N°. 228.
119e Jaargang.
1876.
Dinsdag
26 September.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 8/m, franco f 3,50.
Afzonderlijko nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiën 20 Cent per regel,
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte,
Hoofdagent voor België en Frankrijk; de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
B E R I O Et T.
Zij, die zich vóór 1 October 1876
op deze courant abonneeren, ontvangen
de nog in dit kwartaal verschijnende
nommers gratis.
Middelburg, 25 September.
Chetwynd Calverley.
MIDDELBIIRGSC
COURANT.
Het in ons vorig nommer opgenomen telegram
betreffende de krijgsverrichtingen in A'tehin, wordt
in de Staatscourant aldus medegedeeld:
„Den 4en dezer is de generaal-majoor Wiggers
van Kerehem met drie colonnes (het 3e, 12e en 14e
bataljon) uitgerukt ter bevestiging onzer Noord
oostelijke linie. Van Oleh Karang trokken de
troepen, na de versterkte kampong Toeklad ge
nomen te hebben, naar Lannjong, dat na hevigen
tegenstand bezet werd. Aan onze zijde sneuvel
den 7 minderen, terwijl de majoor Ruempol, de
luitenants Yerploegh en van Driest en 44 minde
ren gewond werden. Door het ontijdig springen
van een granaat werd ook de luitenant-adjudant
van Vooren gewond. De eerstvolgende dagen
werden besteed tot het aanleggen eener verster
king te Lannjong en tot het bouwen eener brug
ter verzekering der gemeenschap met Oleh-Karang
en Lamprit. Bij het terugdrijven van den inden
omtrek talrijken vijand en bij verkenningen sneu
velde êen mindere en werden 9 minderen en 8
koelies gewond.
„Omtrent den algemeenen gezondheidstoestand
wordt gemeld dat zich slechts een enkel cholera
geval had voorgedaan, doch dat koortsen en buik
ziekten vermeerderen."
Door de meeste directeuren van huizen van
verzekering in Nederland is een adres tot den
minister van justitie gericht en aan de 2- kamer
medegedeeld om hunne jaarwedden te verhoogen,
zoodanig „dat die met de gewijzigde prijzen dei-
eerste levensbehoeften in overeenstemming komen."
Adressanten wijzen er in dat stuk op dat hunne
bezoldiging geregeld is bij koninklijk besluit van
den llen December 1822 N° 156. De na dien tijd
toegekende verhoogingen strekken alleen tot ge
deeltelijke goedmaking van het verlies van som
mige emolumenten, zoodat naar waarheid gezegd
kan worden dat de traktementen sedert 54 jaren
19
Naar Jiet Engelsch van W. Harrison Ainsivorlh.
BOEK III.
Walter- Licidel.
{Vervolg.)
Walter kon zich, toen hij de oogen opende, niet
voorstellen waar hij was, doch langzamerhand
keerde de herinnering van al het gebeurde bij
hem terug.
„Denk maar aan den afgeloopen nacht niet meer,"
zei Hartley, toen hij de smartelijke uitdrukking
op het gelaat van zijn gast waarnam, „'tls nu
bijna middag, maar als ge nog te veel vermoeid
zijt, zal ik later terug komen."
„Bijna middag!" riep Walter uit, zich gereed
makende om uit het bed te springen. „Ik had
reeds sedert uren op moeten zijn."
Hartley verwijderde zich en zijn gast begon
toilet te maken met eene zorg, die bewees dat hij
vroegere gewoonten nog niet vaarwel had gezegd.
Daarmede bezig zijnde kon hij niet nalaten de
kamer eens rond te zien en nog meer dan den
vorigen avond werd hij getroffen door de stille
netheid. Alles scheen op zijne juiste plaats te
staan. Het kwam hem bijna als eene ontwijding
niet alleen geen verhooging hebben ondergaan,
maar zelfs nog verminderd zijnniettegenstaande
de regeering in dien tijd de bezoldigingen van
andere rijksambtenarenook die der mindere be
ambten bij het gevangeniswezenverhoogd heeft.
