N°. 235.
119e Jaargang.
1876.
"W oensdag
4 October.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,1
Prijs per 3/m, franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiën i 20 Cent per regel,
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,! van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Lafpitk C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 3 October.
Ned, Aardrijkskundig Genootschap,
FETJXiLILJB'X'QlSr.
Chetwynd Calverley,
Gedurende de winter-diensiregeling zullen
de personentreinen van Mallegat (Rotterdam) naar
A-'werpen en de Zeeuwsehe lijn niet meer den
wt over Breda nemen, maar zullen zij via Zeven
bergen loopen. Hierdoor zal de reis van Rotter
dam naar Ylissingen en Middelburg en in het
algemeen naar alle stations der Zeeuwsehe lijn
circa een half uur bekort worden.
De Staats-courant van heden bevat weder eene
nominatieve opgave van Europeesche onderofficieren
en soldaten, overleden na evacuatie uit Atchin,
voor zoover daaromtrent tot den 23™ Augustusjl.
hij bet departement van oorlog in Nederlandsch-
Indië bericht was bekomen. Daarop komen voor:
G. Schouten, C. H. Bombeke en C. Betsehen,
fuseliers, alsmede F. G. de Wijse, sergeant-majoor.
Uit Velzen wordt aan het Handelsblad be
richt:
Met de „mal" van het ramtorenschip „Koning
der Nederlanden", is Zondag namiddag weder een
proeftocht ondernomenwelke met alleszins gun-
stigen uitslag is bekroond. Bij wassend water
met 0.15 M. boven A.P. sleepte eene stoomboot
de mal naar buiten; de tocht werd volbracht,
terwijl intusschen het water tot 0.60 M. boven
A.P. was gewassen, zonder dat de toestel ergens
aan den grond raakte. Te_ 1.40 uur namiddag
was bet hoog water met 0.92 M. boven A.P. Het
ramtorenschip zal nn bij de eerste gunstige weers
gesteldheid zee kiezen. Het werd niet onmogelijk
geacht dat liet schip reeds heden (Dinsdag) zou
vertrekken.
14e ALGEMEENE VERGADERING
gehouden te Middelburg op 30 September.
{Vervolg.)
Na het houden van een half uur pauze werden
de werkzaamheden hervat en zette de heer Kan
zijne voordracht voort.
Den 21™ December werd de Humboldsbaai door
de „Soerabaija" verlaten en den volgenden dag de
schoone Sadipie-baai bereikt. De „Etna" lag in
1858 vóór, doch niet in deze baai. De bevolking
was er zeer bedaard en vriendschappelijk gezind.
Vervolgens ging de tocht over Auek, welks
24
Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworih.
BOEK III.
Walter Lïclclel.
Vervolg.)
„Maar hij heeft die al gedragen!" riep Waller
uit.
„Neen, want zij was door den kleermaker nog
niet afgeleverd. Higgins zal het pak bij mij
laten bezorgen, zoodat ge't van avond kunt pas
sen en dan kunnen wij oordeelen hoe het staat."
„Kapitaal bedacht," zei Dapp lachende.
„Groote repetitie, om zoo te zeggen," merkte
Walter aan. „Nu, dat kan zijn nut hebben."
„Ik twijfel er niet aan, of ge zult uwe rol vol
maakt goed spelen," verklaarde Tankard.
„Ik zal zien hoe die mij zelf bevalt," hernam
Walter. „Daarom hebt ge zeker van avond uwe
vrienden gevraagd
„Goed geraden," zei Tankard lachende. „Apro
pos, Dapp; ge moet me een goed souper zenden,
een heel goed souper, denk daaraan."
„Voor hoeveel gasten?"
„Voor een dozijn, en wees daar zelf éen van.
Dat zal het in uwe gedachten houden."
„Ik zal u een souper bezorgen waar ge eer meê
bevolking armoedig en met walgelijke zweren be-
dekV doch vreedzaam en voorkomend was, naar
Andai bij Doreh, en verder naar laatstgenoemde
plaats. Van daar, den 8™ Januari jl., naar het
eiland Waigeoe, ook voor het eerst door een Nederl.
oorlogsschip bezocht. Den 14«n Januari kwam
men te Mysool. Daar werd geankerd te Goe, aan
de Noordkust van dat éiland, waar eenige sporen
van welvaart werden aangetroffen. In 't binnen
land woonden een 1000tal bergbewoners (Alfoeries),
die rijst verbouwden en aan 't gezag van den
sultan van Waigamme onderworpen zijn. Naar
dat Waigamme begaf de „Soerabaija" zich den
15™ Januari. De vrouwen droegen er zilveren
armbanden en gouden en zilveren oorbellen. Ook
werden in die negorij kippen en geiten gefokt.
