwoordde
Chetwynd; „maar ge moet uw minnaar zoo zacht
mogelijk beoordeelen. Zijne heftigheid is een be
wijs van zijne groote liefde."
„Ik wenschte dat hij die op eene andere wijze
toonde," antwoordde zij terecht.
„'t Is niet tegen te spreken, dat hij zich door
zijne drift veel te ver heeft laten wegsleepen,"
hernam Chetwynd; „maar hij zal er morgen diep
berouw over hebben."
„Als hij weêr hier komt zal hij mij niet meer
vinden," zei Rose, „en ik zal hem ook niet schrijven."
„Doe geen geloften, die ge stellig zult breken,"
merkte Chetwynd aan. „En nu vaarwel. Misschien
zie ik u morgen op Belgrave Square."
Na juffrouw Hartley een goeden nacht gewenscht
te hebben, met verzoek zijn compliment aan haar
man te doen, verliet hij het huis.
III.
Lady Thïcknesseweduwe van sir Thomas
Thicknesse, van Haslemere iD Cheshire, was vier
of vijf jaar jonger dan haar zuster lady Barfleur.
In hare jeugd ging zij voor eene groote schoon
heid door en zij was nog bekoorlijk, want inzon
derheid hare manieren waren allerinnemendst.
Gewoonlijk was zij op Belgrave Square en bracht,
schijnt volkomen regelmatig te zijn geweest.
Het doen van een los kanonschot staat gelijk
met het tikje op den schouder van den misda
diger, waarmede onze policeman gewoon is
zich te doen kennen. Het vuren met scherp
volgt natuurlijk indien het schuldige {culprit)
schip niet verkiest te stoppen. De Phönix is
derhalve eenvoudig aangehouden in een Neder
landsch vaarwater, op de gebruikelijke manier,
krachtens een gerechtelijk bevelschrift van een
Nederlandschen rechter, gegeven in eene zaak
welke ter kennisneming van dien rechter stond.
iToen de „Northfleet" door de „Murillo" in
den grond was geloopen, werd door Engeland j uist
zoo gehandeld. De schuldige {the offender) ont
snapte eerst, maar zoodra het schip weder in een
Britsch vaarwater, te Dover, verscheen, werd
het op verzoek der eigenaars van de „North
fleet" aangehouden en als onderpand voor de
voldoening hunner vordering in beslag genomen."
Wat nu de vrijheid der Schelde betreft,
die men in België steeds bij deze zaak ter
sprake tracht te brengen, laat het Engelsche
blad zich als volgt uit:
„De zaak zou inderdaad een and-er karakter
bezitten indien men kon veronderstellen dat de
Phönix in volle zee was aangehouden of in een
vaarwater dat niet aan het gezag van Neder
land onderworpen was {in waters not subject to
the territorial jurisdiction of Holland). Maar het
schijnt onbetwistbaar dat de aanhouding in een
Nederlandsch vaarwater geschied is. Volgens
de Antwerpsche agenten werd het schip aan
gehouden „bij zijne komst te Vlissingen," dus
bij het binnenkomen in eene Nederlandsche haven. -
Had de aanhouding midden op de Schelde
plaats gehad, ook dan zou zij, naar ons gevoelen,
in een Nederlandsch vaarwater geschied zijn.
Het is niet waar dat Europa de onzijdigver-
klaring {the neutralisation) van dat vaarwater
gekocht zou hebben. Bij het tractaat van 1839
gaf Nederland zijn uitsluitend recht op de
vaart op, tegen heffing van zekere tolrechten.
Bij dat van 1863 werden die tolrechten afge
kocht. Maar ons is geen tractaat of overeen
komst hekend, waarbij Nederland afstand ge
daan zou hebben van zijn territoriaal rechter
lijk gezag {territorial jurisdictionover het
vaarwaterdat aan beide zijden tusschen Neder
landsche oevers ingesloten is, of over dat ge
deelte van de Schelde of van de zee, dat
binnen een kanonschot afstands van deNeder-
daar zij niet van het landleven hield, zelden mêer
dan een paar maanden in het najaar op Haslemere
door.
Zij had een groot dienstpersoneel aangehouden,
veel grooter dan zij behoefde, want hare gezond
heid veroorloofde haar niet veel gezelschap te
ontvangen en de schitterende partijen, waarvoor
zij met haar echtgenoot eenmaal beroemd was ge
weest, gat zij niet meer.
Kinderen had zij niet, maar zij was trotsch en
eerzuchtig en haar voornaamste wenseh was dat
Emmeline met een man van hoogen rang zou
trouwen.
Bij het leven van sir Leycester wanhoopte zij
of zij dat doel zou bereiken, want de baronet ge
doogde geen bemoeienis van haar kant met die
zaak. Maar door zijn overlijden kreeg zij de baan
weêr vrij, en daar Emmeline nu eene rijke erf
dochter was geworden, scheen de zaak zeer een
voudig en gemakkelijk: de adellijke gemaal be
hoefde maar gekozen te worden.
Na eenige overweging liet lady Thicknesse het
oog vallen op lord Courland, den oudsten zoon
van den graat van Lymington, die al de vereisch-
ten in zich scheen te vereenigen en in wien zij
zelve belangstelde. Hij was bovendien een groot
vriend van haar neef Scrope Danvers, eene om
standigheid die hare plannen scheen te kunnen
bevorderen.
Lord Courland,ongeveer vierentwintig jaren oud,
zag er vrij goed uit en stond om zijn aangenamen
omgang algemeen gunstig aangeschreven. Mylady
'andsche oevers verwijderd ligt...... Wij
veronderstellen dat wanneer de agenten ver
tellen dat de onzijdigheid der Schelde duur
betaald is, zij de vrije vaart op de Schelde op
het oog hebben en zinspelen op het tractaat
van 1863, waarhij nagenoeg alle staten van
Europa, Engeland voor een zeer aanmer
kelijk deelovereenkwamen om een gedeelte
hij te dragen in de som, voor welke België van
Nederland den afkoop van de Schelde-tol
verkreeg.
„Het komt ons daarom voor, te oordeelen
naar het betoog der klagende partij, dat de
aanhouding is geweest wettig, regelmatig en
aan geenerlei bedenking onderhevig (legal,
formal and unobjectionable
Voor ditmaal zullen wij aan het Engelsche
blad alleen het woord laten. Zijn oordeel
kwam ons daarom vooral opmerkelijk voor, en
onze Belgische confreres zullen dat ongetwijfeld
met ons eens zijn, nu bij de aanhouding der
„City of Brussels" het de Engelsche vlag is,
welke hij de uitoefening der Nederlandsche
souvereiniteitsrechten op de Nederlandsche
rivier betrokken is geweest. Voor zoovermen
dus in België nog in onzekerheid mocht ver-
keeren omtrent den uitslag der diplomatieke
besprekingen, kan men zich thans van het ge
voelen der Engelschen over deze zaak eenigs-
zins eene voorstelling maken.
Een commissie uit de afdeeling Amsterdam van
't Nederlandsch onderwijzers-genootschap heeft aan
alle hoofdonderwijzers in Nederland medewerking
verzocht tot een door haar ontworpen plan voor
verbetering van 't volksgezang. Iedereen kent
de gewone straatdeunen en ieder zingt ze meê.
De commissie wenscht ook eenstemmigheid te ver
krijgen in de goede liederen en zoodoende eenheid
tegen eenheid stellen. Als uit bijna alle huisge
zinnen dezelfde schoolliederen weerklinkenals
deze liederen door melodie en woorden wat schoons
en waars uitdrukken dan trekken ze ook de
aandacht van ouders, broers en zusters, dan zingen
of neuriën onwillekeurig alle leden van het gezin
mede. Dan zal in vriendenkringen en op verjaar-
partijtjes er nog ander gemeenschappelijk eigendom
zijn dan vulgaire straatliedjes. De invloed van
den zang zal dan ten goede werkeu, want onwil
lekeurig zullen dan die straatdeunen uit verschei
dene kringen geweerd worden, waarin ze tot nu
toe, helaas! zoo vaak weerklinken.
De commissie wenscht elk half jaar enkele lie-
had hem nooit over het onderwerp hooren spreken
maar verbeeldde zich, dat hij juist de man was,
die gaarne eene rijke erfdochter zou trouwen. De
voorname vraag was dus, of Emmeline hem zou
willen hebben. Ook hieraan twijfelde mylady niet,
daar zij volkomen op hare overredingskracht ver;
trouwde.
Toen zij haar plan had vastgesteld schreef zij
aan hare nicht den brief, waarvan wij kennis heb
ben bekomen. Dat schrijven beantwoordde aan zijn
doel en kon geen verdenking wekken. Daarop
volgde alles, zooals wij het hebben verhaald.
Lady Thicknesse ontving de beide jonge dames,
bij hare aankomst op Belgrave Square met alle
vertoon van blijdschap en deed zich zoo hartelijk
en innemend voor, dat de meisjes verrukt waren.
Zij vertelden lady Thicknesse dadelijk, dat
Chetwynd Calverley haar naar Londen had ge
bracht, doch mylady hechtte aan die omstandig
heid geen gewicht, daar zij het niet mogelijk
achtte, dat Emmeline eenig belang in hem zou
stellen.
Zij had Mildred nooit gezien of althans niet op
haar gelet en stond nu getroffen door hare schoon
heid. Had zij geweten, dat die jonge dame er
zoo goed uitzag, het is niet zeker of zij haar te
logeeren zou hebben gevraagd, want zij kon aan
hare nicht afbreuk doen.
De beide meisjes, die zeer opgeruimd waren en
van de vermoeienissen der reis geenerlei nadeelige
gevolgen hadden ondervonden, zaten den volgen
den morgen in de groote en rijk gemeubeleerde