Men schrijft ons uit Rotterdam:
Een vonnisdoor onze rechtbank gewezen,
levert eene merkwaardige bijdrage voor de beoor
deeling der werking van den zeepaccijns. Een
kleerbleeker werd door den fiscus vervolgd, omdat
bij zich aan de betaling van accijnsdien de
fiscus meende dat hij schuldig washad onttrok
ken. De man gebruikte namelijkom de vuile
wassehen zijner begunstigers te reinigen, geen zeep,
maar de ingrediëntenwaaruit zeep kan gemaakt
worden (namelijk oleine en loog). Aangezien nu
.wel de gefabriceerde zeepmaar niet de grond
stoffen waaruit zeep gemaakt kan worden, belast
zijnmeende onze bleeker dat hij geen accijns
schuldig was. De fiscus echter was van een an dei-
gevoelen en verdedigde dit voor de rechtbank bij
monde van den rijksadvocaat. Deskundigen brach
ten rapport uitwaaruit bleekdat oleine en loog
bijeengevoegd precies hetzelfde effect hebben voor
vuil linnen als zeep, en de rechtbank verklaarde
den bleeker schuldig en veroordeelde hem tot
f 400 boete of subsidiair zes dagen gevangenisstraf.
Wij willen dit vonnis niet critiseerenmaar
kunnen toch niet onopgemerkt laten, dat de
accijnswet wel spreekt van zeep, maar niet van
oleine en loog. Zooals algemeen bekend is, is
het gebruik van surrogaten voor zeep met het doel
om den accijns te ontwijkenlang geen zeldzaam
heid. Zelfs is onder de kleerbleekers het gebruik
vau gefabriceerde zeep misschien uitzondering.
Hier worden zelfs in de winkeltjes de ingrediënten
ter vervanging van zeep openlijk verkocht ten
behoeve van de wasehvrouwen. Het vonnis onzer
rechtbank kan dus in de gevolgen van grooten
invloed worden op de opbrengst van den zeepaccijns,
doch juist niet in het belang van zoovele men-
schen, die een schamel stuk brood verdienen.
Eene vraag ten slotte. Onlangs werd melding
gemaakt van het ontdekken in Amerika van een
product uit het plantenrijk dat de eigenschappen
van zeep heeft en voor hetzelfde doel kan worden
gebezigd. Als die zeepplant hier wordt ingevoerd,
zal daarop dan ook de accijnswet worden toe
gepast
Naar aanleiding van een in ons nommer van
den 19sn dezer overgenomen bericht betreffende het
besprokene tusschen den commissaris des lconings
en den gemeenteraad van Sint Kruis over het
aanleggen van een steenweg van daar naar
Aardenburgschrijven eenige ingezetenen van
voor dat hij zulk een tempeltje in bezit had ge
nomen.
Beneden komende trof hij juffrouw Hartley aan,
eene vrouw van middelbare jaren, maar er nog altijd
goed uitziende, en netjes naar haar stand gekleed.
Het ontbijtuui' was reeds lang voorhij en de
tafel was gedekt voor het middagmaal; er prijkte
een gebraden lamsbout op met aardappelen.
Juffrouw Hartley groette hem vriendelijk en
had de kiesehheid geen zinspeling te maken op
de omstandigheden, die hem onder haar dak had
den gebracht, ofschoon zij er niet onkundig van
kon zijn. Zijn voorkomen nam haar ook gunstig
voor hem in.
„Maak maar geen verontschuldigingen dat het
al zoo laat is, mijnheer", antwoordde zij met een
vriendelijk lachje. „Het verheugt me, dat ge er
zoo goed uitziet. Gij zult van daag het ontbijt
en het middagmaal in elkander moeten laten loo-
pen, mijnheer."
Terwijl Walter dit beleefd beantwoordde kwam
Hartley binnen, die verrast en verblijd scheen
over het verbeterde voorkomen van zijn gast.
„Eenige uren rust hebben wonderen bij u ge
daan, mijnheer Liddel," zei hij. „Dit is mijne
vrouw," vervolgde hij, haar aan hem voor
stellende, „en ik mag het ten haren aanhoore zeg
gen, dat geen man eene betere vrouw zou hebben
kunnen treffen."
„Een goed man maakt eene goede vrouw, zoo
als ik altijd zeg, Joe," antwoordde zij met een
lachje, en zich daarop tot Walter wendendo,
Sint Kruis in het Weekbiad van Zeeuwsch-Vlaan-
cLren's westelijk deel het volgende
„Dat de gemeente „weinig genegenheid" toont
om zich bij Aardenburg aan te sluiten is eene
opvatting van uwen berichtgever, die hij niet kan
bewijzen. Wanneer toch eene gemeente, zooals de
onze, gedurende 20 jaren, een jaarfijksche bijdrage
van ƒ409 wil leveren voor een straatweg naar
Aardenburg, waar weinig handel is, en men daar
bij rekent, dat de hoofdelijke omslag tot het maxi
mum is opgevoerd, dan kan men toch bezwaarlijk
van „weinig geneigdheid" spreken."
