N°. 2Ï9.
1196 Jaargang.
1876.
15 September.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m, franco f 3,50.
Afzonderlijke nummers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiêni 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0*20.
Groote letters worden berekend .naar plaatsruimte.'
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 14 September.
11
FEUILLETON.
Chetwynd Calverley,
Niettegenstaande de weersgesteldheid gisteren
avond alles behalve uitlokkend was, waren toch velen
tegenwoordig bij het feestconcert, hetwelk in het
Schuttershof alhier ter eere van de inzenders op
de bloemententoonstelling gegeven werd. Het
muziekkorps der schutterij voerde een afwisselend
programma uit, en in de pauze had de uitreiking
plaats der behaalde prijzen en premiën.
Alvorens daartoe werd overgegaan hield de
waarnemende voorzitter van het bestuur der Ver-
eeniging „Uit het volkvoor het volk", de heer
W. Appel, eene hartelijke toespraak. Hij herin
nerde dat ditmaal de groote steden in ons vader
land, Amsterdam, Rotterdam, 's Hage, Lei
den, Leeuwarden, Zwolle, Arnhem, ons met
hare Floralia-feesten vooruit zijn geweest. Mid
delburg leverde nu haar tweede proef, nadat ver
leden jaar iedereen over de eerste proef tevreden
was, de inzenders, de beschouwers en het bestuur
der Vereeniging, dat den wedstrijd had uitgeschre
ven. Dit laatste niet het minst, omdat het over
tuigend bleek, dat het bestuur iets gevonden had
of liever navolgde wat een rein en hoven alle
berisping verheven genot opleverde, dat tegelijk
gepaard gaat met iets wezenlijks, met iets dat ook
het hart kan vervullen met bewondering voor het
schoone in en voor de onveranderlijke wetten van de
natuur.
De uitslag dezer tweede proef is, dat van de
ruim 1600 uitgegeven plantjes er 1408 zijn inge
zonden, dat van de 253 afhalers 235 hebben inge
leverd, en dat, over het geheel genomen, de
planten in zulk een gunstigen toestand verkeerden,
dat de beoordeeling voor de jury alles behalve
gemakkelijk was.
De tweede proef geeft dus ruime stof tot tevre
denheid, en gaarne nam spreker den elders uit
gesproken wensch overdat Floraliade liefde
voor bloemende lust om ze zelf op te kweeken,
ook hier vasten wortel hebbe geschoten
Voorts zette spreker de heteekenis van dit feest
uiteen. Wellicht is hij sommigen de vraag opge
rezen waarom toch den arbeidenden standhij
al den slommer van een vermoeiend leven nog
den last opgelegd om zorg te dragen voor bloe
men en waarom dien last nog aangemoedigd door
het uitloven van prijzen, wel in staat de begeerte
te prikkelen? Spreker zou kunnen antwoorden:
omdat wij daardoor het gevoel voor het schoone
willen opwekkenomdat wij, als het ware onge
merkt, de kleine woning of de nederige kamer
Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworih.
BOEK I.
Mildred.
(Vervólg.)
„Ik beklaag u uit den grond van mijn hart,
lieve Emmeline, maar ik ben niet bij machte u
troost te verschaffen."
Een oogenhlik scheen Emmeline door hare aan
doeningen overweldigd; maar toen schonk een
tranenvloed haar verlichting en liet zij haar hoofd
op Mildred's schouder zinken.
„Denk niet meer aan hemriep Mildred uit.
„Hij verdient uwe liefde niet. Dat zeg ik, die
zijne zuster hen."
Emmeline gaf geen antwoord, maar bleef snikken.
Geen van beiden had bemerkt dat lady Barfleur
in de galerij gekomen was.
Ten hoogste verbaasd over 't geen zij zag, stond
zij stil. Gelukkig hoorde zij de woorden van
Mildred niet, zoodat zij slechts kon gissen naar
de oorzaak dezer plotselinge uitbarsting van droe
fenis.
Eindelijk maakte zij door een kuchje hare
tegenwoordigheid kenbaar en kreeg Mildred haar
in 't oog.
van zoo menigen arbeidsman of bedaagd moedertje,
of droevig gestemde zieke zouden wenschen op te
sieren en te vervroolijken door eenvoudigemaar
tot het hart sprekende bloemen; om genoegen te
doen vinden in de opkweeking van het kleine
stekje. Met dit antwoord zou echter niets anders
gezegd zijn dan hetgeen op bijna elk feest is her
haald geworden; doch spreker wees op nog iets
anders.
