V/
De liberale partij heeft in het volgende jaar
veel te verliezen. De helft der tweede kamer
staat op het punt 'om vernieuwd te worden.
Mocht de minister Heemskerk aanleiding weten
te vinden om de kamer te ontbinden, dan
zouden nog gewichtiger kansen op het spel
staan. Met zijne populariteit gewapend zou
het hem misschien gelukken een goeden slag
te slaan en de natie te bewegen om
zooals de Arnhemsche courant het uitdrukt
„van de liberale oppositie in de kamer eene
voor het regeeren onmogelijke oppositie te
maken."
Voor de waarachtige belangen der liberale
partij zouden wij zulk eene gebeurtenis eene
ramp achten. Wij zijn nog niet bekeerd tot
het „heemskerkianisme." Ons vertrouwen op
het systeem van stilstand en aarzeling, dat
men in ons land conservatisme noemt, is te
zwak om niet met aandrang aan de liberale
vertegenwoordigers te vragen: „Zorgt dat gij
u niet onmogelijk maaktzorgt dat de kiezers
niet verleid worden eene scheiding te maken
tusschen uw liberalisme en het hunne, en het
laatste te gaan zoeken op plaatsen waar het,
naar onze vaste overtuiging, zeker niet te vin
den is."
Gelukkig schijnt op het oogenblik werkelijk
kans op vervulling van dien wensch te bestaan.
Bij de jongste adres-debatten zijn kortheid,
zelfbeheersching en kalmte op te merken ge
weest, niettegenstaande tot onvoorzichtigheid
aanleiding genoeg bestond. Niet de liberale
partij heeft in de tweede kamer debat uitge
lokt, maar de conservatieve. Geen woord is
gezegd dat krenken of verbitteren kon. Wij
hopen dat van de aanstaande begrootingsdis-
cussiën hetzelfde gezegd zal kunnen worden.
Meer dan ooit is het thans voor de liberalen
een levensquaestie, niets te zeggen of te doen
dat hunne krachten tegenover den sterken
tegenstander in den aanstaanden strijd, die
onvermijdelijk is, zou kunnen verminderen.
Nadat gisteren, zooals wij gemeld hebben, be
gonnen was met behulp van twee waterloopen
door den kistdam heen water in het voorste (natte)
gedeelte van het droge dok alhier te laten loo-
pen, is men daar heden weder mede opgehouden.
De reden hiervan was dat het water, zonder nog
den drempel van de afsluitingsklep tusschen het
natte en droge dok bereikt te hebben, heden nacht
omstreeks éen uur weder in het droge dok begon
door te dringen.
Men is nu begonnen de in den laatsten tijd
vóór die klep aangebrachte specie weder weg te
ruimen, teneinde maatregelen tegen dit kwaad
te nemen.
Heden hebben alhier de volgende uitlotingen in
provinciale geldleeningen plaats gehad:
In de leening van ƒ30,000 de nos. 2, 4,5,6,11,
20, 22, 23, 24, 27, 28 en 30.
In de leening van ƒ525,000 de n°®. 8, 18, 32,
42, 50, 56, 58, 103, 132, 152, 177, 244, 250, 259,
272, 287, 315, 331, 348, 362, 367, 382, 385, 397,
402, 434, 447, 455, 457, 482, 492 en 515.
In de leening van ƒ79,000 de n°". 32, 38 en 54.
In de leening van ƒ40,000 de n08. 2 en 9.
In de leening van 50,000 de n0ï. 8 en 39.
In de leening van ƒ60,000 de nos. 47 en 52.
Zooals door ons vroeger reeds gemeld werd viel
den brigadier-majoor der rijksveldwacht W. Tim-
„Maar ondertusschen zult ge verscheidene perso
nen ongelukkig gemaakt hebben, zooals uwe zuster
die u de grootste genegenheid toedraagt, geljjk ik
bewijzen kan, en freule Barfleur."
„Freule Barfleurriep Walter uit, opschrikken
de. „Die stelt geen belang in mij."
„Daarin vergist ge u," hernam de andere. „Sir
Leycester Barfleur is onlangs gestorven en zij is
nu eene rijke erfdochter."
„Juist de reden, waarom zij aan mij niet zal
denken."
„Wanhoop niet, maar kom terug!