Het eere-diploma, dat aan de stad Amsterdam
is toegekend op de tentoonstelling van reddings
middelen enz. te Brussel, luidt als volgt:
Amsterdam. Eere diploma voor hare merkwaar
dige inzending van bet materieel tot brandblussehing
en van de inrichting tot het verleenen van hulp,
waarbij van de jongste verbeteringen is gebruik
gemaakt, en bijzonder voor het telegraafnet, de
brandschellen en den generalen seinsleutel, waar
door éen bericht op alle posten tegelijk kan worden
gelezen.
Door tachtig ingezetenen van Amsterdam is
het volgend adres tot het gemeentebestuur der
hoofdstad gericht
Wij ondergeteekenden, bewoners van de Kal-
verstraat (tusschen N. Z. Kapel en Munt), betui
gen u ons leedwezen over de wanordelijkbeden,
alhier onlangs gebeurd, en onzen dank voor de
maatregelen ter beteugeling genomen; maar ach-
ten ons tevens verplicht, ons beklag bij u in te
dienen, over de wijze, waarop soms uwe goed be
doelde bevelen zijn uitgevoerd geworden. Waar
door u het tegengaan van samenscholing was
gemeend, heeft men rustig naar huis keerende
individuen aangerand, van hunne eigene drem
pels afgejaagd, en zich aangesteld alsof men
behagen schepte in het uitvoeren van razzias, die
zeker hier niet te pas komen. De ware stichters
der wanorde niet kunnende bereiken, heeft men
zich als het ware gewrokenzijn bloed gekoeld
op rustige burgers; in een woord geheel in strijd
gehandeld met de wenschen en bedoelingen van
u, van wiens belangstelling in het lot uwer ge
meente wij allen overtuigd zijn, men heeft gehan
deld alsof men den toeleg had, ontevredenheid op
te wekken en u de liefde uwer gemeentenaren te
doen verliezen. Onze klacht betreft de huzaren,
die Woensdag avond, 13 September, in de kalme
Kalverstraat in het vertoonen van macht, kracht
en geweld, behagen schenen te scheppen, in de
eerste plaats; maar voorts helaas ook de politie.
sprak zij„Wees zoo goed plaats te nemen, mijn
heer."
Hartley en zijn bezoeker waren met een goeden
eetlust gezegend en toen de maaltijd was afgeloo
pen, was de lamsbout dan ook zeer geslonken.
Wel verre dat juffrouw Hartley daar een lang
gezicht over zou gezet hebben, scheen het haar
genoegen te doen.
„Nu, mijnheer Liddel, moet ik naar mijn werk,"
zet Hartley, vork en mes nederleggende. „Mijn
vrouw zal wel voor u zorgen, totdat ik terug kom.
Van avond zullen wij gezelschap hebben."
„Ik moet uitgaan om te zien of ik eenig werk
kan krijgen," zet Walter.
„Dat is morgen tijd genoeg," hernam de steen
houwer. „Wij zullen van avond eens over de zaak
spreken. Houd tot zoo lang uw gemak maar."
En daarop ging de waardige man naar zijne
eigene zaken.
Juffrouw Hartley liet haar gast in het kleine
voorkamertje en kwam, toen zij de tafel opge
ruimd had, daar bij hem. Zij spraken over allerlei
dingen, maar, hoe groot hare nieuwsgierigheid ook
ware, zij wist die in toom te houden.
In weerwil van hare beperkte kennis van de
wereld, hield zij zich overtuigd dat Walter een
gentleman was. Zij sprak tot hem op een vrien
delijken, moederlijken toon, die hem zelf spraak
zamer maakte.
Eindelijk, na veel te verstaan te hebben gege
ven dat zij niet rondweg uitdrukte, zeï zij recht
op den man af:
In de „Werkman" wordt naar aanleiding der
proclamatie van de Nederlandsche "Werklieden-
Vereeniging bij de ongeregeldheden te Amster
dam door een werkman het volgende geschreven:
„Mijne mede-werklieden hebben als ik gehandeld
en de eenvoudige maar degelijke „bekendmaking"
van het Nederlandsch Werklieden-Verbond be
schouwd als een „bevel" aan hare duizende
leden, aan ieder werkman gedaan. Als een be
vel, want niet eer zal eenige vereeniging op
beduidende macht kunnen wijzen, als hare leden
aan het bestuur niet zooveel vertrouwen schenken,
dat de besluiten en kennisgevingen van het bestuur
voor de leden bevelen zijn."
Voorts leest men in dat artikel„Als Amster
dam's burgervader tot het onderdrukken van een
straatjongensi'umoer zoo een massa soldaten noodig
meent te zijn, dan zou hij stellig bet geheele
Nederlandsche leger te hulp roepenwanneer
Amsterdams armoê-lijdende bevolking eens verlos
sing uit hare ellende wilde. Daaromer moet
een degelijke aaneensluiting qn juiste organisatie
der krachten, die wij bezitten, plaats hebben."
Amsterdamsch courant-bericht:
„Wij vernemen dat het ramschip Koning der
Nederlanden de volgende week naar zee gaat.
De proefneming met de mal heeft gisteren bewezen,
dat de havengeul thans de vereischte diepte bezit."
Rotterdamsch dito:
Velsen, 23 September. De proef met de mal
van het stoomschip Koning der Nederlanden heeft
lang niet aan de verwachting voldaan. Van de
reis van het stoomschip zal dus vooreerst wel weder
niets komen.
Oplossing in het Handelsblad:
„Met de zoogenaamde „mal" van het ramtoren-
sehip de Koning der Nederlandendie Vrijdag te
Velzen was gekomenwerd Zaterdag morgen
opnieuw een onderzoek ingesteld naar de diepte
der geul tusschen de zeehoofden. De uitslag was
tamelijk bevredigendslechts een paar malen
raakte de toestel even den grond. Wanneer men
nu in aanmerking neemt1° dat het tegenwoordig
in de zoogenaamde „doode getijden" is, en de
vloed veel minder water aanbrengt dan bij spring:
tij 2° dat de wind oostelijk isdus water af
voert en 3° dat Zondag morgen de waterstand
met hoog water 60 cM. boven A. P. was en de
tocht is ondernomen toen het water tot. op 20
cM. boven A. P. was gevallenkan de afloop
van het onderzoek bevredigend genoemd worden
ten minste uit genoemde teiten zou mogen worden
afgeleid dat het ramtorenschip bij springtij met
hoog water dit zeegat zoude kunnen verlaten.
Bij die getijden toch vindt men te Velzen tusschen
hoog en laag waterbehoudens den invloed van
het weder, een verschil van 1.60 meter."
„Neem me niet kwalijk, mijnheer, als ik u een raad
geef maar mij dunkt, dat gij 't best zoudt doen
naar uwe vrienden terug te keeren."
„Nooit!" riep hij uit. „Dat doe ik nooit! Als
gij alles wist, zoudt ge erkennen, dat zij mij schan
delijk behandeld hebben. Neen, juffrouw, mijn
besluit is genomen. Ik ben nu in de laagte, maar
ik zal mijn weg weer in de wereld maken. Om
de ladder op te klimmen, moet men by den
ondersten sport beginnen."
„Het zij zoo, mynheer," hernam zij vriendelijk,
„en als het uw vaste besluit is, zal het u ook
wel gelukken. Gij zijt jong en krachtig en ziet
er goed uit. Waarschyniyk hebt ge onrecht moe
ten lijden?" vroeg zij ten slotte, buiten machte
de begeerte te bedwingen om eindelijk iets meer
aangaande zijne omstandigheden te vernemen.
„Ja, ik ben zeer onrechtvaardig behandeld,"
gaf hij ten antwoord. „Maar ge moet mij niets
verder vragen, juffrouw. Ik zal nooit spreken
over hetgeen ik geweest ben, totdat ik weer in
mijn vorigen stand terugkeer, en er kunnen vele
jaren verloopen eer het zoover komt."
„O men kan niet weten," hernam zy met een
bemoedigend lachje. „Maar ge zult me wel wil
len verschoonen, dat ik n nu alleen laat, want ik
moet voor het huishouden zorgen. Wilt ge de
courant ook lezen?"
Na eenigen' tijd met het nieuwsblad, dat zij hem
in handen gaf, doorgebracht te hebben, nam Wal
ter zijn hoed en ging uit.
Op zijn gemak voort wandelende kwam hij bij