TeSegraphische berichten,
Verslag van den toestand der provincie
Zeeland over 1875.
Benoemingen en besluiten,
0 n d e r w ij s.
aan over de ruwe en ongemanierde Wijze, waarop
de militairen aldaar te werk zijn gegaan bij het
onderdrukken der ongeregeldheden, vooral tegen
over de vreedzame burgers. Een adres van 80
bewoners der Kalverstraat is daarover aan den
gemeenteraad ingediend en iü de eerstvolgende
zitting van dien raad zal de heer van Nierop over
hetzelfde onderwerp eene interpellatie tot burge
meester en wethouders richten.
Een jager, die Dinsdag avond met getrokken
sabel een troep kinderen, die, door een aantal vol
wassen toekijkers gevolgd, zingende door de stad
liepen, uiteen wilde drijven, raakte tusschen het
volk beklemd en zon er misschien slecht afgeko
men zijn indien een officier hem niet, en wel met
getrokken sabel, ontzet en door een koffiehuis heen
naar huis gestuurd had.
Het aantal bekende gekwetsten tijdens de onge
regeldheden bedraagt 30, waarvan 9. in het gast
huis zijn gebleven. Een hunner is overleden.
Tegen 40 personen is proces-verbaal opgemaakt
wegens verzet en tegen drie wegens het inwerpen
van glasruiten.
De hoogleeraar Fruin neemt in de N. Rott. Ct.
nog eens het woord over het Houtman-monu
ment om te verklaren dat, indien het gedenktee-
ken, zooals de commissie in haar verweerschrift
gezegd heeft, dienen moet ter herinnering, niet
aan de gebroeders H.maar aan „de grondleggers
van het eerste verbond tusschen Nederland en
Insulinde", hij niet begrijpt waarom het monu
ment juist te Gouda geplaatst moet worden. Gouda
heeft toch met dat verbond niet meer te maken
dan elke andere stad in Holland of Zeeland, tenzij
als geboortestad van Houtman.
Hij ziet echter van verdere tegenspraak af, daar
het comité „zijn laatst genomen en vast besluit"
om met het plan door te gaan heeft uitgesproken.
Een ander besluit ware hem echter meer welge
vallig geweest.
Vervolg en slot.)
Door een, op uitnoodiging van den minister van
binnenlandsche zaken, gedaan onderzoek, is geble
ken, dat de kunstwegen in deze provincie eene lengte
hebben van 827053 meters, en dat, alleen vanwege
de provincie en de gemeenten, van 18501874,
voor kosten van aanleg is besteed ruim ƒ1,650,000,
waarvan ruim f 1,068,000 door de provincie als
renteloos voorschot is verstrekt. Men mag het
betreuren, dat de alzoo aangelegde kunstwegen,
inzonderheid de grintwegen, na het aanwenden van
zoo veel schats, meer en meer bezwaarlijk zijn in
stand te houden, door het volstrekt gemis van
bepalingen omtrent de zwaarte der vrachten.
De winter van 1874/1875 was niet streng. Slechts
eenige zeer koude dagen hadden invloed op de
veldvruchten. Met uitzondering van het koolzaad
en het vlas stonden zij dan ook aanvankelijk goed,
doch de koude en droge weêrsgesteldheid, welke
van 20 Maart tot 10 Juli aanhield, stremde de
verdere ontwikkeling zoodanig, dat men de on
gunstigste verwachtingen begon te koesteren. De
daarop gevolgde regen en doorgaande zomerwarmte
brachten echter aanmerkelijke verbetering teweeg,
zoo zelfs dat bij den oogst de uitkomst der meeste
gewassen over het geheel boven het middelmatige
bleek te zijn.
Alleen de toestand der hooilanden bleef ongun
stig, zoodat men meestal slechts de helft eener
gewone opbrengst verkreeg. Hoewel de teelt der
voedergewassen vrij gunstig uitviel, waardoor de
wintervoorraad min of meer voldoende kon worden
aangevuld, was toch de voeding van het vee voor
velen het grootste gedeelte van het jaar moeielijk
en kostbaar, en zoowel melkerij als vetweierij veel
minder voordeelig dan gewoonlijk.
ley, die nog altijd in ernstig gesprek met elkan
der op de sopha zaten.
