N°. 243.
119e Jaargang.
1876.
Vrijdag
13 October.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m, franco f 3,50.
Afzonderlijke aommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën i 20 Gent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.1
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 12 October.
FETJILLETON.
Chetwynd Calverley.
Van deskundige zijde ontvangen wij het verzoek
om het volgende op te nemen, dat als toelichting
strekken kan op de berichten, niet slechts in
de Haarlemsche courant, maar ook in het Vader
land, het Utr. Dagblad en andere bladen mede
gedeeld.
„De berichtgever uit Middelburg, die in de
Haarlemsche courant van tijd tot tijd mededeelin-
gen doet, aangaande de werkzaamheden aan het
droge dok alhiermeestal van weinig gunstige
verwachtingen getuigende, doet in het nommer
van 11 dezer een verhaal dat zeer onjuist is.
„De pogingendieom de tusschen-waterkeering
dicht te krijgen, in de laatste dagen alle zouden
zijn mislukthebben slechts hierin bestaan dat de
aannemer, die voor de dichtheid volgens het be
stek aansprakelijk isis aangevangen met grond,
die ondersteld werd water door te laten, door
klei te vervangen.
„Met de voorziening is men echter geenszins
aan het einde, daar men nog o. a. bezig is met
de voorbereiding tot inheiing van schermen tot
keering van het water, ter plaatse waar het ver
moed wordt zijn voornamen weg te vinden.
„Ofschoon de langzame gang der werkzaamhe
den terecht ongeduld wekt en vele moeilijkheden
van allerlei aard, aan dergelijk werk vaak ver
honden moeten overwonnen wordenbestaat er
gelukkig geen reden om aan het welslagen van
het bouwwerk te wanhopen."
De voorloopige opgave der Nederlandsche be
kroonden op de wereldtentoonstelling te Phila
delphia is in de Staats-courant opgenomen en
bevat 143 bekroningen, waarvan wij een viertal
Zeeuwsche gisteren reeds opgaven. In groep IV
(dierlijke en plantaardige voortbrengselen) treffen
wij den heer A. S. van Burg te Middelburg aande
Zeeuwsche maatschappij van landbouw werd be
kroond in groep VIIIkatoen- en linnen-industrie,
alsmede in groep XXVIII Onderwijs en weten
schappen; terwijl de heeren G. van 2 Diesen
alhier en M. Simon Gzn. te Vlissingen hun be
kroning ontvingen in de, groepIngenieurs en
wetenschappen.
Onder de eerste prijzen vernemen wij dat
o. a. zich bevindt de Arnhemsche eau de eologne-
fabriekwier fraaie uitstalling op de tentoonstel
ling de algemeene aandacht trok.
32
Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworth.
BOEK IV.
I>e Proeftijd.
Vervolg.)
Toen hij binnentrad ging een van het tweetal
naar hem toe en vroeg, met een zweem van eene
buiging
„Heb ik niet de eer mijnheer Chetwynd Calver
ley te zien?"
Op bevestigend antwoord, ging de man voort:
„Ik heet Grimsditch, en mijn kameraad heet
Hulse. Wij zijn deurwaarders en hebben eene
pretentie van zevenhonderd pond op u ter inkas-
seering gekregen."
„Zulk eene som ben ik niet schuldig," ant
woordde Chetwynd.
„Met uw verlof, mijnheer, wij kennen er al
de bijzonderheden van," zei Grimsditch. „Gij
hebt eene acceptatie voor zeshonderd pond aan
den heer Philips Marsh Romney afgegeven. Aan
kosten en intresten is daar nu nog een honderd
poad bij gekomen."
„Als mijnheer het zich maar herinneren wil,
In de vergadering der kamer van koophandel
en fabrieken te Vlissingen, Maandag jl. gehouden,
is ook in behandeling gekomen de missive van
den minister van marineelders door ons reeds
vermeld, waarin het voornemen te kennen gege
ven wordt, de droge dokken der marine te Wil
lemsoord en te Hellevoetsluis niet meer beschik
baar te stellen voor particuliere schepenzoodra
er elders een particulier droog dok van voldoende
capaciteit aanwezig zal zijn en in ieder geval niet
meer na uit0 December 1878.
