N°. 242.
119e Jaargang.
TT
1876.
Donderdag
12 October.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m, franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên i 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 11 October.
Chetwynd Calverley,
kapitein danveks loopt bij allebei de
dames een blauwtje.
MiDDELBURGSCHE COURANT.
In de heden namiddag alhier gehouden zitting
van den gemeenteraad, waarvan wij het
gewone verslag in een volgend nommer zullen op
nemen, zijn onder meer de volgende zaken
behandeld.
Van den heer M. Vlamings, benoemd leeraar
aan de rijks hoogere burgerschool te Middelburg,
thans te 's Gravenhage, is een adres ingekomen,
waarbij hij solliciteert naar de vacante plaats van
leeraar in het handteekenen aan de burgeravond
school. Burgemeester en wethouders zullen eerlang,
in overleg met den inspecteur van het middelbaar
onderwijs, eene voordracht doen ter vervulling
dier betrekking, welke thans tijdelijk door den
heer J. Sanders wordt waargenomen.
Aan P. Pagter is op zijn verzoek een strookje
grond op den singel buiten de Veersche barrière,
ter oppervlakte van 2 j centiare, in koop afgestaan,
tegen f 1 de centiare.
Het onzen lezers bekende voorstel van den heer
B. A. Fokker, tot wijziging der verordering op
de heffing der plaatselijke belasting op de inkom
sten in deze gemeente (zie de bijvoegsels dezer
courant van 6 Mei en 24 December des vorigen
jaars) is weder behandeld. De uitslag der stem
mingen over dit drieledige voorstel was als volgt:
Punt aHet minimum inkomen dat aangeslagen
wordt, terug te brengen van f 300 tot 250. Ver
worpen met 11 tegen 5 stemmen.
Punt 6De ruimte tusschen minimum en maxi
mum der eerste klasse (ƒ300 ƒ400) te vermin
deren. Mede verworpen met 9 tegen 7 stemmen,
Punt cEen nieuwe klassenschaal vast te stel
len, waarbij als beginsel wordt aangenomen eene
evenredig opklimmende afkorting. Ingelijks ver
worpen en wel met 15 stemmen tegen 1 stem.
Het door den heer M. Volkrijk Liebert insge-
diende voorstel tot bet maken eener nieuwe klas
senschaal is mede met 15 stemmen tegen 1 ver
worpen.
De verordening blijft mitsdien onveranderd.
Bij de benoeming van een gemeentebouwmeester
was de uitslag der stemmingen aldus:
Bij eerste stemming werden van de 16 stemmen
uitgebracht op de heerenJ. G. van der Heil,
gemeente-opzichter alhier7J. H. Willbuiten
gewoon opzichter bij de staatsspoorwegen te Vlis-
singen5 F. E. van Erkelhoofdopzichter der
gemeentewerken te Dordrecht, 4 stemmen.
Eene tweede vrije stemming, die noodig was
IFETTIiLXjHBTOTSr-
31
Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworth.
BOEK IV.
De Proeftijd.
{Vervolg.)
V.
Mevrouw Calverley zat in de gezelschapskamer
een roman te lezen, en zich, wat haar betrof, dus
veilig achtende, gingen de beide heeren de twee
meisjes opzoeken, die zij spoedig vonden.
Op den wenk van den kapitein kwam Emmeline
bij hem en nam plaats op een tuinstoel, terwijl
Chetwynd met zijne zuster voortwandelde.
Welnu, Charles, wat hebt ge mij te zeggen?"
vroeg Emmeline.
„Ik moet u eens over Mildred spreken."
„Ik luister. Gij behoeft me niet te vertellen,
dat ge verliefd op haar zijt, want dit weet ik.
Zelfs als ik mij niet vergis, werd ge juist heden
morgen in uwe declaratie gestoord."
„Ik beken schuld. Maar die stoornis schijnt
omdat niemand de volstrekte meerderheid van
stemmen verkregen had, leidde tot hetzelfde re
sultaat.
Vervolgens had eene herstemming plaats tus
schen de heeren van der Hell en Willwaarbij
de heer Will werd benoemd met 8 stemmenter
wijl de heer van der Heil 7 stemmen verkreeg
en 1 biljet oningevuld was.