„Ik heb u reeds gezegd, dat ik komen zal als
het tjjd is, maar niet eerder."
„Wilt ge me niet meêdeelen Wat uwe plannen
zijn?"
„Neen
„Hebt ge geld noodig? Ik ben bereid u er van
te voorzien."
„Neen."
„Dan is ons onderhoud afgeloopen."
„Nog eens moet ik u verzoeken, er geen rucht
baarheid aan te geven, dat ge mij gezien hebt."
„Ik kan de personen, die u genegenheid toedra
gen, niet in onzekerheid laten, en gij moest dat niet
vergen. Zoo gij, om bijzondere redenen, iu afzon
dering en onder een aangenomen naam verkiest
te leven, zal ik dat niet trachten te verhinderen,
hoezeer ik uw besluit betreur. Maar ik ben over
tuigd, dat ge spoedig tot andere inzichten zult
komen."
„Als ik dat doe, zal ik u schrijven."
mermans alhier op den lcn dezer het voorrecht
ten deel zijne 25jarige ambtsvervulling te her
denken en bij die gelegenheid van het personeel
der rijksveldwachters, den oud-procureur-generaal
bij het voormalig provinciaal gerechtshof in Zee
land en andere zijner chefs en vrienden ondub
belzinnige blijken van belangstelling te ontvangen.
Gisteren werd hem een nieuw bewijs van hoog
schatting geschonken door de heeren rechters en het
verdere personeel der arrondissements-rechtbank
alhier, door welke hem met een vereerend schrij
ven een fraaie armstoel, ter herinnering aan zijn
zilveren ambtsfeest, werd aangeboden.
Het adres, aan den gemeenteraad van Vlissin-
gen ingediend door F. Delvoije en G. A. Huij-
bregtse, om ondersteuning van een omnibusdienst
van het spoorwegstation en de havenwerken naai
de stad, wordt door vele ingezetenen bij adres
ondersteund. Een dier adressen draagt bijna 200
handteekeningen. Men wenscht ook onderstand
der provincie, dewijl de provinciale stoombooten
uit de haven afvaren.
De tweede kamer heeft gisteren in de afdee-
lingen verschillende kleine wetsontwerpen onder
zocht, waaronder dat tot verkoop van spoorweg-
grond in de gemeente Middelburg aan H. C. A.
de Bruijn en dat tot verandering der grenzen van
eenige gemeenten in Zuid-Holland en Zeeland.
Heden is de Indische begrooting onderzocht.
De gezondheidstoestand van den heer Nierstrasz,
lid der tweede kamer, levert, na aanvankelijk
eenige neiging tot verbetering te hebben getoond,
weder meer reden tot bezorgdheid.
In het Belgische Office de publicité vindt men
de volgende opmerkingendie geen gunstige
„teekenen des tijds" voor den toestand in België
opleveren
1° Binnen acht dagen heeft de inhuldiging plaats
van het gedenkteeken, opgericht ter nagedachtenis
van Vande Weyer, een der stichters der Belgische
nationaliteit.
Er zal geene politieke redevoering gehouden
worden bij dit feeat, dat ter eere van den politie-
ken man ingesteld is. Want er zou eene demon
stratie kunnen plaats grijpen.
2° Binnen twee dagen zal de koning eene groote
revue houden, ter gelegenheid der Septemberfeesten.
De burgerwacht wordt niet bijeengeroepen. Want
er zou eene demonstratie kunnen plaats grijpen.
3° Binnen zes weken zal de wetgevende zitting
geopend worden.
Er zal geene troonrede gehouden worden.
Indien de koning de opening der kamers volbracht,
zou men de burgerwacht moeten bijeenroepen.
Men zal er zich wel voor wachten.
Want er zou eene demonstratie kunnen plaats
grijpen.
De Amsterdamsche afdeeling der Yereeniging
tot afschaffing van sterken drank heeft bij adres
den minister van oorlog gewezen op de betreurens
waardige schandalen, die te Amsterdam zijn voor
gevallen tengevolge van dronkenschap bij schutters
en huzaren.
„Mocht de minister vragen, zoo wordt in dat
adres gezegd, wat er kan gedaan worden om
het drankgebruik bij den Nederlandschen soldaat
te verminderen, wij zouden voorstellen niet enkel
de schuldigen, de misbruikers te straffen, maar
het misbruik te voorkomen door niet langer ster
ken drank in de kazernes te dulden; door in het
geheele land voor alle slijters een verbod uit te
lokken om aan soldaten of schutters, wanneer zij
wapens dragen, sterken drank te tappen. Dat
„Neen, schrijf dan aan sir Bridgnorth Charlton.