Sir Bridgnorth stond dadelijk op en voegde
Mildred toe:
„Ik vrees, dat gij geen goede tijding van Chet-
wynd ontvangen hebt?"
„Helaas, sir Bridgnorth," gaf zij op sraartelijken
toon ten antwoord: „gij behoeft n geen verdere
moeite voor mijn ongelukkigen broeder te geven
„Waarom niet?" vroeg hij bezorgd.
„Hij is niet meer!" antwoordde zij treurig.
„Ge doet mij schrikken!" riep hij uit. „Me
vrouw Calverley heeft met mij zitten overleggen
wat voor hem gedaan zou kunnen worden, en
juist hadden wij een plan bedacht, waarvan wij
een goeden uitslag hoopten."
„Alle plannen in zijn belang zijn nu nutteloos,"
zei Emmeline; „hij heeft onze hulp niet langer
noodig."
„Wat hoor ik?" riep mevrouw Calverley uit,
haastig oprijzende. „Chetwynd is toch niet dood
„Ja, dat is hij," zei Emmeline.
„Maar hoe is hij dan gestorven?" hernam me
vrouw.
„Door zijne eigene handantwoorde Emmeline
en zag haar daarbij strak aan.
Mevrouw Calverley stond als van den donder
getroffen en scheen te zullen neerzinken.
„Ik maakte uit uwe woorden niet op, dat hij
zelfmoord gepleegd had," zei sir Bridgnorth. „Wan
neer is dat gebeurd? weet ge bijzonderheden?''
flIk kan alleen zeggen, dat hij tot een zelfmoord
In verscheidene streken bleef de landbouwer sterk
gedrukt door den toestand der meekrap-cultuur,
terwijl de lage prijs der tarwe veelal niet in even
redigheid stond tot de zoo zeer verhoogde pacht
waarde. Voorts gaf het geheel mislukken van het
koolzaad een belangrijk nadeel.
Men zoekt steeds, ter vervanging van de mee
krap, naar nieuwe producten, doch bet schijnt
twijfelachtig of langs dien weg in de ontstane
leemte zal kunnen worden voorzien.
De gezondheidstoestand van het vee was goed;
de prijzen van vee en zuivel bleven hoog, hoewel
die van runderen en schapen tijdelijk min of meer
gedrukt waren door de schaarschte van het voeder
ook de prijzen der veldvruchten, met uitzondering
van tarwe en meekrap, waren voldoende.
De gemiddelde opbrengst der voornaamste veld
gewassen over 1875 was als volgt: tarwe 26.5 hec
toliter rogge 23.9 heet.wintergerst 40.6 heet.
zomergerst 33.7 heet.; haver42.1 heet.; boekweit
21.9 heet.; boonen 23.2 heet.; erwten 15.1 heet.,
stamboontjes 20.8 heet.; aardappelen 145 heet.;
suikerbieten -34586 kilogram; winterkoolzaad 11.9
heet.: zomer-oliezaden 16.5 heet.; kanariezaad
23.8 heet.; gedolven meekrap 2840 kilogr.; vlas
407 kilogr.; lijnzaad 7.3 heet.; mangelwortels
34370 kilogr.wortels 389 heet.klaverhooi le snede
3632 en 2e snede 3159 kilogr.
De veestapel bestond op het einde van 1875 uit
24544 paarden; 255 ezels; 59414 runderen; 33647
schapen; 3730 geiten en bokken; 20681 varkens^
behalve de biggen beneden 2 jaren oud; 210141
hoenders; 2575 kalkoenen; 17197 eenden; 1706
ganzen en 34 zwanen.
De staat van het jachtveld was, over het alge
meen, in 1875 niet ongunstig. De jacht op hazen
was dooreen genomen zelfs vrij gunstig, evenals
die op patrijzen. Houtsnippen werden zeer weinig
aangetroffen, evenals waterwild.
Wederom werden klachten vernomen omtrent
het gebrekkige toezicht op de jacht. Men acht
het aantal rijksveldwachters, dat bepaald belast is
met het opsporen van overtredingen betreffende
de jacht en visscherij, veel te gering, en schrijft
het toe aan een onvoldoend personeel, dat tallooze
strooperijen plaats hebben, waardoor de wildbaan
daar, waar niet op eigen kosten voor toezicht
wordt gezorgd, veel te wenschen overlaat.