De kamer besloot, vooral ook met het oog op
het reeds te Middelburg bestaande droge dok van
groote afmeting, hare instemming te betuigen
met dit voornemen van den minister.
Voorts werd besloten zich tot de bevoegde
autoriteit te wenden met de bezwaren tegen de
voorgenomen opheffing van het kantongerecht te
Vlissingendaar uit de memorie van beantwoor
ding door den minister ingediend gebleken is, dat
hij zijn voorstel tot opheffing handhaaft.
Gisteren is in de gemeente Oostburg een moord
gepleegd door zekeren Izaak Timmerman op zijne
huisvrouw Adriana Lievens.
Deze Timmerman, die eenige jaren geleden ge-
ruimen tijd preventief gevangen zat onder verden
king van medeplichtigheid aan den manslag op
zekeren Vonck, was in het voorjaar uit de cellulaire
gevangenis waar hij voor een ander feit een jaar
had doorgebracht, ontslagen. Ook vroeger was
hij meermalen in handen der justitie en sedert zijne
laatste straf, leefde hij nu eens in vrede, dan
weder in oneenigheid met zijne vrouw. Gisteren
schijnt hij omstreeks 5 uren namiddag beschonken
te zijn thuis gekomen. Tusschen de echtelingen
schijnt weder een hevige twist te zijn ontstaan,
waarvan het verbrijzelde huisraad ten bewijze kan
strekken. Waarschijnlijk is het van woorden tot
daden gekomen en heeft Timmerman zich vaneen
mes bediend, waarmede hij de vrouw twee of meer
doodelijke steken heeft toegebracht.
De dader is gearresteerd en het lijk ter nadere
schouwing in bewaring gebracht.
Het gisteren avond te Vlissingen gegeven
concert door „Vlissing's mannenkoor", met mede
werking van „het Middelburgsch mannenkwartet",
had een talrijk publiek, waaronder ook eenige
belangstellenden uit Middelburgnaar de zaal van
den heer Kuijpera gelokt. Die zaal was geheel
gevuld, zoodat de warmtegraad, trots de aange
brachte ventilatie, zeer hoog was.
Uit de samenstelling van het programma bleek
het dat „Vlissing's mannenkoor" eene afdeeling is
van den Nederlandschen zangersbond, want het
zal het hem wel in de gedachten komen," bracht
Hulse er tusschen.
„Ik herinner mij eene speelschuld van zeshon
derd pond aan mijnheer Romney," hernam Chet
wynd; „maar men heeft mij geraden die niet te
betalen en dat zal ik ook niet doen."
„'t Spijt mij dat van u te hooren, mijnheer,"
hernam Grimsditch. „Wij hadden gehoopt dat de
zaak stilletjes zou worden afgedaan. Maar als
dat niet kan, moet ge met ons meegaan."
Chetwynd vlamde op en zette oogen alsof hij
voornemens was het tweetal de deur uit te werpen.
„Wij kunnen het niet helpen, mijnheer," zei
Grimsditch; „wij moeten onzen plicht doen."
„Hoe onpleizierig het ons ook valt," voegde
Hulse er hij.
„Maak geen excuses, daar heb ik niet meê noo-
dig," zei Chetwynd. „Ik zal dadelijk terugkomen."
„Wij mogen u niet uit het oog laten, mijnheer,"
riep Grimsditch uit, zich voor de deur plaatsende,
om hem te beletten de kamer te verlaten. „Dat
is tegen de voorschriften. Hulse zal wel aan de
bel trekken, als ge iemand noodig hebt."
„Doe dat dan," hernam Chetwynd.
Er werd geheld en terstond verscheen Norris,
die dus zeer in de nabijheid moest zijn geweest.
Chetwynd zette zich aan eene tafel waarop
schrijfbehoeften lagen en schreef haastig eenige
regels op een velletje papier, dat hij in een enve
loppe sloot.