Den 16™ Januari werd de negorij Lelintah op de
Zuidkust van Mysool bezocht. Bij laag water
staan de huizen van Lelintah, 10 in getal, in de
modder, waardoor geen aangename reuk verspreid
wordt. Van daar kwam men den 19™ Januari
te Atti-Asti, een kampong nabij den Z.W. hoek
van den ingang der Mac-Cluer-golfwaar men
ontvangen werd door den radja, gekleed in blauw
lakensche jas en dito pantalon. De radja-moeda
droeg een officiers-uniform van de voormalige Oost-
Indische compagnie. In dezelfde Mac-Cluergolf
ontving men ook de hulde van den radja van
Roembatti, den machtigsten radja van de golf, die
alleen over tien negorijen het oppergezag uitoefent.
Ter evacueering van zieken en aanvulling van
steenkolen-voorraad werd den 25en Januari de
kust van Nieuw-Guinea verlaten en den 29™ be
reikte men Amboina. Den I4en Februari werd
de reis van daar hervat. Den 18en daaraanvol
gende bereikte men de eilandengroep Rijklof van
Goensbaai, waar den volgenden dag de 59e jaardag
van Z. M. den koning gevierd en door gecommit
teerden besloten werd, als hulde aan het hoofd
van den staat, onder nadere goedkeuring, aan de
bedoelde groep den gemeenschappelijken naam van
„Koning Willem III-eilanden" te geven.
Van laatstgenoemden ging de reis door straat
Nautilus naar Mangaustoe op 't eiland Adi, in
1858 door de „Etna" bezocht. Aldaar had een
rooftocht plaats gehad tengevolge van het rooven
van slaven. Het eiland Adi was tamelijk uitge
strekt, maar geheel ongebaand. Naar den krach-
tigen plantengroei te oordeelen, was de grond zeer
vruchtbaar.
Den 22en Februari vertrok de „Soerabaija" naar
Namatotta, waar men klapper-aanplantingen vond,
en zeilde den volgenden dag de prachtige Triton
baai binnenwaar men ten anker ging liggen
onder het Lamantjiri-gebergte; verder in Oostelijke
richting naar de kleine eilanden Aidoema en
Lakabia. Aan de Noordzijde van dit laatste werd
geankerd op twee mijlen afstauds van de kampong
zult inleggen," zei Dapp. „Hoe laat moet het er
zijn
„Precies om tien uren. Zeg Larkins dat hij voor
bloemen moet zorgen en dat ik hem ook verwacht.
Wij zullen dat zaakje eens doen zooals het be
hoort."
„Er zal niets aan ontbreken; ik weet hoe nauw
ge ziet," antwoordde Dapp. „Moet ge niet een
pasteitje proeven?" voegde hij er bij, hun een
schaal toeschuivende.
Hij werd op dat oogenblik weggeroepen om
andere bezoekers te helpen. Toen Tankard en
zijn vriend een paar pasteitjes hadden gegeten
stonden zij op en verlieten den winkel.
„Wie is die lange jongman?" vroeg een der
klanten, die aan de toonbank stonden.
„Dat is zekere Walter Liddel," antwoordde Dapp.
„Ik geloof niet, dat dat zijn ware naam is," ze!
de eerste.
Dapp zeï daar niets op, maar liet er later zijne
gedachten eenigszins over gaan.
„Er is wel iets vreemds aan dien Walter Liddel,"
peinsde hij. „'tZou mij niet verwonderen als hij
misschien een vermomde lord was."
VIL
TOM TANKARD.
Tankard's winkel was grooter en mooier'dan I
Walter verwacht had. De localiteit was ruim en
011a met ongeveer 60 zielen, in vier of vijf hutten
^tonende, zóo laag dat een volwassen mensch
onmogelijk er rechtop in staan kon. Een van die
woningen diende tevens tot verblijf van twee
getemde wilde varkens. Van den sultan van
Tidore wist men in die streken niets af.
