Telegraphische berichten.
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r wij s.
HL
Juffrouw Hartley achtte het noodig zich bij
Kerknieuws.
Marine en leger.
Kunstnieuws.
TWEEDE KAMER.
Door den minister van financiën werd de staats-
begrooting voor 1877 ingediend met eene rede,
waaruit het volgende bleek.
Op den dienst van 1876 zal vermoedelijk een
tekort overblijven van éen millioen, dat gedekt zal
worden uit het voorschot over 1874, uit welk
laatste eventueel de buitengewone uitgaven over
1877 gevonden zullen worden. Deze laatste zijn,
in afwachting der optreding van den minister van
oorlog, nog achterwege gelaten.
De uitgaven over 1877 worden geraamd op
1174 millioen, met inbegrip van 10 millioen voor
de spoorwegen, bijna 27 millioen nationale schuld,
3§ millioen buitengewone uitgaven voor het depar
tement van oorlog en het vestingstelsel.
De begrooting is gezamenlijk, na aftrek der
verminderingen, f millioen hooger dan die over
1876. Onder meer zijn verhoogingen aangevraagd
tot verbetering der bezoldigingen van het personeel
der gezanten en consuls; tot uitbreiding der veld-
Wacht en verhooging barer bezoldigingtot aan
bouw van een rijkskrankzinnigengesticht; tot
reorganisatie van het korps ambtenaren van den
waterstaat; tot uitbreiding van het hooger en lager
onderwijs, voor dit laatste ƒ42,900; voor de op
richting eener normaalschool voor onderwijzers in
het teekenen; voor het postwezen en de telegrafie
voor marine drie ton; voor oorlog een halve ton.
De middelen worden geraamd, met inbegrip der
gewone en buitengewone Indische, op 107,066,620,
waaronder de opbrengst der belastingen 34 millioen
meer dan over 1876, zijnde nog anderhalf millioen
beneden de werkelijke opbrengst van 1875. Alzoo
bestaat voorloopig, behoudens de latere nieuwe
defensie-uitgaven, een tekort van 84 millioen.
De minister wil dit voorshands dekken door
uitgifte van schatkistbiljetten, na beschikking
over het saldo van 1874, ten bedrage van bijna
6 millioen voor het aanleggen en subsidieeren van
spoorwegen.
Voor de uitgaven voor den vestingbouw en
andere oorlogsuitgaven zal desnoods eene geld-
leening moeten gesloten worden, ondanks de ver
moedelijke stijging der middelen over 1866 en 1877.
Althans de minister gelooft dat het oogenblik
nadertwaarop eene beslissing genomen moet
worden om de buitengewone middelen voor der
gelijke uitgaven aan te wijzen.
De discussiën werden gevoerd over het adres
tan antwoord op de troonrede. De heer de Ca-
sembroot vroeg inlichtingen omtrent de jongste
crisis, onder betuiging zijner verwondering, dat de
heer Kappeyne, als leider der liberale- en het hoofd
der hervormingspartij, niet een ministerie samen
gesteld had.
De minister Heemskerk herhaalde nagenoeg zijne
in de eerste kamer afgelegde verklaring. Na de
aanvankelijke weigering van het ontslag door den
koning had het ministerie verzocht, dat de tegen
partij in de gelegenheid gesteld zou worden om te
verklaren of zij bereid was de leiding der zaken
te aanvaarden.
Na overleg gehouden te hebben met den heer
Kappeyne, had de koning het ministerie verzocht
óm het verzoek tot ontslag terug te nemen, op
grond van 's konings overtuiging, dat noch de con-
stituticneele eischen noch 's lands belang eene wij
ziging van het kabinet vorderden.
De regeering blijft ten volle verantwoordelijk
en staat op een vast grondwettig standpunt. Zij
behoeft natuurlijk den steun der kamers. Mocht
die ontbreken, dan zal de regeering moeten over
wegen.
De heer Kappeijne verklaarde toevallig te Ge-
üève vernomen te hebbendat naar hem gevraagd
was. Daarop had hij zelf geïnformeerd en was
teruggekomen.
het Lambeth Paleis en zag, bij den steiger aan
het einde der brug staande, de booten aankomen
en vertrekken, passagiers ontschepende en er weêr
Wegvoerende.
