N°. 247. 119® Jaargang. 1876. Woensdag 18 October. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertentiên i 20 Cent per regel, Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.' Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Hayas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. iddelburg, 17 October. FETJJU.Il.rB'rOIDT. Chetwynd Calverley. MIDDELRllRGSCHE COURANT. •"V Heden morgen overleed alhier de heer J, J. den Bouwmeester, lid der firma den Bouwmeester, Bor sius en van der Leijê, een man, die in de handels geschiedenis onzer gemeente gedurende de laatste jaren eene belangrijke plaats bekleedde. Toen in 1850, ondanks de kunstmatige protectie door hooge retourvrachten van gouvernementsproducten, de scheepvaart en scheepsbouw weinig gunstige re sultaten afwierpen en zich zelfs geen kooper opdeed voor een door de Commercie-compagnie op avon tuur op stapel gezet schip, trad de heer Jacobus Johannes den Bouwmeester op met het denkbeeld om eene reederij te vormen. Hij associeerde zich met de heerea mr. W. C. Borsius en Pieter Jaco bus van der Leijê. Deze firma slaagde er in om eene reederij tot stand te brengenmen kocht het in aanbouw zijnde schip Walcheren, dat ook thans nog voor de reederij in de vaart is. Toen de goudontdekkingen in Californië en Australië de vaart en alzoo ook den scheepsbouw weder opbeurden, liet de genoemde firma voor nieuwe reederij en twee grootere barkschepen aan den Kinderdijk bij de heeren Smit bouwen, ter wijl intussehen bij het overigden van den beer van der Leijê de firma door de beide overblgven- den werd voortgezet. Al spoedig daarop deed de uitbreiding harer zaken de firma besluiten om, ook in het belang onzer gemeente, alhier eene werf te stichten, waarin zij in 1854 slaagde door het verkrijgen van een terrein in erfpacht. Op dit terrein ver rees de werf de Volharding, terwijl de kosten voor de noodzakelijke verwijding der Bellinkbrug wer den gedekt door een renteloos voorschot van eenige ingezetenen, en in de erfpachtsom ook de voor de aflossing van dit kapitaal f 8000) benoodigde gelden werden opgenomen. Op de werf de „Volharding" werden behalve een Ioodsvaartuig, een vijftal beurtschepen en een paar tjalken voor eigen rekening door de firma gebouwd, terwijl zij bovendien een drietal reeds in de vaart zijnde schepen aankocht. Van dit alles was de nu overleden heer den Bouwmeester de man van het initiatief, de man op wiens schouders de meeste zorgen van al die voor onze gemeente zoo belangrijke bedrijvigheid rustten. Na bet faillissement van de nieuwe sociëteit dei- zaagmolens kocht de firma in 1860 demolens met 35 Naar het Engelsch van W. Harrison Ainswórth. BOEK V. Lady TTiïcliiiesse. {Vervolg.) „Met beiden gaat het zeer goed, mijnheer;" doch zij zeide dit op een toon, die niet geheel opgeruimd klonk. „Maar kom binnen, mijnheer," liet zij er op volgen, hem naar het voorkamertje leidende, dat hem zoo goed bekend was. Toen zij nog eene kaara opgestoken en hij in tussehen plaats genomen had, sprak zij „Er is sedert uw vertrek veel voorgevallen, mijnheer." „Toch niets onaangenaams, hoop ik?" was zijne vraag. „Het zal u spijten te hooren, dat Eose's enga gement met Harry Netterville af is." „Af?" riep hij uit. „Dat is waarlijk eene slechte tijding! En waarom?" „Ik zou bijna zeggen om u mijnheer; maar dat zen toch niet juist zijn," gaf zij ten antwoord, „'t Is zóo gebeurd. Harry Netterville heeft een naamloozen brief ontvangen, waarin aanmerkingen werden gemaakt op Eose's gedrag tegenover u, omliggend terrein bij Nieuwland en exploiteerde deze op langzamerhand grooter schaal. In 1873 werd op dit terrein ook eene groote stoomhouf zaag