Over het onderhoud en de herstelling van ge-
denkteekenen en oude gebouwen zijn wij meer dan
eens in de gelegenheid geweest ons gevoelen te
zeggen. Dikwijls hebben wij betuigd de werk
zaamheid der in 1874 aangestelde rijksadviseurs
voor de monumenten van geschiedenis en kunst
op prijs te stellen; maar ook hebben wij die wel
eens, als ze ons voorkwam tot overdrijving te
leiden of in verkeerde richting zich te bewegen,
afgekeurd. Zonder eenig voorbehoud gelooven wij
echter aan die werkzaamheid waardeering te moeten
schenken, waar de rijksadviseurs hunne medewer
king verleenen om bij eene noodzakelijke herstel
ling of bij het onderhoud van gebouwen en gedenk-
teekenen de eischen van den goeden smaak en
de historische getrouwheid in acht te doen nemen,
waar zij in dit opzicht de goede bedoelingen van
gemeentebesturen zedelijke lichamen of particu
lieren in de hand werkenof waar zij door hunne
waarschuwingen en raadgevingen de veronacht
zaming dier eischen voorkomen. De bereiking
van het gewenschte doel in dit opzicht is dikwijls
niet eensalthans niet uitsluitendeene quaestie
van geld. Het is soms niet duurder een gebouw
goeddan het slecht te restaureeren. Het komt
er slechts op aan dat men er aan denkt dat er
eene goede en eene slechte manier bestaandat
men de noodige kennis bezit om die twee manie
ren van elkander te onderscheiden en in dit op
zicht kunnen de rijksadviseurs uitstekende diensten
bewijzen.
Op die wijze hebben zijbij eene herstelling
die aan het schoone raadhuis hier ter stede plaats
heeft gehadonlangs met goed gevolg hunne
medewerking verleend. De stellingenwelke den
geheelen zomer het dak van het gebouw ontsierd
hebbenworden thans weggebroken en de groote
schoorsteenongeveer op het midden van het dak
geplaatsttot welker geheele vernieuwing die
stellingen gediend hebben, komt weder te voor
schijn. Voor deze vernieuwing hebben de rijks
adviseurs welwillend de uitgewerkte teekeningen
verstrekt en het is aan hunne samenwerking met
het gemeentebestuur te danken, dat de zeer in het oog
vallende schoorsteen thans weder opgebouwd is in
den vorm zooals die bij den bouw van het stadhuis
geweest moet zijn.
Zoowel het gemeentebestuur als de rijksadviseurs
toch eene goede zijde te hebben gehad, want ik
zou in een gevaarlijken strik gevallen zijn, als ik
de declaratie werkelijk had gedaan."
„Hoe zoo?" vroeg zij verwonderd.
„Mevrouw Calverley heeft het lot dat wil
zeggen de fortuin van hare stiefdochter in
handen, en heeft mij duidelijk doen verstaan, dat
Mildred, als zij mij nam, niets zou krijgen."
„Wel, wat hadt ge anders kunnen verwachten?
Ge hebt aan mevrouw Calverley zelve zoo in 't oog
loopend het hof gemaakt, dat ge haar hebt ge
noodzaakt hare stiefdochter als eene mededingster
te beschouwen. Als ge Mildred ten gevolge
van uw gedrag geen verdriet kondet berokkenen,
zou ik zeggen dat ge uwe rechtmatige straf hebt
ondergaan. Ik dacht waarlijk dat ge mevrouw
Calverley's hand gevraagd hadt."
„Nog niet!" antwoordde hij lachende.
„Dan hebt ge haar misleid. Geen wonder dat
zij boos is, u zoo onstandvastig te vinden."
„Wilt ge mij een grooten dienst bewijzen, liefste
Emmeline?"
„Dat kan ik u niet beloven. Ik ben zelve zeer
ontevreden op u."
„Dat spijt mij zeer. Maar misschien kan mijne
feil nog hersteld worden."
„Hoe zou dat kunnen? Neen, ge hebt Mildred
verloren en moet u nu maar met mevrouw Cal
verley behelpen."
Dit gezegde deed den kapitein een wanhopig
gebaar maken.
„Zij is heel mooi," ging Emmeline voort, „zeer
meen en wij met deze restauratie geluk te mogen
wenschen.
De heer G-. Plankeel, van Middelburg, heeft
met goed gevolg te Amsterdan het examen als
apotheker afgelegd.