In het leven van een plant met haar eigenaar
dige behoeften vindt men de omtrekken van ons
eigen levensbeeld. Al de zorg voor het teedere
stekje, het weten of het gissen van de behoefte
aan lucht en licht, aan zonneschijn of schaduw,
ze wijst op de zorgen der moeder voor even teedere
schepselsmaar van hooger orde. Knop en bloem
drukken de vervulling uit der schoonste verwach
tingen, die gekoesterd worden van den jeugdigen
menseh van aanleg, en die niet alleen roem en
eer tot loon geven, maar ook de innigste zelfvol
doening dat voldaan is aan roeping en plicht.
En wanneer ten slotte de moederplant heeft
uitgediend en wegsterft, vertoont ze ons die
onverbiddelijke wet, die ook voor ons geldig is
worden, bloeien en vergaan!
Die bloemen voor de vensters keeren en wenden
zich naar het licht. Zou, vraagde spreker,
dat ook een wenk zijn voor den mensch, zoo verre
verheven boven de plant, om te streven naar het
licht van kennis, van wetenschap en kunst? Hij
herinnerde hoe Tollens zich heeft uitgedrukt in
zijn lied aan de bloemen
Kijkste beeldspraak aller talen,
Tolken van wat lieflijk luidt,
Al wat rein is drukt gij uit,
Al wat schoon is naoogt gij malen.
Bloemen snoeren als een knoop,
't Zijn herinrings onderpanden,
liefde vlecht zich rozenbanden,
Bloemen zijn een beeld der hoop.
Na met een en ander de heteekenis van het
feest te hebben aangewezenbetuigde de heer
Appel dank aan de inzenders voor de trouwe in
zending; aan de commissie van beoordeeling voor
de vervulling harer moeielijke taak; aan onze
stadgenooten en aan de „Vereeniging van tuin
bouw" voor hunne giften of geschenkenaan den
heer Blaas voor de hulp zijner kennis en de be-
langlooze opluistering der tentoonstellingen
eindelijk aan allen, die iets over hebben om het
leven en den levensweg van het volk te verhel
deren en te veraangenamen.
Ten slotte noodigde hij den burgemeester uit
tot de uitreiking der behaalde prijzenonder aan
bieding van den dank van het bestuur voor de
hooge eer, die daardoor aan bestuur en bekroon
den wordt aangedaan. Uit het volk zijn man-
„Kom tot bedaren, kindlief," fluisterde zij Em
meline in 't oor„daar is uwe moeder."
„Ja, 'kzie het," zei Emmeline. „Zou zij iets
hebben kunnen hooren?"
„Ik geloof het niet. Maar wees nu bedaard, of
ge zult u zelve verraden."
Beide stonden op en Emmeline deed haar best
om hare ontroering te onderdrukken, waarbij het
haar zelfs gelukte zich tot een glimlachje te dwingen.
„Ge zult me wel kinderachtig vinden, mama,"
sprak zij, „als ge hoort dat ik tranen gestort heb
bij een aandoenlijk verhaal, dat Mildred mij deed."
„'t Doet me genoegen, dat het niets ernstigs is,"
antwoordde lady Barfleur.
„Komt ge ons vertellen, dat papa de heidens
gevat heeft?"
„Neen, hij is nog niet terug," hernam lady
Barfleur. „Ik kom u zeggen, dat mevrouw Cal-
verley en kapitein Danvers in den tuin zijn ge
gaan, waar ge u misschien wel bij hen zult willen
voegen."
„Willen wij, Mildred?" vroeg Emmeline.
„Zeker!" gaf de aangesprokene ten antwoord.
„'tZou zoo goed zijn alsof ik niet op Brackley
was geweest, al3 ik geen wandeling in dien mooien
ouden tuin had gedaan."
„Wacht maar niet op mijik zal wel volgen,"
zei lady Barfleur.
Verheugd dat er niets verder gevraagd werd,
ijlden de beide schuldigen de wenteltrap af en
spoedden zich naar den tuin.
nen opgestaan, die langs velerlei wegen en door
velerlei middelen werkzaam willen zijn voor bet
volk. Het is bekend dat het hoofd dezer ge
meente sympathiseert met dat doel en altijd be
reid is voor de Vereeniging den weg te effenen
ter bereiking daarvan. Spreker achtte het een
gunstig oogenblik om den burgemeester openlijk
daarvoor dank te zeggen en deze Vereeniging in
zijn voortdurende welwillendheid aan te bevelen.