Hij doet nasporingen naar u, en heeft aanspraak
om ingelicht te worden. Gij kunt brieven voor
hem adresseeren aan het Grosvenor Hotel. Hjj is
op dit oogenblik in de stad."
„Dat zal ik in dat geval doen. En nu, eer wij
scheiden moet ge mij uw woord geven dat ge mij
niet zult volgen, noch pogingen zult doen om mijne
verblijfplaats uit te vinden. Bij de ontdekking
zoudt ge ook niets winnen."
„Ik geef u mijn woord," ze! de andere.
„Genoeg dan," hernam Walter. „Ik dank u
voor de moeite, die ge in mijn belang genomen
hebt. Adieu
Toen Walter de kamer verliet, vond hij den
kapper verdacht dicht bij de glazen deur staan,
ofschoon hij zich met iets aan de toonbank bezig
hield. Het kwam hem voor, dat Sigebert's ma
nieren eerbiediger jegens hem waren dan straks.
Toen Walter voor de verrichte moeite betaalde,
riep de kapper uit:
„O mijnheer, ik vrees dat ge u het verlies van
uw baard zult beklagen! Uw beste vriend zou
u niet meer herkennen, zóo zijt ge er door ver
anderd. Doch wijt het mij niet; ik heb mijn best
gedaan, om het u af te raden."
Toen Sigebert den jongen man met eene buiging
uitliet keek hij hem een oogenblik na en zag dat
hij den weg naar de brug insloeg, waarop hij een
veelbeteekenend gebaar tegen zjjne vrouw maakte.
Op dit oogenblik kwam de rijzige gentleman te
voorschijn en ging, daar hij niets te betalen had,
verbod zoude strengelijk moeten gehandhaafd, de
overtreders, tappers of slijters, met zware gelde
lijke boete gestraft worden ingeval van overtre
ding, welke gelden zouden kunnen worden aange
wend om de kazernen tot een aangenamer, tot een
beter „tehuis" voor den soldaat te maken, om al
daar de eonversatiezalen van allerlei geriefelijkheden
te voorzien, op welke zalen geen sterken drank
zoude mogen verkocht worden,"
Gisteren ochtend werd te kwart voor twaalf
ure het personeel van 's rijks marinewerf te
Amsterdam bijeengeroepen. De vice-admiraal-
directeur en kommandant, de heer Brutel de la
Rivière, maakte het personeel, als gevolg zijner
mededeeling aan den minister van marine, bekend
met een dagorder van genoemden minister, waarin
deze zijnen hartelijken dank betuigde voor de
flinke ordelijke wijze, waarop genoemd personeel
zich tijdens de rustverstoringen in de hoofdstad
had gedragen, hetgeen hem tevens een bewijs
was van den goeden geest en de gehechtheid aan
de regeering, die onder hen heerschte. De direc
teur en kommandant deelde het personeel verder
mede gemachtigd te zijn hun een halven dag
vrij van werk te geven, natuurlijk met behoud
van daggeld. Een „leve onze admiraal" en een
daverend hoerawas het antwoord op deze toe
spraak, waarna het personeel in een vroolijke
stemming de werf verliet. (Stand.)
In de gemeenteraad van Amsterdam is giste
ren eene belangrijke discussie gevoerd over de
jongste ongeregeldheden. De zitting werd door
een aantal belangstellenden bijgewoond. Bij het
openen der vergadering wenschte de heer Luden,
het oudste lid in jaren, in eene geschreven toe
spraak burgemeester en wethouders geluk met de
door hen aan den dag gelegde vastberadenheid,
waarvan de prijzenswaardigheid niet verminderd
werd door de overdrijving, waarmede sommige
bevelen van het gemeentebestuur waren uitgeroerd.
Hij eindigde met de raadsleden voor te stellen,
als een bewijs dat door hen met zijne woorden
werd ingestemdvan hunne zitplaatsen op te
staan, aan welk verzoek eenparig voldaan werd.
