N°. 221.
119e Jaargang.
1876.
Maandag
18 September.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij ks
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50,
Afzonderlijko aommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën s 20 Cent per regel,
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.'
Hoof da gent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Lafpite C°. te Brussel en Parijs.
RICHT.
Zij, die zich voor 1 October 1876
op deze courant abonneeren, ontvangen
de nog in dit kwartaal verschijnende
nommers gratis.
Eene ons door de redactie van de
Landbouw-courant toegezondene afbeel
ding en beschrijving van den COLORADO
KEVER, die geduchte vijand van den
aardappeloogsthangt ter bezichtiging
op ons bureau.
Middelburg, 16 September.
FETTILLETOTQ".
Chetwynd Caiverley.
De ongeregeldheden te Amsterdam.
be jachthonden.
Door burgemeester en wethouders wordt het
volgende bekend gemaakt:
Veeartsenijkundig Staats
toezicht.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gezien eene circulaire van den commissaris des
konings in Zeeland van den 8en September, 11.,
A r>.° 3774 (Provinciaal blad n°. 85;)
Herinneren de belanghebbenden aan de in de
Staats-courant van den 3/4 dezer, n° 208, voor
komende advertentiënwaarbij ter algemeene ken
nis wordt gebracht, dat in November of December
a. voor de laatste maal gelegenheid zal worden
gegeven tot het afleggen van het examenbedoeld
in art. 16 der wet van 8 Juli 1875 (Staatsblad
n° 98), gewijzigd bij de wet van 4 April 1875
(Staatsblad n° 37). Tevens wordt vermeld waar-
en binnen welken termijn men zich moet aanmel
den en welk bewijs daarbij moet worden overgelegd.
Middelburg, den 16m September 1876.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
(Get.) SCHORER.
De secretaris,
(Get.) J. W. DE RAAD, L. S.
Z. M. de koning is gisteren middag te 5.46
uren, per extra trein, langs den Rijnspoorweg van
bet Loo in de residentie teruggekeerd en werd
aan bet station door Z. K. H. prins Alexander
begroet.
Bij het verlaten van den trein onder de aanwe
zigen den heer jhr. Heemskerk van Beest, den uit
Philadelphia terugkeerenden kunstschilder, opmer
kende, heette Z. M. hem op de hartelijkste wijze
welkom.
13
Naar liet Hngelsch van W. Harrison Ainsworth.
BOEK I.
M i 1 d r e d.
Vervolg.)
Onderwijl vluchtten de' heidensdie met het
bosch volkomen bekend warennaar de binnen
ste schuilhoeken, waar de dicht ineengegroeide
struiken het voor de ruiters moeielijk, zoo niet
onmogelijk zouden maken hen te volgen.
Zij hoorden aan hunne rechter- en linkerhand
Marple en de rijknechts, die zich een weg door
het geboomte baanden en vruchteloos bij hen
trachtten te komen. Zij beschouwden zich dus
als geheel veilig, waarbij het eenige onaangename
was, dat zij genoodzaakt konden worden hier tot
den avond te blijven.
Doch dit gevoel van veiligheid moest spoedig
wijken door zekere geluiden, die hun onheilspel
lend in de ooren klonken. Eerst hoorden zij
stemmen op een afstand, gepaard aan het kraken
van kleine takken, een bewijs dat daar personen
bezig waren naar hen te zoeken en Ekiel zei op
Eachten toon tegen zijn kameraad:
Dat is de stem van Ned Rushton, den bosch-
Aan de Amsterd. Ct. wordt uit Brussel het
volgende gemeld omtrent de uitspraak van de jary
der Exposition internationale d1 hygiene et de sau-
vetage zoover Nederland aangaat. De eervolle
vermeldingen komen later.
A. Eere-diplcma's. -- Gemeente Amsterdam;
a. hulp bij brand; b. openbare gezondheidszorg
(plannen van scholen enz.).
B. "Verguld zilveren medailles 1. Noord- en
Zuid-Hollandsche redding-maatschappij te Amster
dam (reddingbooten)2. ministerie van binnenland-
sche zaken (geschriften over cholera, gezondheids
leer enz.).