Dit levendige tooneel hield hem aangenaam
bezig. Onder degenen die zich inscheepten merkte
hij een lang tenger man in zwarte kleeding op,
wiens scherp geteekende gelaatstrekken hem ge
meenzaam bekend waren.
De bedoelde persoon kwam maar juist bij tijds
aan boord en zoodra hij op het dek was zette de
boot zich in beweging en stevende naar de over.
Zijde der rivier.
Zij Was nog niet ver gevorderd toen de lange
tengere man Walter in 't oog kreeg en bijna ver-
Schrikte.
Zij bleven elkander aanstaren zoo lang de boot
in 't gezicht was, maar gaven elkander geen
teeken van herkenning.
Het zien van dien persoon, wie hij zijn mocht,
scheen eene reeks van smartelijke herinneringen bij
Walter op te wekken.
Hij zette zich op eene bank neder en bleef
eenigen tijd gedachteloos naar het woelige too
neel op de rivier staren.
Langzamerhand kreeg hij zijne kalmte weêr en
in opgeruimder stemming keerde hij naar het huis
in Spencer's Rents terug.
Eerst nu blijkt, dat hij op advies van het minis
terie is ontboden. Wat betreft de opdracht tot
vorming van een kabinet, daarvan is in het on
derhoud met den koning geen sprake geweest,
terwijl liet hem was gebleken, dat de meerderheid
van het ministerie, waaronder ook de heer Heems
kerk, geen bezwaar maakte om aan te blijven.
Beamende, dat het votum over de militiewet geen
politiek votum was geweest, adviseerde hij tot
het aanblijven van het tegenwoordige kabinet,
onder voorwaarde evenwel, dat het geen andere
politieke wetten zou behandelen dan de onder
wijswet.
In afwachting daarvan behoort de oppositie
tegenover het kabinet een loyale houding aan te
nemen. Blijkt het echter dat het ministerie niet
onder die voorwaarde is aangebleven, dan blijft
de verhouding tusschen het kabinet en de oppositie
ongepraejudicieerd door zijn advies aan den koning,
en dan staan beide geheel vrij [tegenover elkander.
De heer Teding van Rerkhout noemde dit een
onhoudbaren toestand. Het blijkt dat het ministe
rie niet volkomen onafhankelijk is van de liberale
partij.
De minister ontkende dit. Hij vroeg of de heep-
Kappeijne al dan niet op den 9en Augustus namens
ofop last van den koning geraadpleegd was over
de opdracht van het ministerie Omtrent het
advies betrekkelijk de schoolwet was het kabinet
geheel vrij; er was geenerlei voorwaarde mede
gedeeld. De schoolwet zou gekomen zijn.
De heer Kappeijne verklaarde dat hij op den 9™
Augustus niets anders gekregen had dan de me-
dedeeling, dat de koning hem den 14en ontvangen
zou.
De heer Idzerda verklaarde daarop, dat de libe
rale partij zich niet onmachtig had verklaard om
de regeering te aanvaarden.
De heer Begram constateerde, dat de opdracht
tot vorming van een kabinet aan den heer Kappeijne
gegeven was, doch dit werd door dezen laatste
ontkend.
Do algemeene beraadslaging werd hierop geslo
ten. Morgen wordt tot de behandeling der para
grafen overgegaan.
Bij den zangerswedstrijd te Amsterdam zijn
alsnog de volgende prijzen toegekend:
Derde afdeeling, le prijs Union et fraternité van
Laeken; 2e prijs Koormaatschappij de Eendracht
van Ledenberg van Gent; 3° prijs Cerele Albert
Grisar van Antwerpen4e prijs Les artisans Lyri-
ques van St. Josse ten Noode; 5e prijs Manner-
gesangverein van Neuss; 6e prijs niet toegekend,
vierde afdeeling, le prijs Rotterdam's Mannenkoor
2e prijs Société Royale l'Orpheon van Brussel
3® prijs Oefening baart kunst van Amsterdam
4e prijs Solinger Sangerbund van Solingen4'e
prijs Orpheus van Dresden6® prijs Manner-
gesangverein van Hüls.
De éereprijs, bestaande in een gouden dirigeer
stok werd toegekend aan Rotterdam's Mannen
koor.
burgemeesters. Herbenoemd tot burgemeester
van Bruiuisse C. M. Voorbeytel, met ingang van
15 October a.
notarissen. Op verzoek eervol ontslag verleend
aan W. S. G. T. Post als notaris te Eek en Wiel.