In 1875 zijn afgegeven11 groote jacht-akten
tot uitoefening van alle geoorloofd jachtbedrijf
533 akten als voren, met uitzondering der lange
en valkenjacht3 kleine jacht-akten, tot uitoefe
ning der bij art. 15 litt. e, f en g der wet van
13 Juni 1857 (Staatsblad n° 87) genoemde jacht
bedrijven.
Kostelooze vergunningen, tot uitoefening van
het in art. 15 litt. g, der wet genoemde jachtbe
drijf, werden niet aangevraagd.
Voorts zijn in 1875 afgegeven291 groote visch-
akten, tot uitoefening van alle geoorloofd visch-
bedrijf, en -849 kleine visch akten, tot uitoefening-
der visscherij met éen vischtuig.
Kostelooze vergunningen, tot uitoefening der
visscherij met éen vischtuig, werden afgegeven aan
614 onvermogenden.
eerste kamer
Bij de bespreking der algemeene strekking van
het adres van antwoord op de troonrede, werd
door den heer Duymaer van Twist de ministerieele
crisis ter sprake gebracht, welke hij door kaar
langen duur schadelijk en bedenkelijk achtte. In
de tweede kamer zal daarover misschien nadere
opheldering gegeven worden. Hij constateer
de voorloopig dat voor de aanvraag om ontslag
der ministers, met het oog op de samenstelling
der meerderheid, die het votum over de militie
besloten had," antwoordde Mildred. „Deze brief is
zijn laatst vaarwel aan mij."
„O dan behoeven wij nog niet te wanhopen hem
te zullen weerzien," zet sir Bridgnorth met een
gevoel van verlichting. „Menigeen, die nu nog
rondwandelt, heeft gedreigd een einde aan zijn
leven te maken. Ik hoop, dat het in Chetwynd's
geval ook zoo wezen moge."
„Dat hoop ik ook van harte," zei mevvouw
Calverley.
„Ik twijfel er aan," betuigde Mildred op treuri-
gen toon.
„Als gij zijn aandoenlijken brief gelezen hadt,
zoudt ge aan de vastheid van zijn besluit niet
twijfelen," voegde Emmeline er bij, met moeite
hare tranen onderdrukkende.
„Wij zullen spoedig achter de waarheid komen,"
zei sir Bridgnorth.
„Neen, dat zal het geval niet zijn," merkte Mild
red aan„want hij heeft maatregelen genomen, dat
zijn lot verborgen zal blijven."
Sir Bridgnorth schudde het hoofd en sprak
„Ik geloof niet, dat ditmogelijk is. In ieder
geval zal het om verschillende redenen hoogst
wenschelijk zijn het bewijs van zijn dood te be
komen. Hij kan een testament hebben gemaakt."
„Dat heeft hij ook gedaan, en hij heeft het mij
in dezen brief toegezonden, antwoordde Mildred."
„Waarlijkriep mevrouw Calverley met ver
wondering uit, „Maar hij had niets na te laten,"
„Hij schijnt er anders over te hebben gedacht,"
antwoordde Mildred. „Hij meende zekere rechten
wet uitbracht, geen reden bestond en dat voor
het aanblijven van het ministerie, ondanks het
gevallen votum, geen andere reden kon bestaan
dan dat het ministerie niet ernstig en voortdurend
aangedrongen had op zijn ontslag. Het ministerie
scheen aanvankelijk ontstemd en beging eene
dwaling door zijn ontslag te vragen, waardoor
het aan het land een langdurige ministerieele crisis
berokkende. Het ministerie had met rijp be
raad en ernstig onderzoek moeten bezinnen.
Spreker was echter geenszins ontevreden over het
aanblijven van het ministerie. Hij hoopt van
ganscher harte dat men veel zal kunnen afdoen;
vooral de oplossing der onderwijs-quaestie vorderde
het aanblijven der regeering. De tijd voor de
liberale partij is nog niet gekomen. Zij moet,
zooveel mogelijk met het ministerie medewerkende,
waken en wachten totdat uit daden gebleken is,
dat zij niet alleen bereid, maar ook in staat is door-
eigen kracht te besturen.
