Benoemingen en besluiten,
Planten van 1875:
1' premie J. C. Gruson; 2e premie Boenders;
8e premie J. M. Huijsmans.
Gedurende de pauze van het heden avond te
geven feestconcert zullen de prijzen en premiën
worden uitgereikt.
Naar ons uit Zierikzee bericht wordt is de stoom
boot Telegraaf IV gisteren op de Westersehelde
bij Lillo aangevaren en gezonken. De passagiers
en de bemanning zijn gered.
Benoemd tot hoofd-opzichter van fortificatiën
de opzichter van fortificatiën le klasse S. Sohreurs
te Neuzen.
De historische stoet der Pacificatie van Gent
zal, naar men verneemt, aanstaanden Zondag
nogmaals, voor het laatst, een optocht door de
stad houden.
De heer van Goltstein, afgetreden minister van
koloniën, heeft in een schrijven aan de „Amst. Ct.'>
protest aangeteekend tegen een hoofdartikel van
dat blad. De heer van Goltstein schrijft, dat de
bewering der „Amsterdamsche courant": „de tweede
verandering, welke het ministerie ondergaan heeft
(de aftreding van den minister van koloniën) staat
buiten het politiek geschil van den laatsten tijd",
evenzeer met de waarheid in strijd is als deze:
„Van den minister van Goltstein vernamen wij
sinds lang, dat hem de gelegenheid welkom was
om zijn taak neder te leggen."
De verwerping van art. 1 der wetsvoordracht
op de nationale militie was volgens den heer van
Goltstein de eenige reden, van de collectieve aan
vraag om ontslag der ministers op 16 Juni jl., en
niemand kan van den heer van Goltstein verno
men hebben, dat hij zijn taak sinds lang wenschte
neder te leggen. Het deed hem integendeel
zeer leed dit thans te moeten doen.
Het stoomschip Prins Hendrikna de noo-
dige herstellingen te hebben ondergaanis den
11<™ dezer van Southampton vertrokken en zal
den 18en September a. te Napels aankomen.
De met dat stoomschip te verzenden brieven
maal naar Nederlandsch Indië zal, in verband
daarmede, op Vrijdag den 15en dezer des morgens
met den eersten trein uit Amsterdam vertrekken.
Staats cour.)
De Staats-courant van heden behelst weder
eene opgave van gewonde en gesneuvelde Euro-
peesche militairen van de expeditionaire macht in
Atehin sedert 15 Juli jl. Daarin worden als
gesneuveld vermeld G. J. Weustink, korporaal;
J. O. van DijkmineurJ. RoskamJ. R. de
Sigerther Borck, F. Bottinga en L. J. Mathieu,
fuseliers. Als doodelijk gewond wordt opgegeven
de sergeant A. Ribbink.
Te Amsterdam werd gisteren een algemeene
vergadering van het Multapatiorsbond gehouden.
De heer de Beaufort is met algemeene stemmen
tot bestuurder van het bond gekozen; daarna werd
het gedrukt verslag over het dienstjaar 18751876,
loopende tot uit. Juli, aan de leden rondgedeeld,
het bleek daaruit dat een batig slot van 77.72
aanwezig is; de contributiën over 1876 moeten
echter nog geïnd worden. Op deze vergadering is
verder het huishoudelijk reglement van het bond
goedgekeurd en besloten, tot het spoedig aanvra
gen van rechtspersoonlijkheid over te gaan.
Tevens is bepaald dat de eerstvolgende algemeene
vergadering in Mei 1877 te Utrecht zal worden
gehouden, en dat een lijst van leden en adhae-
renten ter opwekking van anderen zal worden
uitgegeven. De verslagen van het voorloopig be-
lijken toestand gelaten. In ieder geval was er,
zooals uit een opsehrift boven de deur bleek,
sedert 1570 niets aan veranderd.
Licht en vroolijk, gelijk bij de groote menigte
Van vensters te verwachten was, scheen de galerij
van eene onmetelijke uitgestrektheid. Zij had een
houten dak, maar de balken waren net geverfd,
en de penanten met tapijtwerk bekleed of met
familieportretten behangen. Verscheidene schoone
antieke kabinetten strekten tot verdere versiering
der ruimte.
„Ik heb altijd veel met die galerij op," zei
Mildred, met bewondering rondziende. „Als ik
hier woonde, geloof ik dat ik er al mijn tijd zou
doorbrengen."
„Dat zou u wel gaan vervelen," antwoordde
Emmeline. „Ik geef de voorkeur aan mijn eigen
kamertje met de gebeeldhouwde bedstede en het
groote boogvenster."
„Ja, ge hebt een lief kamertje, maar het is toch
niet te vergelijken met deze indrukwekkende
galerij."
„De galerij is te groot om gezellig te wezen,"
hernam Emmeline. „Daarom kom ik hier ook
zelden anders dan wanneer wij gezelschap hebben.
Maar ga zitten. Ik moet u eens onder vier oogen
spreken."
„'kHoop dat het een hartezaak zal betreffen,"
zei Mildred lachend, terwijl zij plaats nam op een
oud eofaatje, met Utrechtsch fluweel bekleed en
juist breed genoeg voor twee personen. Emmeline
zette zich naast baas ett vatte hare hand,
stuur, aldus werd nog door de vergadering bepaald
komen niet uit in den vorm van een tijdschrift, maar
in losse stukken. Het vraagstuk betreffende de
mogelijkheid tot oprichting van zoogenaamde
Bondshuizen zal door het dagelijksch bestuur
worden onderzocht; in den loop van den naa-
staanden winter zullen populaire voordrachten
worden gehouden. De begrooting van het bond
over 1876 gaf als ontvangst aan een bedrag van
f 1181.62 tegenover f 1178.31 aan uitgaven.