Op de vergadering der afdeeling van „Volks
onderwijs" te Oostburg, waaromtrent in ons
nommer van 20 dezer een en ander werd mede
gedeeld, zijn ook nog besproken de prijsuitdeelingen
WIJ MAKEN KENNIS MET DE HEEEEN TANKEND,
IAKKINS EN PLEDGEE DAPP.
Het theegoed was in het voorkamertje gereed
gezet. Walter dronk er op zijn gemak een kop
thee met juffer Hartley en bracht den tijd met
haar in aanhoudend gesprek door. Hij begon
groote achting voor de goede vrouw op te vatten
en het oor aan hare raadgevingen te leenen.
Hartley kwam pas te huis toen de tijd voor
den avondmaaltijd naderde en bracht eenbevrien-
den buurman meê, dien hij als mijnheer Tankard
voorstelde.
Mijnheer Tankard was in zijne soort een deftig
personagekort en dik, met een rood gezicht, eene
luide stem en gebiedende manieren, en statig in
het zwart gekleed. Eenige zijner vrienden namen
wel eens een loopje met hem, maar Hartley ver
oorloofde zich zulk eene vrijheid niet. Tankard
was hofmeester in eene voorname familie geweest,
voordat hij zich in zaken vestigde op den Lam-
beth-weg, waar hij nu een grooten porselein- en
glaswinkel had.
Ofschoon mijnheer Tankard doorgaans zeer te
ruggetrokken en hoog was, liet hij zich nu tot
Walter neer en bejegende hem met ongewone
vriendelijkheid.
„Het uitzicht van dien jongen mah bevalt mij,"
fluisterde hij Hartley vrij hoorbaar toe.
n de school, tengevolge van de provinciale subsidie
ten bedrage van 2000 verleend, om de kinderen
van minvermogenden en behoeftigen te beloonen
voor trouw schoolbezoek.
Uit de besprekingen bleek, dat de aanwezige
hoofdonderwijzers zich tegen het tegenwoordige
stelsel verklaarden en voor de oprichting van
schoolbibliotheken waren; dat in dit schooldis
trict slechts zes gemeenten hoogst waarschijn-
ijk om de daaraan verbonden bezwarende bepa
lingen van de aangeboden subsidie gebruik
gemaakt hadden enz.
Na re- en dupliek stelde de voorzitter de vol
gende motie voor:
„De vergadering, gehoord de verschillende op
merkingen voor- en tegen de wijze, waarop uit
voering gegeven wordt aan het besluit der provin
ciale staten, strekkende om eene subsidie te geven
van/2000 ter belooning van het getrouw school
bezoek van kinderen var. min- en onvermogenden,
acht het om het gewicht der zaak wenschelijk,
dat ieder in zijn kring de werking daarvan naga
en brengt dit punt als eerste punt ter behande
ling op de agenda der volgende vergadering."
Deze motie werd met algemeene stemmen aan
genomen.
Op eene vergadering te Oostburg gehouden
onder voorzitterschap van den districts-schoolop-
ziener, tot herziening van de wettelijke bepalingen
betreffende de onderwijzersgezelsehappen in het
district, welke vergadering door 24 hoofd- en hulp
onderwijzers werd bijgewoondis het volgende
reglement vastgesteld.
Er zullen vier vergaderingen per jaar gehouden
worden; op elke vergadering worden drie vraag
punten behandeld, een van welke van paedagogi-
schen aard moet zijn. De vergadering in Augustus
behoudt het karakter eener feestvergadering en
wordt telken j are in eene andere gemeente gehouden,
welke gemeente op de Augustus-vergadering een
jaar vooruit met volstrekte meerderheid van stem
men wordt aangewezen. De jaarlijksche bijdrage
is bepaald op 1,50.
Elk vraagpunt zal op de vergaderingen worden
ingeleid door een lid, dat zich daartoe vrijwillig
aanbiedt, of bij gebreke daarvan door de leden,
aangewezen bij toerbeurt. De inleiding mag mon
deling en schriftelijk plaats hebben en kan aan
een ander worden overgedragenbij niet-vervulling
van de verplichting in dezen betaalt men eene
boete van éen gulden.