C. Zilveren medailles1 de heeren Beider C°.
Amsterdam (brandspuiten)2 sectie van het Reode
kruis te 's Hage3 de heer Thelen, gepensioneerd
majoor te Maastricht (brancard naar het systeem
Mooy); 4 Nederlandsche geneeskundige maatschap
pij te Amsterdam (sterfte-atlas).
Op 1 Jan. 1875 telde de Maatschappij van
weldadigheidmet inbegrip van de ambtenaars
gezinnen, eene bevolking van 1956 zielen, tegen
1887 op uit0. December. Ter vervanging van ver
trokken gezinnen werden 9 geplaatst, waaronder
2 door de afdeeling 's Gravenhage.
Niet minder dan 110 zonen en dochters van
arbeiders en vrijboeren, benevens 20 bestedelingen,
verlieten in verschillende betrekkingen de Maat
schappij, terwijl 19 jongens uit militairen dienst
en 12 meisjes wegens ongesteldheid of andere
oorzaken tijdelijk terugkwamen; in den loop van
het jaar werden 18 bestedelingen opgenomen.
Op 1 Jan. 1875 was de waarde van alle bezit
tingen f 943,384.13 en bedroegen de schulden
ƒ147,606.17; op ult°. December van hetzelfde jaar
waren die sommen respectievelijk 935,293.42 en
134,837.77^, zoodat in 1875 op het kapitaal een
winst werd behaald van f 4677.681. De balans
over 1875, opleverende een verlies van f 18,452.31
sluit in ontvang en uitgaaf met f 953.745.73J.
De vooruitzichten van de Maatschappij zijn nog
niet van dien aard, dat men van een zelfstandig
gevestigd bestaan kan spreken, maar, zegt het
jaarverslag over 1875, de Maatschappij van wel
dadigheid zooals zij nu is ingericht, kan nog
niet worden opgeheven.
Zij moet blijven voortgaan haar werkverschaf
fing daartoe te leiden, dat een productiet kapitaal
wordt verkregen (houtteelt).
De bereiking van dat doel zal nog offers kosten,
maar in geen verhouding tot het te bereiken groote
nut. Daartoe wordt met aandrang de hulp der leden
ingeroepen, en het bestuur doet dat met te meer
gerustheid, omdat hier niet gepleit wordt voor het
behalen van een geldelijk dividend, maar voor een
wachter. Wij zijn hier niet veilig, als hij ons
nazit."
„Wees stil" zei Ulynch. „Misschien komt hij
dezen weg niet uit."
Kort daarop liet zich een dof gegrom hooren,
waarin een ervaren oor zich niet vergissen kon
en dat hen met angst vervulde.
„Ned heeft een bloedhond meegebracht, Ekiel,"
zei Clynch. „Wij moeten dat beest vermoorden.
Hebt gij dat Spaansche mes bij u?"
„Ja," antwoordde Ekiel, „maar ik durf dien
hond niet staan."
„Geef mij het mes; dan zal ik het doen," riep
Clynch uit. „Wij moeten deze plaats zoo snel
mogelijk ontruimen en als de wind loopen om ons
leven te redden."
„Waar naar toe?" vroeg Ekiel.
„Naar het moeras," antwoordde Clynch; „dat is
onze eenige kans op behoud."
„Die duivelsche hond heeft mij al den moed
benomen!"
„Wees maar niet bang voor hem," zei Clynch,
het Spaansche mes ontblootende, waarvan de punt
zoo scherp als een eist was.
Juist op dat oogenblik verkondigde een lang
aanhoudend geblaf dat de hond het spoor gevon
den had, terwijl men de stem, die Ekiel aan Ned
Rushton had toegeschreven, het dier hoorde aan
moedigen.
De leiders kozen dus het hazenpad, maar waren
nog niet ver gekomen, toen de schrikwekkende
hond door het kreupelhout tot hen doordrong.
zaak, voor eene instelling, welke het geluk van
een talrijke bevolking bedoelt. En er kan nog
veel gedaan worden in NederlandDe maatschappij
heeft 53 afdeelingen en 109 correspondentenook
in Indië is thans eene commissie werkzaam om de
belangstelling in de Maatschappij op te wekken;
maar in Nederland zijn meer dan 1000 gemeenten
waar geen enkele bijdrage wordt afgezonderd voor
eene instelling van weldadigheid, die een eerste
plaats bekleedt onder de philantropische instel
lingen. Vooral de sympathie der vrouw blijve der
Maatschappij geschonken.