Later bij het behandelen van een adres van den
heer J. ten Cate, die op eene stille buurt, naar
zijn huis gaande, van een hem achterop rijdend
huzaar een paar sabelhouwen gekregen heeft, werd
de eigenlijke discussie gevoerd. De heer van
Nierop, zich aansluitende aan de gebrachte hulde
aan den ijver en de preventieve maatregelen van
het gemeentebestuur, beweerde dat de politie en
de militairen in drieërlei opzicht misbruik van
macht hadden gemaakt. Zij hadden, terwijl alleen
samenscholingen van meer dan vijf personen ver
boden waren, aanvallen gedaan op alleenloopende
personen, die toch niet in hun eentje konden samen
scholen. Zij waren, in strijd met het grondwettig
recht der ingezetenen, woningen (koffiehuizen) bin
nengetreden en hadden, zonder daartoe bekomen
bevel van de bevoegde macht en buiten tegen
woordigheid van eenige door de wet aangewezen
autoriteit, die woningen doen ontruimen. Zij had
den eindelijk, met inbreuk op het recht van ver-
eeniging en vergadering, sociëteiten doen ontruimen.
Op grond van een en ander wenschte hij een
onderzoek, teneinde de militairen het wanbegrip
af te leeren dat zij, zoodra de burgemeester hun
hulp had ingeroepen, doen mochten wat zij wilden
en niet, even goed als ieder burger, de wetten
van den staat hadden te eerbiedigen.
De heeren de Vries en van Tienhoven namen
de partij op voor de militairen. Men moet niet
vergeten dat ook van hen 43 gewond waren, dat
men hen op alle manieren getergd had en dat 240
steenen op het Koningsplein waren gevonden, die
in de eerste plaats voor hunne hoofden bestemd
eenvoudig met eene dankbetuiging de deur uit.
Daar er juist een ledig huurrijtuig voorbij reed,
stapte hij er dadelijk in en liet zich naar het
Grosvenor Hotel brengen.
Onderwijl had Sigebert zijn voorschoot afgedaan
en zijn hoed opgezet, gaf een knikje aan zijne
vrouw en volgde Walter die nog niet uit het ge
zicht was en door zijne lange gestalte gemakkelijk
in 't oog kon gehouden worden.
V.
SOMNEÏ.
Op zijn terugweg ging Walter een grooten
winkel van gemaakte kleederen in, om 'teen en
ander te koopen, geenszins vermoedende dat hij
door Sigebert gevolgd werd. Na zich van 't be-
noodigde voorzien en het adres opgegeven te hebben
waar het pakje bezorgd moest worden, zette hij
zijne wandeling voort.
Eerst toen hij in zijn huis Was teruggekeerd
was Sigebert voldaan en zelfs toen nog bleef deze
eene poos in den omtrek ronddwalen.
Er scheen met Walter een mysterie in verband
te staan, dat de nieuwsgierigheid van den kapper
ten hoogste prikkelde en dat hij besloot te ont
raadselen.
„Wel, mijnheer, waar hebt ge uw baard gelaten?"
riep juffrouw Hartley uit, toen Walter binnentrad.
„Bij den barbier," antwoordde hij lachend.
waren. Ook de heer Holtzman sloot zich hierbij
aan, die meende dat als men alle geheime stuk
ken openbaar maakte, de burgerij wel in het ge
beurde berusten zou.
De burgemeester herhaalde zijne reeds vroeger
afgelegde verklaring, dat het hem leed deed indien
door misvatting zijner bevelen sommigen nadeel
hadden ondervonden. Hij had gedaan wat hij kon
om dat te voorkomen. Hij dankte zoowel den
heer Luden als de andere raadsleden voor hunne
welwillende woorden.
De heer van Nierop ontving, ook bij zijne repliek,
herhaaldelijk blijken van instemming van de zijde
der talrijke toehoorders.
De slotsom was dat de raad met 31 tegen 2
stemmen het voorstel des burgemeesters aannam
om te verklaren, dat het adres tot geen onderzoek
van gemeentewege kon aanleiding geven, maar bij
de justitie thuis behoorde. Ook op een latere
interpellatie van den heer van Nierop, gaf de bur
gemeester hetzelfde antwoord.