De minister van binnenlandsche zaken beant
woordde den heer van Twist. Vooral uit het laatste
gedeelte van diens rede leidde hij de welwillendheid
van diens critiek af. Hij betoonde zich als een
vriend, die feilen toont. De minister betuigde
zijne volkomen instemming omtrent het schadelijke
van den langen duur der crisis. Maar het ideaal,
dat beide staatspartijen steeds gereed zijn tot op
treden, is in Nederland niet verwezenlijkt. Dik
wijls is het moeilijker heen te gaan dan op te
treden. Niet overwijld werd het besluit tot aftre
ding genomen.
De militie-quaestie werd en wordt nog als
hoogst gewichtig door de ministers beschouwd,
waarin zij geheel instemmen met den minister
Klerck, die op het cijfer van het contingent de
regeling der levende strijdkrachten bouwde. Na
aanvankelijke weigering des konings hebben do
ministers verklaard dat bet noodzakelijk was de
tegenpartij te raadplegen. Nadat dit overleg had
plaats gehad en na onderzoek van den toestand,
waarvan de uitkomsten aan het kabinet waren mede
gedeeld, besloten de ministers aan te blijven onder
hunne verantwoordelijkheid.
Het deed de ministers zeer leed dat hunne ambt-
genooten voor oorlog en koloniën in hun besluit
om af te treden volhard hadden. De regeering
vertrouwt dat de nieuwe minister van koloniën
voor zijne taak niet te kort zal schieten. De
benoeming van den minister van oorlog zal niet
lang uitblijven.
Nadat de beraadslagingen gesloten waren, werd
het adres zonder verdere discussie goedgekeurd,
waarna de kamer op reces uiteenging.
tweede kamer.
De heer Dullert werd door den tijdelijken voor
zitter geluk gewenscht met het bijzonder blijk van
vertrouwen, hem door den koning en de kamer
geschonken.
De heer Dullert aanvaardde vervolgens het
presidium met eene rede, waarin hij wees op het
vele, dat in de vorige zitting afgedaan was, op
de belangrijke onderwerpen die aanhangig of aan
gekondigd zijn. Hij spoorde de leden aan tot
lust en ijver, in de overtuiging dat de beraadsla
gingen tot heil der gewichtige belangen des lands
zullen strekken.
Ingekomen is, behalve de vroeger ingediende
wetsontwerpen, de spoorwegbegrooting. Het ont
werp tot wijziging der kiestabel is ingetrokken.
Tot voorzitters der afdeelingen zijn gekozen de
heeren Fransen van de Putte, Geertsema, van
Houten, Mirandolle en Kappeijne. Tot leden der
commissie voor het adres van antwoord op de
troonrede de heeren Tak, Smidt, Kops, Begram en
Kappeijne.
Benoemd tot notaris in het arrondissement Goes,
J. Karseboomcandidaat-notaris te Twello.
en aanspraken te hebben, en die heeft hij aan mij
vermaakt."
Een lichte wolk, die aan Emmeline niet ont
ging, kwam over mevrouw Calverley's gelaat.
„Dit bewijst, dat het volstrekt noodzakelijk is
zijn dood vast te stellen," merkte de baronet aan.
„Van wanneer is de brief, dien ge ontvangen
hebt, gedagteekend?"
„Van gisteren," antwoordde Mildred; „maar
thans is hij niet meer in leven."
„Gelooft ge dan, dat hij zich in den afgeloopen
nacht van kant heeft gemaakt?" vroeg mevrouw
Calverley.
„Dat geloof ik vast," antwoordde hare stiefdochter.
Mevrouw Calverley wendde zich daarop tot sir
Bridnorth en vroeg met eene koelheid, die Mildred
en Emmeline pijnlijk aandeed
„.Staat er dezen morgen eenig geval van zelf
moord in de couranten
„Ik heb er geen gezien," antwoordde hij. „Maar
het kan mij ontgaan zijn, want dat soort van nieuws
jees ik niet altijd."
Emmeline schelde en verzocht den hofmeester
de nieuwsbladen te brengen.
Toen zij kwamen begon men er vlijtig in te
zoeken, doch niets werd gevonden.
„Ik behoef wel niet te vragen, of hij in uw brief
een adres heeft opgegeven," zet de baronet.
,,'t Was niet waarschijnlijk, dat hij het doen zou.''