Gisteren gedurende den dag is alles rustig ge
bleven, de patrouilles hebben des avonds bijna
niet meer geloopen en er is niemand in arrest
genomen. Er waren zeer veel wandelaars op de
been.
Aan de Haarlemsche courant ontleenen wij nog
het volgende:
Donderdag avond bleef het tot elf uren rustig
in de stader waren in de hoofdstraten veel meer
winkels open dan Woensdag avond; de patrouilles
der cavalerie bleven achterwege; de militaire
macht liet zich over het geheel minder zien.
Tusschen elf en éen uur hebben echter weder
ongeregeldheden plaats gegrepen. Het Konings
plein en de aangrenzende straten waren ook dit
maal het punt, waar, gedeeltelijk uit nieuwsgierigen
gedeeltelijk uit kwaadwilligen zich groepen vorm
den, die staan bleven en aan het bevel om uit
een te gaan geen gehoor gaven. Er werd ruiterij
ontboden, tegenover welke echter het verzet werd
volgehouden. De bevelvoerende officierwiens
herhaalde waarschuwingen in den wind geslagen
waren, sommeerde nu het volk zich te verwijderen,
onder bedreiging van te zullen doen vuren. Toen
ook dit niet baatte en de volkshoopen hier en
daar dreigende kreten uitten, werd er bevel tot
vuren gegeven. Dat hielpzonder dat er iemand
gedood of gekwetst werd, stoof de menigte uiteen.
Toch verzamelden zich op de Leidsche straat
nieuwe groepen en een charge van cavalerie en
infanterie werd gekommandeerd, waarbij ettelijke
personen gewond werden. Er werden twee ge
wonden naar het gasthuis gebracht; een hunner
scheen iemand te zijn, die door een ongelukkig
toeval hij bracht een van zijne familieleden
naar huis omstreeks dien tijd op de Leidsche-
straat in het gedrang raakte; hij is door een
sabelhouw gevaarlijk aan den hals gekwetst.
Tegen éen uur was de rust hersteld.
In het geheel zijn er Donderdag avond 16 per
sonen in hechtenis genomen.
Zoo snel als het licht keerde Clynch zich om,
liet zich op èene knie neêr, en bood met het mes
in de hand den vijand het hoofd.
Êen oogenblik vestigde de hond zijne dieplig
gende roode oogen op hem en sprong hem toen
naar de keel.
Clynch echter, die zijn blik niet van het ver
schrikkelijke dier had afgewend, ving het op de
punt van het mes op en drukte het doodelijk
staal in zijn hart. Met een kwaadaardigen gil
viel de hond neêr.
Na zich aldus van zijn geduchten vijand ontsla
gen te hebben, zette Clynch zijne vlucht voort,
toen juist Ned Rushton verscheen.
Verwoed over den dood van den hond, zijn
lieveling, loste hij de beide loopen van zijn geweer
op den vluchtenden heiden, maar zonder gevolg.
De projectielen gingen over het hoofd van den
vluchteling heen, zonder hem te deren. Clynch
haalde zijn kameraad spoedig in, en, zoodra geen
kreupelhout hen meer belemmerde, ijlden zij voort
in de richting naar het moeras.
XV.
Sir Leycester was ondertusschen niet werkeloos
geweest.
Hij had Ned Rushton met den bloedhond afge
zonden om de heidens uit hun schuilhoek op te
Door den burgemeester is de volgende kennis
geving uitgevaardigd:
De burgemeester van Amsterdam,
„Overwegende dat in den omtrek van het Ko
ning,splein reeds eenige avonden na elkander volks-
ophoopen hebben plaats gehad
„Overwegende dat het open zijn der tapperijen
in dien omtrek, de behoorlijke uitvoering der
genomen maatregelen van politie belemmert;
„Gezien art. 196 der gemeentewet, beveelt dat
te beginnen met heden alle tapperijen gelegen in
den kring begrensd door de Kalverstraat hoek
Rozeboomsteeg, de Muntsluis, Vijzelstraat, Heeren
gracht N. z. tot aan de Heisteeg, de Heisteeg,
Spui en Rozenboomsteegdes avonds te 8 uren
moeten gesloten zijn en niet vóór 8 uren des mor'
gens mogen worden geopend.