Op den 28en Februari ankerde men voor de
gouvernements-kolenloods te Dobo, om den 4en
Maart van daar op reis te gaan naar de Oetanata-
rivier. Dit bezoek moest echter wegens weêr en
wind worden opgegevenen den 8en Maart besloten
de kommandant der „Soerabaija" en zijn mede
gecommitteerde naar gissing op 5 mijl afstands
van de Valsche Kaap, om de zending als afgeloopen
te beschouwen. Er werd koers gezet om de West;
bezuiden de Aroe en Keij-eilanden werden den
12en Maart de Ceramlaut-eilanden bereikt, den 13™,
over Gisser, Amboina, en den 20en Ternate.
Na zijn overzicht van den tocht en de lotgeval
len der „Soerabaija" vestigde de heer Kan de aan
dacht op de door die reis verkregen resultaten.
Vooreerst bezocht de „Soerabaija" verscheidene
plaatsen waar nooit een Europeesch oorlogschip
geweest was. Overal gingen de gecommitteerden
aan wal en bezochten de negorij of kampong.
In de tweede plaats zijn vele opnemingen door
de officieren der „Soerabaija" gedaan en verschil
lende reeden in kaart gebracht en op andere
medegenomen kaarten verbeteringen gemaakt, ter
wijl als bijlage bij het rapport is gevoegd eene
hydrographische beschrijving der kusten van Nieuw-
Guinea en aangrenzende wateren, door den kom
mandant der „Soerabaija" uit verschillende gegevens
Samengesteld.
»Iii de derde plaats werd gewezen op de
resultaten der reis op ethnographisch of natuur
historisch gebied.
Wat betreft de vergeefsehe pogingen der be
manning van de „Soerabaija" om tot het binnen
land van Nieuw-Guinea door te dringen, blijkt uit
het rapport dat, behalve de moeilijkheid van
dichte bosscheu en ongebaande wegenzulk een
onderzoek van het binnenland alleen geschieden
kan als men geruimen tijd en de vereischte hulp
beschikbaar heeft. En ook dan nog zou het mede
voeren van levensmiddelen voor zulk een groot
aantal menschen een bezwaar opleveren. Volgens
de heeren Swaan en van Hemert zal het door
dringen in de binnenlanden voor zoodanige commis
sie als de gecommitteerden, slechts mogelijk zijn
met een stoomsloep langs de waterwegen. De
riviermondingen zullen moeten opgespoord worden
die toegang tot het binnenland kunnen geven.
Veel tijd moet daaraan besteed en het goede jaar
getijde daarvoor uitgekozen wordeD.
Het eigenlijke doel der reis van de „Soerabaija,"
het onderzoek naar de juiste grenzen van 't ge
in de winkelkasten pronkte eene rijke uitstalling
van porselein en kristal.
Juffrouw Tankard, aan wie hij dadelijk werd
voorgesteld en die hem zeer vriendelijk ontving,
zag er nog goed uit, ofschoon zij blijkbaar hare
beste dagen had gehad. Zij was verstandig en
schrander en moest haar man, als deze afwezig
was, zeer goed kunnen vervangen.
De Tankards hadden een eenigen zoon of beter
gezegd een eenig kind. Tom Tankard was een
veel grooter piet dan zijn vader en vrij wat meer
ingebeeld. Zijn plicht zou hebben medegebracht
op den winkel te passen, maar daar men hem
veelal liet doen wat hij wilde, deed hij, als na
tuurlijk gevolg, weinig of niets.
Knap van voorkomen was Tom niet. Integen
deel; moeten wij de waarheid zeggen, dan was
hij foeileelijk. Hij was klein en dik, bezat een
wipneus en bolle wangen, en zijne diep liggende
grijze oogjes hadden eene slimme uitdrukking,
die eigenlijk komiek was. Zijne blozende wangen
waren totaal baardeloos en zijn witachtig haar
was uiterst kort rondom zijn hoofd afgesneden.
Hij droeg een jas die op zijne breede borst was
toegeknoopt, maar zijne schouders waren buiten
alle evenredigheid met zijne spillebeenen, die hij
goed vond in een allernauwsten pantalon te besluiten.
Met dat al was Tom een dandy in zijn soort,
ofschoon wat opzichtig, en een buitengewoon lief
hebber van dassen van eene schreeuwende kleur
met eene monsterachtig groote gouden doekspeld
er in.
bied van Tidore op West-Nieuw-Guineais
volgens spreker echter volkomen bereikt. Het is
gebleken dat de bezittingen van den sultan van
Tidore op Nieuw-Guinea in ontredderden toestand
verkeeren, en gecommitteerden geven eenige mid
delen ter verbetering van dien toestand aan. Voor
eerst overneming van de aanspraken van den sultan
van Tidore op Nieuw-Guinea, tegen geldelijke
schadevergoedingdoor het gouvernement van
Ned.-Indië. Verder den resident van Ternate jaar
lijks met een oorlogsschip een tocht langs de
kusten van Nieuw-Guinea te laten doen. Na
eenige jaren kan dan beslist worden wat verder
in 't belang van den Papoeer moet gedaan worden.