De luitenant-generaal van Swieten wederlegt
in een ingezonden stuk in het Vaderland de vaak
tegen hem, onder zoovele andere beschuldigin
gen ingebrachte grief dat bij het vestigen van
het kampement te Kotta Radja niet op de eischen der
gezondheidsleer gelet zou zijn. Dat terrein, schrijft
hijwas het ruimstegezondste en beste dat op
het oogenblik verkrijgbaar was. Eeuwen lang
was het bewoond zonder dat over ongezondheid
geklaagd was. De gebouwen die er op stonden
werden alle omver gehaald en door nieuwe, goed
ingerichte vervangen. Men legt bovendien aan
de officieren van gezondheid, evenals aan den gene
raal zei ven, herhaaldelijk woorden in den mond,
die zij nimmer gebezigd hebben.
Aan het Vaderland schrijft men het volgende
De mal, bestemd om voor het ramtorenschip
„De Koning der Nederlanden" de diepte te
onderzoeken van de geul in de Noordzeehaven,
heeft Zaterdag met den besten uitslag een nieuwen
proeftocht verricht.
Ofschoon het water reeds p. m. 4 decimeter geval
len was, toen de monding tusschen de pieren (hoof
den) werd bereikt, kwam de mal ongehinderd in zee.
Toch ligt het ramtorenschip nog steeds binnen
de sluizen in het kanaal, tor wijl het te vreezen
is, dat de storm van den jongsten nacht en heden
weer ongunstige zandverplaatsingen ten gevolge
hebben zal.
Zonder nieuwe peilingen en proefvaart met de
mal, zal het schip dus zeker ook de reis nog niet
durven wagen, daar de kommandant den kost
baren bodem niet in beweging zal zetten zonder
van een goeden uitslag zeker te zijn. De stroo
ming verbiedt om vóór hoogwater den tocht te
beproeven, en indien het schip dus vastraakte,
zou alle hoop op losraken vervlogen zijn voordat
de volgende vloed opnieuw was ingevallen, en kon
het weer in dien tijd wel eens gevaarlijk veran
derd zijn. Tenzij wij dus spoedig meer standvastig
stil weder krijgen, is de vrees niet ongegrond,
dat het schip in het kanaal zal moeten overwin
teren, al zal het kanaal tegen 1 November wis
kunnen opengesteld worden voor de kleine vaart.
Op de vergadering te Bremen van de vereeni-
ging ter codificatie en hervorming van het vol
kenrecht waren 60 leden tegenwoordig. Tot leden
van het bureel zijn benoemd de heeren: Travers
Twiss uit Londen (president); dr. Jacques, uit
Weenende geheimraad Borchardt uit Berlijn
de geheimraad Krügeruit Zwedenen de heer
Meijer uit Bremen. Nederland was vertegenwoor
digd door de heeren BachieneBredius en Komijn
uit 's Hage en Wertheim uit Amsterdam. In de
eerste plaats was aan de orde het rapport over
„Nu, ik kan niet zeggen dat het u beter staat.
Ik wenschte dat Rose u gezien had zooals ge
waart."
„Wat? Is uwe dochter teruggekomen?"
„Neen, maar ik verwacht haar spoedig. Zij is
te Harrow-on-the-Hill te logeeren geweest, zooals
ik geloof u gezegd te hebben, en ik ontvang daar
juist een brief waarin zij meldt, dat zij van daag
terugkomt. „Laat vader mij om twaalf uur aan
den Lambeth-steiger komen afhalenom mijn
valies te dragen," schrijft zij; maar ik vrees, dat
hij daarvoor niet tijdig genoeg te huis zal zijn."
„Nu, het zal mij het grootste genoegen doen
haar te gaan afhalen en haar valies te dragen,"
zei Walter.
„Maar ge zult haar niet kennen."
„Dat zal ik wèl, als ge mij maar eene beschrij
ving van haar geeft. Waarschijnlijk is zij niet
heel groot?"
„Neen, eerder klein."
„Een lief gezichtje?"
„Als ik het zeggen mag, ja."
„Blozend van kleur?"
„Hoe aardig dat ge dat allemaal raadt! Ja, zij
ziet er uit als een roos."
„Dat is zeker de reden dat zij Rose heet. En
hare oogen? zwart, blauw, grijs of
„Rose heeft lichtblauwe oogen. Maar hoe kan
ik zoo dom wezen! Hier is haar photographisch
portret, en 't gelijkt heel goed."
(Wordt vertolgd)t