Warme toejuichingen vielen den spreker ten
deeldie door fanfares der muziek bekrachtigd
werden.
Alsnn nam de burgemeester het woord. Hij
begon met de verzekering, dat hij gaarne de uit-
noodiging heeft aangfenomen om de prijzen uit te
reiken, niet alleen om daardoor een bewijs te geven
van de sympathie van het gemeentebestuur, maar
ook omdat hij zelf, evenals alle hier tegenwoordi-
gen, hoogen prijs stelt op dit feest.
Na de uitstekende wijze waarop de heer Appel
zooeven de beteekenis daarvan vertolkt heeft,
achtte hij het onnoodig die nog nader uiteen te
zetten; alleen wenschte hij het nog eens uit te
spreken, dat niets het gemeentebestuur onverschil
lig is wat strekken kan tot vermeerdering van het
heil der ingezetenen, zoowel naar lichaam als ziel,
en tot bevordering hunner stoffelijke en zedelijke
belangen. Namens het gemeentebestuur en namens
de aanwezigen dankte hij het bestuur der Veree
niging „Uit het volkvoor het volk" voor zijne
goed geslaagde poging om het gevoel voor het
schoone te verhoogen. Werd kort geleden hier een
algemeen feest gevierd bij het tot stand komen van
een groot werk, waarvan men materieele voordee-
len verwacht, thans wordt op een ander gebied
een feest gevierd, waaraan weder een groot deel
der burgerij heeft deelgenomen, hetwelk daardoor
getoond heeft ook op zuiver aesthetisch gebied een
open oog en hart te bezitten.
Bij voorbaat wenschte hij de bekroonden geluk,
die allen in hunne bloemen zich vrienden hebben
gekweekt. Van harte hoopte hij in een volgend
jaar allen hier weder te zullen zien en dat zij dan
andermaal zijn gelukwensch zullen willen aan
nemen.
Nadat sprekers rede door een „Leve de burge
meester!" een oogenblik was afgebroken, richtte
hij ook het woord tot de niet-bekroonden. Ook
hen wenschte hij geluk, want de bekroningen doen
niets af tot de liefde voor hen die men zelf heeft
opgekweekt. Onze kinderen blijven immers altijd,
ook al munten zij niet boven anderen uit, onze
lieve kin deren?
Thans tot de uitreiking der prijzen en premiën
overgaande, overhandigde hij in de eerste plaats aan
J. W. Huijsman het door hem verworven spaarbank
boekje met 10. Hierbij wees hij op het nut der
XI.
WAT EE IN DEN TUIN VOORVIEL.
„Ik ben nooit te Ouselcroft geweest, maar ik
hoor dat het eene buitengewoon mooie plaats is."
'tWas kapitein Danvers die deze opmerking
aan mevrouw Calverley maakte; toen hij naast
de bekoorlijke weduwe op eene bank bij eene
der fonteinen zat.
„Kom dan eens zien en oordeel zelf," gaf
zij ten antwoord. „Het zal ons aangenaam zijn
u morgen te ontvangen."
„Het zal mij het grootste genoegen zijn er heen
te rijdenhernam hij. „Eene buitenplaats is
zeer lief, maar het verwondert me eenigszins dat
ge er ook niet een huis te Londen op nahoudt."
„Ik denk er aaner een te nemensprak zij.
„Mildred is nooit te Londen geweestof heeft
er niet gewoondbehoorde ik te zeggen. Haar
vader had een afkeer van het gedruisch der stad,
gaf niet om de parken of de operaen hield niet
van groote partijen. Ik geloof niet, dat hij in
staat zou zijn geweest het een jaar te Londen
uit te houden. Ik zelf geef ook aan het land en
de kalmte de voorkeur. Doch ik moet toch aan
Mildred denken en daar zij iets meer van het
leven wil zien dan hier mogelijk is, zullen wij
voor eenigen tijd naar Londen gaan."
„Op mijne eer, gij zijt zeer voorkomend," riep
de kapitein uit. „Juffer Calverley is wel gezegend
met eene inschikkelijke mama, „zuster", had
ik haast gezegd, maar ik bedacht mij nog tijdig." j
spaarbank en van het sparen, vooral in onzen tijd
waarin zoovelen trachten door middel van het lot
meerdere welvaart te- verkrijgen.* Er kan echter,
zeide hij, niet genoeg- op gewezen worden, dat van
de duizend menschen door het lot 999 ongelukkig
worden, terwijl slechts éen zijn wensch verkrijgt.