Naar aanleiding van een door ons overgenomen
bericht uit het Weekblad voor Zeeuwsch-Vlaande
ren 's Westelijk Deel schrijft de heer van Doorn
van Westkapelle te 's Gravenhage aan de Stan
daard dat hij geen opdracht eener candidatuur
voor het lidmaatschap der tweede kamerindien
die hem gedaan werd, zou aanvaarden.
Volgens sommige Parijsche bladen zou bij het
Ned. gezantschap te Parijs bericht ontvangen zijn
dat Z. M. de koning tegen 20 Oot. daar verwacht
kon worden en er een achttal dagen zou vertoeven.
Z. M. zou er Z. K. H. den prins van Oranje
ontmoeten.
Men schrijft ons uit Rotterdam:
Zooals ik u reeds kortelijk meldde, is het ont
werp tot wijziging van de plaatselijke directe
belasting, waarover onze gemeenteraad reeds eenige
zittingen lang gediscussieerd heeft, voorloopig van
de baan geschoven. Er was tegen dat ontwerp
heel wat oppositie, en het zou te bezien gestaan
hebben of er bij de stemming wel eene meerder
heid voor te vinden zou zijn geweest. Onder die
omstandigheden verscheen het rapport van de
Amsterdamsche raads commissie, in wier handen
gesteld was het voorstel van burgemeester en wet
houders van Amsterdam tot wijziging der daar
bestaande plaatselijke directe belasting. Bij dat
rapport zijn nieuwe voorstellen gevoegd, en deze
kwamen onzen burgemeester gewichtig genoeg voor
om ook hier overwogen te worden, in verband
met het bij onzen raad aanhangig ontwerp. Van
daar zijn voorstel om de stukken aan burgemeester
en wethouders te renvoieeren, ten einde te over
wegen in hoeverre het Amsterdamsche rapport
aanleiding zou kunnen geven tot wijziging van het
aanhangig ontwerp. Dit voorstel werd met 20
tegen 9 stemmen aangenomen, terwijl de commissie
van financiën wier ontwerp het goldzich van
stemming onthield.
Hoogstwaarschijnlijk zal uit dit besluit volgen,
dat een nieuw ontwerp den raad wordt aangebo
den, geschoeid op de leest van de Amsterdamsche
voorstellen. Hoe dit zij, de raad zal wel moeten
overgaan tot verhooging van belasting, omdat de
geldmiddelen der gemeente niet toereikend zijn om
in de klimmende behoeften te voorzien. Eene
groote gemeente als de onze, die naar vooruitgang
streeft en die zich vele uitgaven moet getroosten
rijk en bezitster van dit prachtige huis met al het
meubilair, het zilver, de schilderijen, de paarden
en de rijtuigen. Ge zoudt heel goed af zijn."
„Ik zou liever Mildred met haar bruidschat heb
ben," zuchtte de kapitein.
„Maar ge zult haar zonder bruidschat moeten
nemen, zooals ge ziet. Hoe zal u dat bevallen
„Daar is niet aan te denkenGeef mij toch raad
„Mijn raad is, dat ge u uit de voeten maakt."
„Gij drijft den spot met mij, en dat is onder
deze omstandigheden wreed."
„'t ls het beste wat ge doen kunt."
„Maar ik wil blijven en hoop mijn doel nog te
bereiken."
„Mildred's hand?"
„Ja en haar bruidschat."
„Dan moet ge ophouden, aan mevrouw Calverley
het hof te maken."
„Daar heb ik al meê opgehouden en ge ziet
wat er het gevolg van is. Ik geloof dat het be
ter ware, dat ik er maar weer meê begon."
„Dat zou heel ongepast zijn, en zulk een gedrag
kan ik niet helpen bevorderen. Eene van beiden
moet het zijn, niet allebei."
„Maar ik moet mevrouw Calverley in haar hu
meur houden, of het komt tot een bepaalden twist,
en dien moet ik vermijden."