„Breng dit briefje aan mevrouw Calverley,"
zei hij tegen Norris.
bevatte uitsluitend Nederlandsche liederen,
die over het algemeen met zeer bevredigenden
uitslag gezongen werdenonder de flinke leiding
van den heer W. van Kamer. Het ligt niet
in onze bedoeling in eene beoordeeling te treden
van de uitvoering der verschillende nommers. Toch
mogen wij niet nalaten hulde te brengen aan de
twee solisten de heeren B. J. de Goeijden gun
stig bekenden tenorzanger uit Leidenen A. de
Jong, onzen stadgenoot. Eerstgenoemde werd met
geestdrift toegejuicht en na het zingen van het
lied van dr. E. D. Pijzeigetiteld „Afzijn", brak
zulk een storm van bijvalsbetuigingen losdat de
zanger uit beleefdheid nog een ander lied ten
beste gaf. Ook de heer de Jong werd voor zijn
verdienstelijk vioolspel met warmte geapplaudis
seerd.
Een woord van lof komt ook toe aan mejuf
frouw A. Weijerspianiste te Vlissingenen den
heer uit Middelburg voor hunne uiterst be-
scheidene piano-begeleidingendie zooveel bijdroe
gen om den zang en het spel der solisten te doen
waardeeren.
De uitslag van het concert ishoedanig ook
het oordeel der kunst-critici over sommige onder-
deelen moge zijnongetwijfeld van dien aard,
dat directeur en medewerkers zich ten volle voor
hunne moeite beloond mogen achten.
Iedere dag nagenoeg brengt ons op politiek ge
bied eenige nieuwe „teekenen des tijds."
Heden bevat het Haagsche Dagblad als hoofd
artikel een opstel van de Arnhemsche courant
over den politieken toestand van het oogenblik en
verklaart zich daarmede zoo volkomen te ver
eenigen dat het „gaarne aanspraak zou maken op
de eer van het te hebben geschreven."
Daarentegen zijn de Standaard en het Wage-
ningsch Weekblad eenstemmig in het uitdrukken
der vrees dat de heer Heemskerk „al pruttelend
den liberalen in de schoolquaestie hun zin zal
geven." Als dat het geval mocht wezen, verkla
ren beide anti-revolutionaire organen, dan moet
het ministerie-Heemskerk vallen want „het is voor
het prestige en de toekomst onzer party veel beter
dat, indien het liberale schoolprogram doorgaat,
dit onder liberale dan onder conservatieve vlag
geschiede."
Daarom vertrouwen beide bladen er op dat de
anti-revolutionaire kamerleden „deze politieke ge
dragslijn volgen, hun zelfstandigheid ook tegen
over de conservatieven handhaven zullen en niet
ter wille van een overigens bekwaam en achtens
waardig ministerie zich een strik om den hals
zullen laten slaan, die aan de partij 't leven
beneemt."
„Dadelijk, mijnheer," antwoordde deze, met een
verontwaardigden blik op de deurwaarders.
Terwijl Norris weg was, bleef Chetwynd aan de
tafel zitten, met zijn rug naar de beide beambten.
Weinige minuten later ging de deur open en
kwam kapitein Danvers met een briefje in de
hand binnen.
„Op zij, kerels!" zei hij, toen hij de deurwaar
ders voorbij ging. „Mevrouw Calverley," ver
volgde hij tegen Chetwynd, „zendt u hierbij een
orderbriefje op de Chester Bank voor het bedrag
dat gij vraagt zeven honderd pond. Betaal
die lui, en laat hen afmareheeren."
„Hier is de acceptatie, met de aanteekening van
de onkosten en al wat er hij behoort," zet Grims
ditch, bij de tafel komende.
„En daar is de assignatie," antwoordde Chet
wynd, na die geëndosseerd te hebben.
„In orde, mijnheer," hernam Grimsditch. „Zoo!
op de Chester Bank? dat is zoo goed als op de
Bank van Engeland. Ik ben altijd blij, als ik
zulke assignaties in mijne portefeuille heb. En
nu mijnheer," vervolgde hij, „zal ik, als ge me
veroorlooft te gaan zitten, u eene kwitantie geven."
Nadat dit afgedaan was, stond Grimsditch op,
maakte eene buiging en wilde zich juist met zijn
kameraad verwijderen, toen Chetwynd hen terug
riep.
„Wacht nog even," zei hij op nadrukkelijken
toon. „Ik wensch u te zeggen, dat ik dit als
eene heel gemeene zaak beschouw en dat ik be
stolen ben."