„En staat er niets in, dat eenigszins tot leid
draad kan strekken
„Volstrekt niets,"
notarissen. Op verzoek eervol ontslag verleend
aan W. H. van Meukeren als notaris te Rotterdam.
pensioenen. Pensioen verleendten bedrage van
f 1500 'sjaars aan mr. M. M. Bauoihouerzich
schrijvende m'. M. M. von Baumhauergewezen
referendaris bij het departement van binnenlandsche
zaken.
posterijen. Benoemd tot directeur van het post
kantoor te Stadskanaal J. van Westthans assis
tent ten postkantore te Gouda.
Men schrijft uit Oudelande aan de Goesche
courant
Dinsdag was het in onze gemeente voor de school
kinderen een prettige dag. De heer Edward van
Hoboken gaf, als ambachtsheer onzer gemeente,
een schoolfeest. Getuigden in den morgen reeds
de uitgestoken vlaggen, dat er iets bijzonders aan
de hand moest zijn, ook het eenvoudig versierde
schoolgebouw gaf daarvan blijk. Te twee uren
in den namiddag waren onderwijzers en leerlingen
in hun feestgewaad bijeengekomen en weldra tra
den, onder het zingen der kinderen, het school
gebouw binnende heeren van Hoboken, ambachts-
heeren van Oudelande en Baarland, met eenige
vrienden, benevens de predikant, burgemeester,
een paar leden van den gemeenteraad, de secre
taris, alsmede een paar dames. Toen men geze
ten was hield de hoofdonderwijzer der school eene
korte toespraak, waarin hij wees op het nut, dat
schoolfeesten kunnen afwerpen, en bedankte hij
den heer Hoboken voor hetgeen hij den kinderen
had bereid. Deze toespraak werd op hartelijke
wijze door den ambachtsheer beantwoord. Hierop
kregen een twintigtal leerlingen, die in 1875 de
minste of geene schooltijden hadden verzuimd,
ieder een boekgeschenk, terwijl aan elk der twin
tig in verzuim daarop volgende leerlingen eene
fraaie prent werd uitgereikt. Nu en dan werd er
een lied gezongen, ook toen de kleinen ruim ont
haald werden. Dit zingen werd afgewisseld door
het doen van eenige vragen uit de verschillende
vakken, waarin op de lagere school onderwijs wordt
gegeven; de antwoorden gaven blijk, dat men
met vrucht het onderwijs had ontvangen. Na eene
wandeling der kinderen door het dorp en een gul
onthaal in de gemeentekamer van de genoodig-
den, werd dit kinderfeest door den ambachtsheer
gesloten.
De heer A. van Schelven, benoemd hoofd
onderwijzer der openbare school n°. 2 te Goes, zal
die betrekking in plaats van 15 September of 1
October eerst met 1 November a. aanvaarden. Dit
geschiedt met het oog op het nadeel, dat het
onderwijs zou lijden, indien de school te 's Graven
polder zoolang gesloten moest worden, totdat er
een ander in de plaats van den heer van Schelven
benoemd, en deze werkzaam zal kunnen zijn.
Van de 4 aspiranten die zich voor de hooge-
school te Groningen hebben aangemeldzijn er
na afgelegd examen 2 toegelaten.
Aan het toelatiugs examen te Leiden hebben
tot dusverre 48 aspiranten voldaan.
Tot directeur der rijks normaalschool te
Veendam is benoemd de heer T. Boermahoofd
onderwijzer aldaar.
Onder de 14 leerlingen welke aan het tweede
toelatingsexamen voor de rijks-landbouwschool
te Wageningen hebben voldaanbevindt zich éen
uit Zeeland, namelijk J. P. Bouwmeester, van
Middelburg.
Landbouw.
Onder de bekroningen toegekend op de tentoon
stelling van paarden, vee en pluimgedierte der
Hollandsche maatschappij van landbouw te Kottei'g
dam, vinden wij een bronzen medaille voor pluim-
„Ik hoop, dat Chetwynd nog op het laatste
oogenblik van voornemen moge veranderd zijn,"
sprak de baronet bij het afscheid. „En ik geloof
zelfs, dat het zoo zal uitkomen. Morgen zal ik
op mijn droevigen tocht uitgaan en het nauwkeu
rigst mogelijk onderzoek instellen. Zoodra ik iets
te melden heb zult ge van mij hooren, eD éen
ding beloof ik u, namelijk dat ik niet stil zal zit
ten; 't zal mijn schuld niet zijn, als de toedracht
van deze smartelijke zaak niet onthuld wordt."
Wordt vervolgd).