„Gij zijt onverbeterlijk," hernam Emmeline
lachende. „Hoe eer ge u weg maakt, hoe beter
„'k Heb u zoo even gezegd, dat ik niet weg
wil. Ah, daar komt mevrouw Calverley! Laat
mij nu niet aan mijn lot over
in het belang van handel en vertier, mag geen
slechte financiën hebbeD. Dat hier nog altijd
havengeld geheven wordt, is bewijs genoeg, dat
het met de stedelijke kas slecht geschapen staat
en een ander bewijs daarvoor is, dat ofschoon hier
ieder overtuigd is dat het onderwijs met kracht
moet bevorderd wordendikwijls wettige maat
regelen in het belang van het onderwijs beknib
beld moeten worden of zelfs achterwege moeten
blijven, omdat men tegen de kosten opziet. Zulk
een toestand is onhoudbaar, en geen wonder dan,
dat men algemeen inziet, dat de plaatselijke be
lasting meer moet opbrengen. Alleen over het
hoe verschilt men.
Ook in de kamer van koophandel te Amsterdam
is ter sprake gebracht de aanschrijving van den
minister van marine, waarin deze kennis geeft, dat
het onherroepelijk voornemen bestaat de marine-
dokken te Willemsoord na uit. December 1876 niet
meer voor koopvaardijschepen beschikbaar te stellen
dan alleen in geval van nood.
De voorzitter der kamer betreurde het voorne
men van den minister en uitte den wensch, dat
spoedig op andere wijze in het verkrijgen van
dokken mocht worden voorzien. De missive van
den minister zal op een of andere wijze officieus
ter kennis van den handel gebracht worden en
den minister dank worden betuigd voor de tijdige
mededeeling van het bestaande voornemen.
Naar men verneemt, is het werk voor het maken
van een haven voor Batavia gegund aan de heeren
H. Lee Son, te Londen, en J. C. van Hattum,
te Sliedrecht. {N. v. d. D.)
De Caribou-mijn, de Amerikaansche spoorwegen,
de Spaansche effecten en de Turksche leeningen
schijnen in het buitenland de overtuiging gevestigd
te hebben, dat Nederland een land is vol ouderwet-
sche geldbeurzen en nieuwerwetsche goedgeloovigen.
Engelsche bedriegers vereeren ons bij voorkeur
met hun valsche cheques en nooit betaald wordende
bestellingen. Gelukzoekers uit alle oorden strijken
in dit „land van melk en boter" neer, om hun
waterachtige zilvermijnen of andere fraaiigheden
aan den man te brengen. Ziehier een lijstje van
dergelijke vreemdelingen, op welke, naar het Va
derland meldt, de politie en justitie te 's Hage in
den laatsten tijd de hand gelegd hebben, omdat zij
„handelsoperatiën" poogden te verrichten of te
bevorderen, die het daglicht niet mochten zien.
Nadat al de formaliteiten, voor de uitlevering
vereischt, waren vervuld, is Friedrich Duritsch,
een vreemdeling die zes weken geleden in een
koffiehuis werd gearresteerd onder behoorlijk
geleide en onder oppertoezicht van den commissa-
„Reken maar niet op mijn bijstand, bedrieger
Beiden stonden op, om mevrouw Calverley te
ontvangen.
„Laat ik u niet storen," zei deze„ge schijnt
in een belangrijk gesprek met elkander ver
diept."
„Wij spraken over u," antwoordde Emmeline.
„Over mij?" riep mevrouw Calverley, met ge
maakte verwondering uit.
„Ja, maar ik kan u niet meêdeelen wat wij
zeiden, want het zou u misschien niet aangenaam
zijn."
„Ik wil het er op wagen."
„Nu danik zet juist tegen kapitein Danvers,
dat wanneer ik zulk een heerlijk landgoed had
als gij bezit en zulk een rijk inkomen, ik nim
mer zou hertrouwen."
„Daar heb ik ook geen plan op," zei mevrouw
op achteloozen toon. „Ik luister wel eens naar
de praatjes die men tegen mij voert," en daarbij
sloeg zij een schuinen blik op Danvers, „maar ik
neem ze voor 'tgeen zij waard zijn. Ik blijf
liever mijne eigen meesteres. Als ik behoefte had
aan een levensgezel zou ik er misschien anders
over denken; maar zooals de zaken nu staan, zal
ik stellig bij mijn plan blijven."
„Zulke plannen worden nooit volgehouden,"
merkte de kapitein aan. „De dames hebben het
voorrecht, zoo dikwijls als zij goedvinden van
voornemen te mogen veranderen."
„In ieder geval zal ik wachten totdat Mildred
getrouwd is," hernam zij.