Ten slotte wijdde de heer Kan een herhaald
woord van warmen dank aan den afgetreden
minister van koloniën, die zoo spoedig gelegenheid
gaf met het belangrijk rapport kennis te maken.
De voorzitter dankte den heer Kan voor zijne
belangrijke voordracht, welke in het Tijdschrift
van het Genootschap zal worden opgenomen.
Thans leverde prof. P. J. Veth eene uitvoerige
en belangrijke mededeeling van „geographische
aanteekeningen omtrent de Oostkust van Atchin."
Deze kust wasgelijk hij met verschillende
kaarten nader bevestigde, vóór het uitbreken
van den oorlog een nagenoeg geheel onbekend
gebied. Thans evenwel is zij dat gedeelte van
het uitgestrekte rijk van Atchinwaar de welda
dige invloed der vestiging van het Europeesch
gezag reeds het meest wordt gevoeld en dat het
spoedigst vruchten voor de welvaart van Nederland
belooft af te werpen.
De spreker begon zijne beschouwing der Oost
kust met de rivier van Tamiang, in 1858 als
grensscheiding aangenomen tusschen de onderhoo-
righeden van Siak en van Atchin. Langs deze
riviereene der belangrijkste van de Oostkust van
Atchinmaakte de heer Veth met zijn hoorders
in gedachten een reisje. De eerste kampong die
men bij het opvaren ontmoet is Soengai Koeran
op den Maleischen oever, de verblijfplaats van
Soetan moedahet tweede Maleische hoofd. Van
daar wordt in een uur Seroewei, de kampong
van Radja Boudahara, bereikt. Een dag roeiens
opwaarts ligt Kotta Karangwaar het tweede
Atchineesche hoofd, Tongkoe di Karang, zijn
zetel heeft. Toen daar voor de eerste maal eene
stoombarkas aankwam verliet de verbaasde bevol
king overal hare woningen en verzamelde zich
op den oever om een prauw te zien, die zonder
wind of riemenzelfs tegen feilen stroom in zich
nog met vrij groote snelheid voortbewoog. Men
passeert op dezen tocht de volgende kampongs
Pandjang Beradoe, waar op kleine schaal de
zijdeworm wordt gekweektOepok Makmams,
waar het tweede Maleische hoofdKedjoeroean
Nu en dan placht hij in het park te rijden, als
hij geld genoeg had om eene tilbury te huren, en
dan nam hij doorgaans een paar jonge dames
meê, dien men door een ringetje kon halen. Meer
dan eens was hij naar de wedrennen te Croydon
Overgewipt en zelfs had hij gelegenheid gevonden
zich bij eene jachtpartij in Surrey aan te sluiten.
Tom was juist in den winkel toen zijn vader
met Walter binnentrad endaar het voorkomen
van den vreemde hem trofverwaardigde hij zich
hem eenige oplettendheid te bewijzen.
Tankard verwittigde zijne vrouw dadelijk dat
mijnheer Liddel eeu paar dagen bij hen zou logeeren
en voegde er bij dat hij voor dien avond eenige
vrienden genoodigd had en dat Pledger een sou
peetje zou bezorgen, 't geen in huis last besparen zou.
Juffrouw Tankard nam die mededeeling zeer
goed op en Tom kreeg last mijnheer Liddel de
kamer op de bovenverdieping te laten zien, die
vrij was en een zeer aardig vertrekje bleek te wezen.
Toen zij daar waren kwam Tankard naar boven
met een groot pak, in grauw papier gewikkeld,
en daar hij eene aardigheid met zijn zoon in den
zin had, wenkte hij Walter dat deze hem niet
moest verraden. Daarop zet hij tegen den veelbe-
lovenden jongeling:
„Weet ge, Tom, dat mijnheer Liddel naar een
gecostumeerd bal moet?"
„Wel, dat is aardig!" riep Tom uit. „En in
welk costuum?"
„Als lakei," antwoordde de oude Tankard,
„Hier is het pak,;: