N°. 234. 119e Jaargang. 1876. Dinsdag 3 October. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommérs zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiên20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 2 October. Ned. Aardrijkskundig Genootschap. Bij Provinciaal blad van Zeeland n° 98 is door gedeputeerde staten de aandacht der gemeentebe sturen in Zeeuwsch-Vlaanderen gevestigd op art. 49 van het reglement op de buurtwegen en voet paden, bepalende ten aanzien van het uithalen of uitwijken van alle voertuigen, dat ieder van de linker- naar de rechterzijde (van de hand) moet uitwijken. Omtrent dit artikel bestaat namelijk in genoemd deel der provincie verschil van opvatting. In eene vergadering van aandeelhouders in de Zierikzeesche stoombootmaatschappij op ,29 Sept. te Zierikzee gehoudenis besloten tot aankoop eener boot van de firma Kloos en zonen aan den Kinderdijk, ter vervanging der thans in dienst zijnde stoomboot, die verkocht zal worden. Bij ministerieele beschikking van 29 September jl. is aan den heer H. Hage, te Middelburg, tot weder opzegging vergunning verleend voor een stoom- bootdienst tot vervoer van personen, goederen en vee tusschen Vlissingen en Botterdam Als een bewijs voor de waak- en werkzaamheid der anti-revolutionaire partij verdient ver melding dat reeds thans, volgens eene mededeeling in het Weekblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen'» Wes telijk deel, in die streek ijverig gewerkt wordt om bij de verkiezing in het volgende jaar de kiezers aan den heer van Eek ontrouw te doen worden. De candidaat, die hen ter vervanging wordt genoemd, is jhr. van Doorn van Westca- pelle, als ijverig voorganger op zendingsfeesten en godsdienstige bijeenkomsten algemeen bekend. De zorg voor de voorloopige aanbeveling van dien heer schijnt opgedragen te zijn aan handelsreizi gers, die te gelijk met hunne winkelwaren den anti revolutionairen candidaat aanprijzen. Althans de berichtgever in het Weekblad dankte zijne inlich ting aan zulk een colporteur, die reeds sedert ge- ruimen tijd in het district aan 't werven was en, niet wetende wien hij voor zich had, spoedig tot het opvijzelen van den anti-revolutionairen aspirant volksvertegenwoordiger werd uitgelokt. Men meldt aan de N. Bott. ct.uit Veere. Het schijnt dat deze gemeente haar laagste punt nog niet heeft bereikt. Van regeeringswege toch is bepaald dat het kantoor van het loodswezen alhier zal worden opgeheven, tengevolge waarvan weder 5 huisgezinnen de gemeente zullen verlaten. Het aantal ledigstaande huizen zal dus opnieuw ver meerderd worden. De militaire gebouwen blijven steeds wachten op eene bestemming. De visscherij levert niet die voordeelen cpwelke daarvan verwacht werden. Eene der reederijen is van rechtswege ontbonden, na het verlies van hare vischsloep. Het ware te wenschen dat de regeering eindelijk omtrent de sedert jaren ledigstaande rijksgebouwen een besluit nam, daar, zoolang Veere het aanzien eener stad behoudt, de inrichting der gemeente moeielijk vereenvoudigd kan worden en de lasten der over blijvende ingezetenen derhalve jaarlijks verzwaard worden. De nieuw benoemde minister van oorlog, generaal-majoor Beijen, heeft Vrijdag zijn dienst als zoodanig aanvaard. De koffie-oogst is op Java dit jaar zóo over vloedig, dat de regeering zelfs niet bij machte is al de koffie, welke in de gouvernements pakhuizen aangevoerd wordt, dadelijk te betalen. Daar aan de bevolking, op zware straffen, verboden is haar produet aan iemand anders te leveren en zij het niet verkiest af te geven op crediet, ('t schijnt dat ze de Nederlandsche schatkist niet best vertrouwt), is zij reeds genoodzaakt geweest hare koffie, na ze den langen weg naar de pakhuizen in heeren- dienst vervoerd te hebben, weder mede naar huis te nemen. Aan den spoorweg PasaroeanMalang heeft men het werk moeten staken om dezelfde reden, dewijl er gebrek aan geld was. Onder de leiding van zekeren K. Bis een volks menner die op vergaderingenuitgaande van de Internationalezich als spreker heeft doen kennen, werd gisteren middag te Amsterdam eene bijeenkomst gehouden op het terrein „Welgelegen" nabij de Willemspoort, welke door 16- a 1700 personen naar gissing werd bijgewoond. Zeer opgewonden toespraken werden gehouden over de jongste ongeregeldheden en over het misbruik, bij die gelegenheid door politie en militairen van hunne macht gemaaktwaarvan men de schuld geheel aan den burgemeester gaf. Na verwerping van een aantal moties, werd onder toejuiching aangenomen die van den voor zitterstrekkende om aan den koning per tele graaf het onmiddellijk ontslag van den burge meester en vervolging zijner „medeplichtigen" te vragen. Men vroeg daarbij tevens om antwoord, doch of dit gekomen is wordt niet gemeld. Een commissaris van politie, de beer Steen bergen, die op de bijeenkomst tegenwoordig was, gaf bij deze gelegenheid een opmerkelijk voorbeeld van takt om met het volk om te gaan. Een der sprekers had te kennen gegeven dat de politie wel reeds een order naar het telegraaf-kantoor gezonden zou hebben om het telegram, als het aangeboden werdte doen weigeren. De heer Steenbergen stond toen op en verklaarde dat hij met het verzenden van telegrammen niets te maken had of wilde hebben. „Al ging de gansche ver gadering zeide hijin een luchtballon naar den Haag, ik zou er mij niet mede bemoeien. Misschien ging ik zelfs wel voor mijn pleizier meê." De menigte lachte en liet den commissaris verder met vrede. 14e ALGEMEENE VERGADERING gehouden te Middelburg op 30 September. De vergadering, in de Concertzaal gehouden, door slechts 24 leden bijgewoond, werd door den voorzitter, den hoogleeraar P. J. Veth, geopend met een korte toespraak, waarin hij zijn bijzonder genoegen betuigde dat de algemeene vergadering ditmaal plaats had in de hoofdstad van Zeeland, waaraan men op het gebied van aardrijkskundige ontdekkingen veel te danken heeft. Hij hoopte dat ook door de belangstelling der Zeeuwen steeds meer en meer schatten aan het licht gebracht zul len worden en dat ook de departementen daartoe krachtig zullen medewerken, opdat ook in onze eeuw nieuwe onversaagde reizigers zich tot het doen van ontdekkingstochten mogen aangespoord ge voelen. Middelburg heeft reeds blijken van belangstelling in het genootschap gegeven, eensdeels door hare medewerking tot de Sumatra-expeditie en ander deels door de oprichting eener afdeeling van het genootschap. De spreker eindigde daarom met den wensch dat deze afdeeling moge toenemen in ont wikkeling en bloei, en zij veel moge bijdragen tot de belangrijke werkzaamheden van het genootschap. Vervolgens deed de voorzitter eenige mededee- lingen betreffende de Sumatra-expeditie, waarom trent de voornaamste bepalingen thans getroffen zijn. Eene door de regeering aan het genootschap te verstrekken stoombarkas, geheel voor het rivier onderzoek uitgerust, vertrekt den 28™ October met de „Prinses Amalia" naar Batavia, waar zij gestationeerd blijft totdat het personeel zal zijn aan gekomen, hetwelk in Januari a. met de „Conrad" derwaarts vertrekt. Wat de geldelijke middelen betreft wordt het genootschap ten zeerste door de regeering tegemoet gekomen. In de eerste plaats met de reeds ge noemde barkas, die met uitrusting én instrumenten geschat kan worden eene waarde van f 25,000 te vertegenwoordigen. Bovendien is op de Indische begrooting een post van f 20,000 gebracht als sub sidie voor de expeditie. Nog hoopt men, dat zij een ambtenaar in dienst aan de expeditie toevoegt en 200 ton steenkolen daarvoor beschikbaar stelt. De stoomvaartmaatschappij „Nederland" en de „Ned. Indische stoomvaartmaatschappij" zullen de barkas kosteloos vervoeren, de eerste naar Batavia, en de tweede van Batavia naar de Oostkust van Sumatra, het personeel tegen enkele, vergoeding van voeding en de goederen naar het laagste tarief. Door de natie is ruim 30,000 bij gedragen. Men kan dus rekenen dat in het geheel f 75,000 be schikbaar is, voldoende voor uit-en thuisreis, en voor een onderzoek op Sumatra gedurende een jaar, mits de evengenoemde verwachting aangaande een ambtenaar en de 200 ton kolen bevredigd worde. De expeditie zal dan zijn samengesteld uit den luitenant ter zee Schouw Santvoort, een machinist en een stuurman, alsmede uit den heer D.D. Veth, belast met de photographische cliché's, en den heer J. F. Snelleman, belast met het verzamelen van dieren en planten en het bestudeeren van de Fauna en Flora van het land. Daar de beer Snelleman hoofdzakelijk zoöloog is, blijft het wenschelijk nog een botanicus bij de expeditie te hebben, waaromtrent het Genootschap nog in onderhandeling is. Daartoe zullen evenwel nog eenige duizenden noodig zijn. Men hoopt dus dat de inzameling van gelden krachtig zal worden voortgezet, te meer daar het wenschelijk is dat het voorgenomen onderzoek langer dan éen jaar dure. De expeditie zal in twee deelen verdeeld wor den. De heer Schouw Santvoort zal met de stoom barkas de rivier van de Oostkust opvaren, haar opnemen en in kaart brengen. De andere heeren onderzoeken de Westzijde, aanvankelijk het Zui delijke deel der Padangsche boveneilanden, en later de vallei van Korintji en de naburige onaf hankelijke landen. Of het de beide deelen der expeditie gelukken zal met elkander in gemeenschap te komen, zoo als men wenseht, is nog onzeker. De heer Schouw Santvoort heeft, als hoofd der expeditie, eene uitvoerige studie van het terrein en de wijze van onderzoek geschreven, welke het Genootschap zoo spoedig mogelijk zal uitgeven. De gedane mededeelingen werden met toejuichin gen ontvangen. [Ten aanzien van de overige mededeelingen van het bestuur meenen wij te kranen volstaan met hetgeen daaromtrent is opgenomen in ons vorig nommer.] Ter herstelling van een klein verzuim bij de benoeming, in een vorige vergadering, van hono raire leden, werd op voorstel van den voorzitter met applaus besloten alsnog tot honorair lid te benoemen den neer Arthur Bussell Wallace, schrij ver van het door prof. Veth vertaalde werk over Nieuw-Guinea; en tevens om den heer S. B. van Campen, den uit Nederlandsche ouders geboren Amerikaan, te Londen wonende en bekend door zijne geschriften over de tochten der Nederlanders naar Spitsbergen, tot correspondeerend lid te procla- meeren. Vervolgens was aan de orde de verkiezing van een lid in het bestuur voor den heer Obreen, die bedankt heeft voor die betrekking. Ter zijner vervanging werden door het bestuur voorgedragen de heeren: P. W. Booms, oud-chef van den generalen staf te 's Gravenhage, en P. K. P. J. van Sloten, kapitein der infanterie te Arnhem. De uitslag der stemming was, dat de heer Booms ge kozen was met 22 stemmen, terwijl 2 stemmen op den heer van Sloten waren uitgebracht. Alsnu trad df. C. M. Kan op tot het leveren zijner toegezegde bijdrage over „het rapport der gecommitteerden naar Nieuw Guinea dd. 19 April 1876." Zooals men weet werd bij gouvernementsbesluit van 20 September 1875 aan den resident van Ter- nate, den heer A. J. Lange vel dt van Hemert, en den kapitein-luitenant ter zee P. Swaan eene zen ding naar Nienw-Guinea opgedragen. Zij werden uitgenoodigd een nauwkeurig onderzoek in te stel len naar de juiste grenzen van het gebied van Tidore op Westelijk Nieuw-Guinea en naar de mate waarin het gezag van Tidore door de bevolking, tusschen de grenzen langs de kust gevestigd, wordt erkendTot het doen van den tocht werd Zr. M8. stoomschip „Soerabaija", onder bevel van den ge committeerde P. Swaan, aangewezen. Den 19™ April 1876 dienden de gecommitteerden het rapport hunner reis bij het Indische gouver nement in en reeds in Juli van dit jaar werd het door den minister van koloniën welwillend ter kennisneming aan 't bestuur van het Aardrijksk. Genootschap toegezonden. Dat bestuur meende zijnerzijds zich ook te moeten haasten met het bekendmaken der resultaten, door de reis der „Soe rabaija" verkregen, te meer daar een dermederei* zigers, de Italiaan Beceari, over gedeelten dier reis en meer bepaald over ethnographische quaestiën en natuur-historische vondsten aan zijn vriend Giglioli brieven schreef, welke deze in het Geogr. Magazine van Augustus heeft gepubliceerd. Men vreesde beroofd te zullen worden van de primeur der berichten aangaande deze Nederlandsche reis. De spreker had in de behoefte van deze bijeen komst trachten te voorzien door vervaardiging eener kaart van West-Nieuw-Guinea, waarop de plaatsen, door de „Soerabaija" bezocht, zijn aan gewezen. Van deze kaart werd aan alle ter ver gadering aanwezigen een exemplaar aangeboden. De inhoud der rede van den heer Kan was een kort verslag van de route en 't verhaal der lotge vallen van de „Soerabaija", waarna hij op de resul taten wees, door deze reis voor de wetenschap als anderszins verkregen. Daar die rede niet minder dan twee uren duurde moeten wij ons, met het oog op onze beschikbare plaatsruimte, van een uitvoerig resumé onthouden en ons bepalen tot enkele zeer oppervlakkige mededeelingen. De afreis van Ternate had op 11 November 1875 plaats. Na een voorspoedige reis van drie etmalen werd het eerst het eiland Salawati, het oostelijkste der Badja-ampat-eilandenbereikt. Voor de hoofd kampong Samate werd geankerd. Uit een gesprek met hoofden en oudsten van Salawati bleek, dat het gezag van den sultan van Tidore erkend en de schatting geregeld betaald werd. Den 17™ November werd koers gezet naar Doreh op de Noordkust van Nieuw Guinealangs de kust van Kaap Spencer heen. Tot Has, bijna 9 uren beoosten genoemde Kaap, was het Nieuw-Guinea- strand onbewoond. Has was eene kampong van drie huizen. Daarop volgden eenige even onbe duidende kampongs met een weinig strandbevol- king; toen bleef de kust weder onbewoond tot Amberbaken, waar drie huizen opgericht zijn door handelaren uit Doreh en Salawati, die met de Amberbakers, op een dagreis van de kust wonende, handel drijven en rijst van hen opkoopen. Van Amberbaken tot de kleine Geelvinksbaai en verder naar Doreh was de kust weder onbewoond. Het binnenland is echter niet zoo slecht bevolkt. Den 19™ November kwam de „Soerabaija" te Doreh, bestaande uit vier negorijen, waarvan alle woningen op palen gebouwd zijn. De streek is niet gecultiveerd en ook niet gebaand, zoodat de binnenlanden niet konden bereikt worden, 't Ge heel schonk ook hier weder niet den indruk van bloei en welvaart. Zoowel te Doreh als op het naburige eiland Manaswari, mede door de „Soera baija" bezocht, erkenden de hoofden den sultan van Tidore als hun leenheer. Om de vijf jaren werd eene schatting opgebracht. Die hoofden zijn vier in getal, doch zij bezitten geen van allen eenige macht van beteekenis. Hun aanstelling ontvangen zij dikwijls van Ternataansehe of Ma- kassaarscbe bandelaars, als bewijs van erkentelijk heid voor bewezen diensten. Het teeken hunner waardigheid is dan veelal een rok, potsierlijk van snede en met opzichtige kleuren, welke zij van de kooplui ten geschenke ontvangen. Hun titel luidt Singadjie of Corano of majoor. Voorzien van tolk en loods vertrok de „Soerabaija" den 21en November naar het eiland Jobi of Japen. Den volgenden dag werd de baai van Ansoe be reikt, wkar een rivier en een waterval gevonden werden, die uitmuntend drinkwater opleverden. De ankerplaats voor Ansoe wordt een veilige reede genoemd. Ter genoemde plaats woei de Neder!, vlag van de woningen der hoofden. De bevolking was zachtzinnig en toenaderendzelfs bij vrouwen, jong en oud, was dit te bespeuren. De vertrouwelijk heid ging zoover, dat de heeren Langeveldt en Swaan bij het bezoek van een kampong bij den arm getrokken en naar een afgeschoten vertrekje geleid werden, waar het uitgedroogde en uitge rookte lijk van den vroegeren Corano, als mummie op een kleine baleh-baleh in een zittende houding geplaatst, te zien was. Aan die mummie werd alle eerbied bewezen. Eerst na 4 of 5 jaren zou hij op Papoesehe wijze begraven worden. Volgens von Eozenberg wordt het lijk in zittende houding met omhoog getrokken knieën op een rooster ge bracht, waaronder men gedurende een paar dagen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1