Alle aanwezige onderwijzers op een na traden
toe tot de vernieuwde vereeniging; het bestuur
werd verder voltallig gemaakt door de herkiezing
van den heer de Graaf, hoofdonderwijzer te Water
landkerkje, en den heer Kohier, hoofdonderwijzer
aan de bijzondere school te Groede.
De eerste vergadering zal gehouden worden in
October. (WM. v. Z. VI.)
Door den gemeenteraad van 's Hertogen
bosch. is benoemd tot directeur der koninklijke
school voor nuttige en beeldende kunsten de heer
J. Th. Straeké, beeldhouwer te Trier.
Beroepen bij de N. H. gemeente te Bruinisse,
de heer A. van Griethuizen, predikant te Overschie.
Bedankt voor het beroep bij de N. H. ge
meente van Bath en BiHand, door den heer
J. van Belkum, candidaat.
Met den te Ossendreeht beroepen predikant
J. J. Oudegeest van Wier, stonden aldaar op het
zestal de predikanten S. G. Geertsema Beckeringh
te Kleverskerke, W. van Dam te Upendam, W.
Mekking te Donherbroek en Haule, H. Muntendam
te Made en J. A. F. Sperna Wieland te Bergeik.
Uit Opheusden schrijft men aan het Haag-
sche Dagblad het volgende:
Met de twisten op kerkelijk gebied is het te-
mijnheer Tankard te excuseeren over de eenvou
digheid van den avondmaaltijd. Had zij kunnen
denken dat zij de eer en het genoegen van zijn
gezelschap zou hebben gehad, zij zou voor wat
beters gezorgd hebben. Maar mijnheer Tankard
verwaardigde zich haar gerust te stellen met de
meêdeeling, dat hij het zoo nauw niet nam.
Juffer Hartley wist wel beterhet was haar be
kend, dat hij het integendeel heel nauw nam. Zij
deed echter wat in de omstandigheden mogelijk
was, maakte nog een extra-gerechtje waar hij zeer op
gesteld was en bracht hem ale met geroosterd
brood er in; en daarmee was hij nu tamelijk wel
tevreden.
Na het eten vroeg Hartley zijn gast, of hij niet
eene pijp wilde opsteken. Mijnheer Tankard had
daar niets tegen en te gelijk kwam eene flesch
schotsche whisky op tafel.
Nauwelijks waren de pijpen opgestoken, of het
gezelschap werd vermeerderd door de heeren Pled
ger Dapp en Larkins, die Hartley verwacht scheen
te hebben, ofschoon hij er niets van tegen zijne
vrouw had gezegd.
Pledger Dapp, een klein levendig manneke, was
kok en banketbakker in de Yorkstraat en Larkins
had in den zelfden omtrek eene groentenering en
ging uit tafeldienen. Zij werkten samen met
mijnheer Tankard en elk hunner recommandeerde
zijne vrienden, waar er maar gelegenheid toe was.
Er werden nog meer glazen op tafel gezet, er
kwam nog meer heet water, en ieder zond zijn
rookwolken omhoog,
genwoordig zeer rustig. De gevangenisstraf, door
een 35tal personen reeds ondergaan, heeft daarop
zeker goeden invloed uitgeoefend. Naar men ver
neemt heeft echter de heer W. Geurte, die als
aanvoerder van een der partijen (tevens kerkvoogd)
tot 6 weken cellulaire gevangenisstraf werd ver
oordeeld, tot nu toe die straf niet ondergaan. De
kerk blijft hier nog steeds onder het beheer van
een dubbel college van kerkvoogden; voorshands
is het dan ook niet te voorzien dat de quaestie
tot een goed einde zal gebracht worden of dat
de gemeente weder in het ongestoord bezit van
een predikant zal geraken.
Met den laatsten October a. worden de 2® luite
nants bij het korps mariniers A. P. Timmers
en L. H. J. L. Vogelvanger, kommandeerende het
detachement mariniers, respectievelijk ingescheept
aan boord van Zr. M®. wachtschepen te Willems
oord en Hellevoetsluis, ter beschikking gesteld van
den kommandant van voorschreven korps en met
den eersten November daaraanvolgende vervangen
door de 1® luitenants J. H. van Wely en W. J.