Die éene gelukkige, die in den regel bekend wordt,
is dan wederom de oorzaak dat opnieuw 999 an
deren ongelukkig worden. Onze voorouders heb
ben het dan ook naar waarheid gezegd geen
voorspoedgeen geluk kan verkregen worden
zonder dat men spaart voor den moeielijken dag.
Het was spreker daarom hoogst aangenaam dat
de eerste prijs in een spaarbankboekje bestond.
Deze toespraak werd mede met fanfares van de
muziek en het gejuich der bekroonden begroet.
Nadat de uitreiking der prijzen, die uit ver
schillende mooie of doelmatige voorwerpen beston
den was afgeloopen, stelde de burgemeester
voor uit volle borst een hoera! aan te heffen in
de eerste plaats voor de bekroonden en in de
tweede plaats voor het bestuur der Vereeniging,
waardoor dit feest is bereid. Met geestdrift werd
hieraan voldaan.
Alsnu verplaatste het muziekkorps zich, uithoofde
van den regen, uit den tuin naar het orchest in
de zaal, waar het tweede gedeelte van het pro
gramma werd uitgevoerd. Onder de aanwezigen
heerschte eene hoogst opgewekte stemming.
Naar wij vertrouwen zijn allen het bestuur der
vereeniging „Uit het Volk voor het Volk" er
kentelijk voor hetgeen het in deze wederom heeft
verricht. Moge de zoo gewensche vermeerdering
van het aantal leden, welke noodzakelijk ia om
de Vereeniging in staat te stellen met haar in
vele opzichten zoo nuttig werk voort te gaan,
dan ook, als blijk dier erkentelijkheid en belang
stelling, niet uitblijven
De bevolking der provincie Zeeland bestond
den 31en December 1875 uit 185,628 personen,
zijnde 91,238 mannen en 94,300 vrouwen. De
bevolking vermeerderde in 1875 met 17,841 per
sonen (9183 mannen, 8658 vrouwen)verminderde
met 16,275 personen (8348 mannen, 7927 vrouwen)
hetgeen eene totale toename geeft met 835 mannen
en 731 vrouwen, of 1566 personen.
Dezer dagen zullen door de alhier bestaande
sub-commissie voor de in 1877 te Amsterdam
te houden tentoonstelling van kunst, toegepast op
nijverheid en den daaraan verbonden internationalen
wedstrijd, aan verschillende ,industrieelen de regie;
menten met biljetten ter invulling worden toege
zonden.
Vóór den len November a. moet men zich om-
„Ik zal haar zoo gelukkig maken als ik kan,
zoolang zij bij mij blijftantwoordde mevrouw
Calverley. „Toen mijn overleden echtgenoot zijne
dochter aan mijne zorg toevertrouwdewist hij
dat ik mijn plicht jegens haar zou doen."
„En uw eerste plicht is haar goed getrouwd
te krijgenmerkte hij met een lachje aan. „Dat
zal ook geen moeite kostenwant ik hoor dat er
velen naar hare hand staan. Geen wonder't is
een allerbekoorlijkst meisje."
„En zij zal verre van onbemiddeld zijnging
mevrouw voort. „Ik maak er geen geheim van,
dat ik voornemens ben haar dertig duizend pond
meê te geven."
Kapitein Danvers was verstomd. Als Mildred
zulk eene som meêkreeg, begon hij te denken
dat het raadzamer was zijne aandacht op de stief
dochter te vestigen. Hij trachtte onverschillig te
schijnenmaar mevrouw Calverley bemerkte wel
dat hare meêdeeling indruk had gemaaktzoo
als ook hare bedoeling was geweest.
„Gij zijtmevrouwde edelmoedigste der vrou
wen," sprak hij. „Weinigen zouden tot zulk een
groot offer in staat zijn."
„Ik beschouw het niet als een offer, kapitein,
maar als een plicht. Ik vertegenwoordig eenvou
dig haar vader, en wat hij zou gedaan hebben
zal ik doen."
„Toch kan ik mijne bewondering voor een ge
drag even zeldzaam als loffelijkniet ontveinzen,"
hernam Danvers. „Ik herhaal, dat uwe edelmoe
digheid u de grootste eer doet. Maar heeft mijn-