molen gesticht en waar deze tak van handel in de laatste jaren eene belangrijke uitbreiding heeft ondergaan, mag men veilig aannemen dat dit grootendeels aan den heer den Bouwmeeser is te danken geweest. Onvermoeid wijdde hij zich steeds aan zijne zaak, als aan zijn levensdoel. Daarbuiten zocht hij eer noch aanzien, en de eenige betrekking door hem bekleed was die van commissaris bij de Ne- derlandsche handelmaatschappij voor Middelburg, en wel sedert 1871. Ontviel alzoo heden aan onze gemeente een nut tig burger, een man van navolgenswaardige geest kracht in* den door hem gekozen werkkring, ook door een talrijk huisgezin en een vader van bijna tachtigjarigen leef tij d wordt daarbij een zeer zwaar verlies geleden. In de beden voormiddag alhier gehouden ver gadering van de kamer van koophandel en fabrieken is onder anderen besloten instemming te betuigen met het voornemen van den minister van marine, om de opneming van koopvaardij schepen in de marine-dokken te Willemsoord voort aan niet meer toe te laten dan in geval van nood, en in allen gevalle niet langer dan tot ulti mo December 1878. Van den commissaris des konings in Zeeland is ingekomen eene missive, waarin hij kennis geeft dat hij ten aanzien van de late aankomst der trei nen voor den maildienst Vlissingen-Queensborough, waarop in een vorige vergadering der kamer ge wezen is, zich heeft gewend tot den minister van binnenlandsche zaken, en de minister geantwoord heeft, dat de vertraging gelegen was in eene her stelling aan de brug over de Mark en in den onregelmatigen loop der treinen op de Belgische spoorwegen en die van den Grand central Beige, doch dat de eerste oorzaak met den afloop der herstelling is verdwenen en in de tweede met den winterdienst verbetering is te wachten. Naar aanleiding van eenige inlichtingen betref fende te late aankomst van treinen langs den staatsspoorweg en in verband met bedoelde missive van den commissaris des konings, is besloten de zaak op dit oogenblik te laten rusten, doch haar commissoriaal te maken, teneinde eenige nadere gegevens te verzamelen. Gisteren morgen is de trein n° 151 tussehen Antwerpen en Eoosendaal in eene openstaande brug gereden en in het kanaal gestort. Deze trein bestond uit ledige wagens. Tengevolge van en, daar Harry erg jaloersch is, geloofde hij dat, en verweet het haar; maar Eose is zeer driftig en het kwam dus tot een twist, waarin beiden verklaarden dat ze 't niet wilden bgleggen; ofschoon ik boop, dat dit toch nog gebeuren zal, want eigenlijk houden zij zeer veel van elkander." „Ik ben verwonderd en getroffen over 't geen ge mij meedeelt," zeï Chetwynd. „Ik dacht, dat Harry Netterville te verstandig was, om de aantij gingen van een naamloozen lasteraar te gelooven. Hij had den brief met verachting moeten wegwer pen, want hij kende Eose te goed, om een oogen blik aan haar te twijfelen." „Ja, en dat is het waarom zij zoo boos op hem is. „Harry heeft nooit de geringste reden gehad om over mij te klagen" zegt zij, „en nu hij dien leelijken, valschen brief krijgt die alleen geschre ven is om kwaad te stichten, houdt hij dat voor waarheid." „Ik geloof, dat ik wel kan gissen wie do schrij ver is," zei Chetwynd. „De schurk heeft een dubbel doel met het zenden van dien brief. Maar ik zal zelf Harry Netterville morgen eens gaan opzoeken en met hem spreken." „Ik vrees, mijnheer, dat dit de zaak nog erger zal maken. Hij is zeer kwaaddenkend en stijf hoofdig." „Maar men kan die zaak niet op haar beloop laten. Ik ben verplicht haar in orde te brengen." „Nu, ge moet er Eose maar eens over spreken, mijnheer. Ik wacht haar spoedig te huis. Zij is op eene betrekking uitgegaan." dit ongeval is vertraging in het verkeer ontstaan, daar passagiers en goederen nu overgezet moeten worden. Het Haagsche Dagblad meldt dat de toestand van den heer Nierstrasz lid der tweede kamer, in de laatste dagen niet vooruitgaat, zoodat de hoop op zijn herstel vermindert. Behalve de reeds gemelde bekroningen op de wereldtentoonstelling te Philadelphiais nog eene medaille in de ingenieursgroep toegekend aan den heer Fijnje van Salverda en aan de Amsterdamscho Kanaalmaatschappij. Bovendien noemt het Vaderland nog de namen van eenige ingenieurs, die voor eene afzonderlijke bekroning niet in aanmerking konden komen, omdat voor elk kunstwerk slechts éen onderscheiding kon worden toegekenddocb wier namen op de aan hunne ambtsbroeders uitgereikte diploma's eervol vermeld worden. Het zijn de heeren J.D. Evers, te Amsterdam en J. Eouppe van der Voort, te EotterdamJ. M. Telderste AmsterdamP. J. Neytte Vlissingen (thans te Zwolle)A. J. Bre vet, te Leeuwarden; J. J. Eoelants, te Amster dam Th. Stang, te 's HageL. A. Brouwerte 's Hage jhf. L. A. Sandbergte Eotterdam J. F. C. Bakete 's HertogenboschS. J. Vermaes, te Leeuwarden; A. Simons, te Eotterdam; G. J. Morre, te Delft, en A. C. Broekman, te Vlissingen. Volgens het Vaderland wordt Z. K. H. de prins van Oranje deze week te 'sGraveDbage terug verwacht. In eene correspondentie uit 's Gravenhage in de Arnhemsche courant lezen wij o. a. het volgende: „Omtrent het wetsontwerp op het lager onderwijs, thans bij den raad van state aanhangig, kan ik u mededeelen, dat dit niet eene wijziging is van enkele artikelen, maar een herziening van de geheele wet op het lager onderwijs. Bij dit wets ontwerp is een lijvige memorie van toelichting gevoegd. Om de zaak voor den raad van state gemakkelijk te maken, heeft de regeering de stuk ken laten drukken, en ieder der leden van den staatsraad een exemplaar gegeven, maar onder oplegging van geheimhouding. „Het voornemen bestaat, om een prins van den bloede te benoemen tot voorzitter der Nederlandsche commissie voor de internationale tentoonstelling, in 1878 te Parijs te houden. Zijne majesteit de koning heeft reeds een paar adjudanten naar Parijs „Eene betrekking?" herhaalde Chetwynd. „Ja; sedert die onaangenaamheid met Harry heeft zij besloten eene betrekking te zoeken en onze goede vriend, mijnheer Tankard, heeft eene plaats voor haar gekregen als kamenier. Zij is juist naar Belgrave Square gegaan, om zich aan lady Thicknesse te vertoonen, die haar in dienst genomen heeft." „Dat verrast mijriep Chetwynd uit. „Dat is een zonderlinge samenloop van omstandigheden „Ja, ik dacht wel, dat het u verrassen zou als ik dien naam opgaf, daar ge n herinnert, dat dat het huis was Maar daar is zijriep zij uit, toen er weêr aangeklopt werd. „Eose-lief," sprak zij tegen hare dochter, „daar is iemand, die u een bezoek komt brengen." „Ik weet wie het is," antwoordde Eose. „Ik verwachtte wel mijnheer Chetwynd Calverley hier te vinden." In een oogenblik had zij hoed en mantel afge legd en trad zij de kamer binnen. Zij zag er even lief als ooit uit en was, 't geen men onder de tegenwoordige omstandigheden niet verwacht zou hebben, zeer opgeruimd. „Ik was bijna zeker, dat ik. u hier zou aantref fen, mijnheer Calverley," zeide zij, nadat zij el kander ofschoon wat koeler dan vroegerbegroet hadden. „Ge zult dat begrijpen, als ik u zeg, dat ik zoo even uwe zuster en freule Barfleur gezien heb. Ik heb nooit twee vriendelijker en innemen der jonge dames ontmoet en het zal mij een waar- genoegen zijp ze te bedienen. Ik mag er bijvoegen, gezonden, om aldaar voor zijne majesteit in 1878 een geschikt verblijf te huren. „De besteding van de haven