Zooals altijd hij dergelijke gelegenheden regent
het te Amsterdam klachten over mishandelingen,
door de politie en de militairen tegenover vreed
zame burgers gepleegd, soms zelfs in straten waar
geen zweem van oproerigheid te bespeuren was.
Dit kwaad schijnt onvermijdelijk met de beteu
geling van straat-tumulten gepaard te gaan. Zoo
dra de hoogere burgerlijke autoriteiten de macht
uit hun handen en aan de politie of de min
dere militairen het recht gegeven hebben om
geweld te gebruiken, is het alsof een blinde
woede deze hanteerders van den gewapenden
arm bezielt. Bijna altijd zijn dan onschuldi-
gen de slachtoffers van hun woestheid. Het eenige
wat bij zulke gelegenheden ieder aan te raden is,
is zooveel mogelijk binnen 's huis te blijven.
Ongelukkig heeft men dat niet altijd in zijne
macht.
Een Amsterdamsche correspondent van de Arnh
ct. oppert eenige veronderstellingen omtrent de
eigenlijke oorzaken van het oproer, welke hg
dieper zoekt dan in de afschaffing der kermis.
Ontevredenheid met het stadsbestuur, vooral met
den burgemeester, beweert hij dat onder de min
dere klassen heerscht. De heer den Tex is,
in tegenstelling met den vroegeren burgemeester
Fock, een man uit de aristocratie, bij welke
hij daarom meer dan zijn voorganger gezien is
maar hij is tevens iemand, die met zijn tijd is
medegegaan, die weet wat hij wil en hoe dit het
best te verwezenlijken. De groote veranderingen
en verbeteringen, welke de hoofdstad in de laatste
jaren ondergaan heeft, hebben aan de mindere
klassen allerlei lasten opgelegd, lasten voor hun
eigen welzijn en voor het algemeen belang, doch
waardoor hunne verbittering werd opgewekt.
Er moest gebroken worden met verouderde en
ingewortelde gebruiken en aanmatigingen, welke
tot rechten waren ontwikkeld. Het kelderleven
moest bezwaarlijk gemaakt, het op elkander hokken
onmogelijk gemaakt, het verontreinigen der stad
jagen, maar niet willen gedoogen dat ook de andere
honden werden losgelaten.
Toen hij echter de kreten hoorde en de vluch
telingen, waarvan de éen met een bebloed mes
in de hand, naar het moeras zag ijlen, riep hg
Booth toe, dat deze de jachthonden moest loslaten
en moedigde hij die zelf tot de vervolging aan.
De honden kenden hunne taak en vlogen de
heidens als een wervelwind na, gevolgd door sir
Leycester, die te vergeefs hen trachtte bij te houden.
Marple, Booth en de twee rijknechts sloten zich
bij die wilde jaebt aan.
Na een langen loop zonk Ekiel neêr, en daar
men de honden van hem moest aftrekken, veroor
zaakte dit een klein oponthoud, dat Clynch in
de gelegenheid stelde het moeras te bereiken.
Er was geen tijd van bedenken, zoodat hij het
eerste pad insloeg, dat zich aan hem voordeed,
een smal wegje dat naar het midden van het veen
scheen te leiden.
Hij bevond spoedig dat hij eene slechte keus
had gedaan, want het pad werd hij voortduring
smaller en de grond begon zeer week te worden.
Maar de jachthonden waren hem op de hielen
en achter hen volgde sir Leycester, die het, in
weerwil van het waarschuwend geroep van Mar
ple en de anderen, gewaagd had ditzelfde pad op
te rijden.
Clynch liep nog een klein eind voort en bleef
toen stilstaan, bereid om zieh tegen de jachthon
den te verdedigen rnet het Spaansche mes, dat
hij op zijne vlucht «iet had weggeworpen.