Slechts ter aanvulling dezer op zichzelf genoeg
zeggende teekenen deelen wij nog mede dat de
Haagsche correspondent der Gron. courant, eene
bron welke wij overigens geleerd hebben niet
onbepaald te vertrouwen, schrijft dat door het
schoolwetsontwerp van den minister Heemskerk
aan alle verwachtingen der clericalen de bodem
zal worden ingeslagen. De minister zou zelfs niet
ongeneigd zijn om leerplicht in zijn ontwerp op
te nemen, en ook van het door hem voorgestelde
zeer lage, doch verplichte schoolgeld zou hij het
lot der wet niet afhankelijk willen maken. „Het
beginsel waardoor de minister in deze quaestie
geleid wordt, schrijft de correspondent, heet
anti-clericalisme."
Wij kunnen er maar niet toe komen om, ia na
volging van bijna alle Nederlandsche dagbladenonze
staatkundige celehriteiten van het oogenblik kortweg hij
hun naam te noemen. Dat HeemsJcerlcen, of Kappeynen,
of Kuyperen lijkt ons te veel op een ezcès d'honneur, of
op eene iudignité. De Pransche gewoonte om althans
iemands dood af te wachten alvorens men hem de »eer"
aandoet van hem niet langer met Monsieur of met de
enkele M aan te duiden, komt ons betamelijker voor.
Het bericht der toewijzing van het werk voor
het maken der haven te Bataviadoor het
Nieuws van den Dag gemeldis volgens andere
dagbladberiehten onjuist. Het Handelsblad heeft
vernomen dat de regeering besloten heeft om het
werk in eigen beheer uit te voerendoch het
Haagsche Dagblad deelt mede dat nog geen besluit
genomen is.
Te 's Gravenhage is gisteren nacht overleden de
heer jffi. A. Klerekoud-secretaris-generaal bij
het departement van marine.
De eerste wintervergadering van het Middel
burgsch departement der maatschappij Tot Nut
van 't Algemeen werd gisteren avond bijgewoond
door vijf bestuursleden en twaalf gewone leden
en door den voorzitter mh Swaters van Sohaum-
burg geopend met eene toespraak, waarin hijna
een welkomstgroet aan de aanwezigende hoop
uitsprak dat de maatregelendoor het bestuur
beraamd en in deze vergadering te bespreken, om
de bijeenkomsten aantrekkelijker te maken tot
eene drukker opkomst der leden mogen leiden.
De voorzitter deelde verder mede welke leden
het departement door overlijdenvertrek als anders
zins verloren had en welke nieuwe leden waren
bijgekomen, tengevolge waarvan het ledencijfer
onveranderd is gebleven. Onder de nieuwe leden
behoort ook de commissaris des konings in dit
gewest, bij wien de voorzitter met den secretaris
van het departement, bij gelegenheid zijner eerste
„Mijnheer!!" riepen de beide deurwaarders te
gelijk uit.
„Niet door u, maar door uw principaal. Philip
Marsh Romney is een doortrapte schurk. Vertel
hem dat maar!"
„Wij zullen u dien ondienst niet doen, mijnheer,"
antwoordde Grimsditch. „Mijnheer Romney zou
u wegens laster kunnen aanklagen."
„Neen, dat zal hij niet doen; hij zal wel wijzer
zijn," hernam Chetwynd. „Hij mag nu met m ij
afgedaan hebben, maar ik heb nog niet afgedaan
met hem. Dat kunt ge hem in ieder geval wel zeggen.'
„Nu, dat zullen wij doen," gaven de deurwaar
ders onder het heengaan ten antwoord.
„Het doet mij genoegen Chetwynd, dat die
kerels van uw hals zijn," zei kapitein Danvers.
„Op mijn eer, mevrouw Calverley heeft zieh kapi
taal gedragen. Zoodra zij uw biljet ontving, ging
zij een orderbriefje schrijven en verzocht het mij
u te brengen, omdat zij vreesde, dat het u onaan
genaam zou wezen als zij het zelve deed."
„Ja, ik moet zeggen, dat was mooi gedaan en
ik ben haar zeer verplicht."
„Maar ge schijnt er niet half dankbaar genoeg
voor te zijn," merkte Danvers aan.
„O toch, ik b e n dankbaar, zeer dankbaar,"
antwoordde Chetwynd.
Hij begaf zich naar mevrouw Calverley en
voegde haar toe
„Ge hebt mij een grooten dienst bewezen; maar
ik weet niet wanneer ik in staat zal zijn u het
geld terug te geven."