te Batavia is niet gegund; daar de ambtenaren aan de ministeriën alhier percent leges van iedere besteding krijgen en percent van de betaling, en de begrooting ongeveer twintig millioen bedroeg, is dit een verlies van een ton gouds aan leges voor de amb tenaren aan de departementen van algemeen bestuur. Zooals men weet, gaan al de inkomsten der leges in éen pot, die portiesgewijze onder de ambtenaren wordt verdeeld. Een secretaris-generaal krijgt 24 portiën, een referendaris of hoofdcommies 20 portiën, een commies 18 portiën, enz. De opbrengst der leges zal in 1876 waarschijnlijk meer dan twee en een halve ton bedragen; in het vorige kwartaal was iedere portie ƒ3.16." Er bestaat gelegenheid tot verzending der cor respondentie naar Nederlandsch-Indië door middel van het stoomschip Torringtoa, van de „Eotter- damsche Lloyd", waarvan het vertrek uit Eotter dam op den 22™ October a. is bepaald. Behalve voor Batavia zal mede een brievenmaal naar Padang worden verzonden. De gedrukte stukken en monsters van koop waren, bestemd om met deze gelegenheid te worden verzonden, behooren uiterlijk in den avond van den 21en October en de brieven den daarop volgenden dag, 's morgens voor 10 uren, te Eotterdam aan gekomen te zijn. De Staats courant van beden bevat het konink lijk besluit van den 8™ October 1876, tot wijziging van art. 8 van het koninklijk besluit van 5 Octo ber 1872 (Staatsblad n° 99), houdende bepalingen omtrent het toepassen van de osmose op suiker sappen, stroop en melasse in de beetwortelsuiker fabrieken. Den 10en dezer heeft aan het ministerie van buitenlandsche zaken de uitwisseling plaats gehad der akten van bekrachtiging van de conventiej den 10ea Augustus jl. tussehen Nederland en Monaco gesloten tot wederkeerige uitlevering van misdadigers. Men leest in het Nieuws van den Dag: Zaterdag had op het stille Abbenes in den Haar lemmermeer de onthulling plaats van het gedenk- teeken der Nederlandsche jeugd op het graf van dr. Heye. In een met aandacht gevolgde toespraak, afgewisseld door het gezang van een 30tal kinde ren, zette de heer C. H. den Hertog, voorzitter der commissie, de beteekenis van het huldeblijk uiteen, en droeg het met een hartelijk woord dat ik haar evenzeer scheen te bevallen. Zij schenen alles van mij te weten." „Dat is natuurlijk," zeï Chetwynd; „ik had u aan haar beschreven." „Dat zeiden zij mij," hervatte Eose. ,,'t Is een merkwaardige samenloop, maar het merkwaardigste is nog, dat ik in dat huis moest komen juist toen zij er kwamen. Ik geloof, dat lady Thicknesse mij opzettelijk aangenomen heeft, om die beide dames behulpzaam te zijn." Juffrouw Hartley had reeds verscheidene malen iets willen zeggen en vroeg nu eindelijk „En hoe bevalt u lady Thicknesse, Eose? „Zeer goed," was het antwoord, „'t Is eene dame van middelbaren leeftijd, misschien even in de vijftig, maar nog altijd van een goed voorkomen zij heeft een mooie, rijzige figuur en kleedt zich deftig. Ik zou nog meer op haar gelet hebben, als ik niet zoo ingenomen ware geweest met de jonge dames. Zij ontving mij zeer vriendelijk en zeï dat ik haar volkomen goed beviel, te meer omdat hare nicht freule Barfleur en juffer Calverley met mij ingenomen schenen." „Er is toch aan mylady niets gezegd omtrent vroegere zaken?" zeï Chetwynd. „Volstrekt niets, mijnheer," antwoordde Eose. „De jonge dames spraken mij afzonderlijk- Ik heb ook een gesprek met mijnheer Higgins gehad, die mij waarschuwde; maar ik verzekerde hem, dat nooit een woord omtrent die zaak over mijne lippen zou komen. Ge behoeft u in 't minst niet ongpms' te maken, mijnheer. Morgen ga ik in

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1