Paehlig.
De deelneming aan het feest van het 25jarig
bestaan der Amsterdamsche zangvereeniging
Amstel's Mannenkoor is buitengewoon groot
en bewijst dat deze vereeniging zich niet alleen
in de hoofdstad, maar ook daar buiten een goeden
naam verworven heeft, welke zij zich waardig
heeft gemaakt door hare ijverige medewerking bij
een aantal openbare feesten, te Amsterdam of
elders gevierd. Het driehonderdjarig bestaan der
Leidsche hoogeschool, het 75jarig bestaan der
Hollandsche maatschappij van fraaie kunsten en
wetenschappen werden door Amstel's Mannenkoor
opgeluisterd; geen groote ramp had in ons land
of in het buitenland plaats of de vereeniging
bracht door hare uitvoeringen krachtig tot de
leniging het hare bij.
Zij stelde zich bij de oprichting het edele doel
voor oogen om de eigen taal des volks, door dat
volk zelf miskend en onharmonisch genoemd, op
nieuw in het lied in te voeren, om den miskenden
Nederlandschen toonkunstenaren hulp te bieden
en de gelegenheid te verschaffen de garen van
hunnen geest te doen schitteren.
Was dit pogen aanvankelijk ook gering en was
de strijd tegen vooroordeel en miskenning zwaar,
het vond al rasdoor toonkunstenaars en dichters
gesteund, grooter bijval.
De leuze: „Neêrland's zonen kweeken Neder-
landsche kunst", vóór 25 jaren aangeheven, klonk
in Nederland en daar buiten krachtig door, vond
meer en meer instemming en loste zich op in het
heerlijkst accoord.
Zaterdag avond te 7 uren namen de wedstrijden
der eerste en tweede afdeelingen (A en B) een
aanvang, de eerste in het Parklokaal, de tweede
in het Paleis van Volksvlijt.
In de eerste afdeeling werd de 1" prijs, een
gouden medaille, uitgeloofd door den beschermheer
der vereeniging m*. C. H. B. Boot, benevens 300,
behaald door Breda's Mannenkoor; 2e een gouden
medaille, uitgeloofd door notabelen van Amsterdam,
benevens 100door het Deventer Mannenkoor
3e een gouden medaille, uitgeloofd door Amstel's
Mannenkoor, door Sappho van Hoorn; 4® verguld
zilveren medaille, door Gorinchem's Mannenkoor
Caeeilia, en 5e prijs, zilveren medaille, door Mon-
nikendam's Mannenkoor. De jury bestond voor
den wedstrijd in het Parklokaal uit de heeren
Verhulst, Coenen, de Lange, Stille, Abt, Boers
en Fischer.
In de tweede afdeeling was de uitslag als volgt
De kamer stond weldra zoo vol rook, dat juf
frouw Hartley het niet langer kon uithouden en
de vlucht naar de keuken nam.
Het ging zeer vroolijk onder de aanwezigen toe
en zij lachten hartelijk om elkanders vertellingen,
die voornamelijk hunne klanten betroffen.
Eindelijk gelukte het Hartley om Walter op
den voorgrond te breDgen, door hem rechtstreeks
in het gesprek te betrekken.
„Ik heb het oordeel van de heeren omtrent
mijn jongen vriend hier eens noodig," zei hij, de
pijp uit den mond nemende. „Hij is voornemens
dienst te nemen bij de cavalerie, maar ik vind
het jammer dat zulk een knap jongman zich zoo
zou wegwerpen. Wat zeggen de heeren er van
Na een teugje grog genomen te hebben ant
woordde de persoon, tot wien de vraag hoofdza
kelijk gericht was
„Dat zou zonde en jammer wezen. Voorzeker
zou hij een knap figuur in de garde maken, maar
nog veel beter zou hij zich als lakei voordoen."
„Veel beter 1" bevestigden Pledger Dapp en
Larkins.
„Ik schaam mij niet te zeggen, dat ik mijn le
ven als page begonnen ben," zei Tankard, „en ge
ziet waar ik het toe gebracht heb."
„'t Is geen geheim dat ik kok in eene aanzienlij
ke familie ben geweest, voordat ik mij als ban
ketbakker neerzette," verklaarde Pledger Dapp.
Wordt vervolg^)'