De rust, welke Zondag te Amsterdam ge-
heerscht heeft, schijnt óf een masker, óf de stilte,
aan den storm voorafgaande, geweest te zijn.
Maandag althans, de dag waarop anders de kermis
begonnen zou zijn, hebben ongeregeldheden plaats
gehad, welke door de tijdig te voren genomen
voorzorgsmaatregelen beteugeld zijn geworden,
doch niettemin een vrij ernstig karakter droegen.
Nadat des morgens eenige zonder vergunning
geplaatste poffertjes- en andere kramen op last
der politie waren afgebroken, doorkruisten des
avonds tegen acht uren talrijke troepen, opge
schoten knapen en meisjes zoowel als mannen en
vrouwen, de stad, liederen zingende, alles behalve
vleiend voor den burgemeester. De Dam was
stampvol, evenals het Thorbecke plein, alwaar de
menigte dit beeld stond aan te gapen alsof dit
aan ieders verlangen voldoen kon. Velen beweer
den dat, daar Rembrandt had moeten wijken voor
Thorbecke, en eerstgenoemd beeld nu op een dei-
grootste kermispleinen staat, het tweede beeld de
oorzaak van al het kwaad was. Aldaar hadden
echter geene ongeregeldheden plaats, dcch ongeveer
kwart voor elven werden op onderscheidene plaat
sen te gelijk door tierende menschentroepen verre
gaande baldadigheden gepleegd, en op het Rokin,
KalverstraatLeliegracht, Paleisstraat, Keizers
gracht, Heerengracht van de Leliegracht tot de
Spiegelstraat, Reguliersgracht, Hoogstraat enz. in
onderscheidene huizen glasruiten ingeworpen.
Weldra was echter aan die opschudding een
einde gemaakt. De schutterij werd onder de
wapenen geroepen, cavalerie en infanterie door
kruisten de stad, en, hoewel de straten en pleinen
van menschen wemelden, had het gejoel en getic-r
opgehouden.
Op den Dam was zelfs eene charge door een
zestigtal cavaleristen noodig. Aldaar beweert men
dat een pistoolschot gelost is, doch de dader is
niet bekend. Dinsdag morgen werd de volgende
afkondiging aangeplakt
„De burgemeester van Amsterdam, tot zijn leed
wezen ontwaard hebbende, dat een gedeelte der
bevolking zich door kwaadwilligen heeft laten
medesleepen tot het plegen van baldadigheden;
„Gezien art. 186 en 187 der gemeentewet;
„Waarschuwt de ingezetenen, zich van het deel
nemen aan wanordelijkheden te onthouden, terwijl
alle verzet tegen de openbare macht met kracht
zal worden tegengegaan.
„En verbiedt samenscholingen van meer dan
vijf personen."
Gisteren werd de militaire macht in de kazernen
geconsigneerd. Naar men verneemt is versterking
aangevraagd van een eskadron cavalerie uit
Haarlem.
Met het oog op de ongeregeldheden is de Wes-
terkerk tijdelijk tot kazerne voor de schutterij
ingericht. De burgemeester vertoeft den ganschen
dag tot laat in den avond op zijn bureau in het
stadhuisde aldaar werkzame gemeente-ambtenaren
moeten zoowel des nachts als op den dag dienst
doen.
Het Nieuws van den Dag geeft de volgende be
schrijving van het voorgevallene:
Omstreeks 9 uren begaven zich een groot aantal
personen in optocht van Rapenburg en Marken
naar Oostenburg en Wittenburg, de zoogenaamde
„Ge moet weten," begon zij, „dat ik hier een
paar jaren geleden een tête-h-tête met een zeer
knap jongman had. Wij zaten op dezelfde sofa.
Mama en verscheidene anderen waren hier ook,
maar te ver af, om te hooren wat wij spraken."
„Dat is een voordeel van een groot vertrek,"
merkte Mildred aan. „Maar 't spijt me, dat dit
téte-a-téte zoo lang geleden is. Ik hoop, dat het
herhaald zal zijn?"
„Neen, en ik vrees dat het nimmer herhaald zal
worden," antwoordde Emmeline met een zucht.
„Maar ik heb het niet vergeten."
„Kwam het tot eene uitdrukkelijke declaratie?"
vroeg Mildred.
„Neen, maar ik wil wel bekennen, dat, als die
heer mij bepaald 'gevraagd had, ik hem zou heb
ben genomen; en ik gevoel, dat ik nimmer iemand
anders zal kunnen liefhebben."
„Zoo denkt gij op dit oogenblik. Hij is zeker
nog ongetrouwd?"
„Kort na ons gesprek engageerde hij zich met
eene andere dame; maar dat engagement sprong
af en hij is nu vrij."
„Hebt ge hem in den laatsten tijd gezien?"
„In een langen, langen tijd heb ik hem niet
meer gezien, Mildred; maar ik bemin hem nog,
in weêrwil van zijne onstandvastigheid, en zou
gaarne iets naders van hem willen weten."
„Emmeline," vroeg Mildred, haar strak aanzien
de, „ge bedoelt toch mijn broeder Chetwynd niet?"
„Wien zou ik anders bedoelen?" antwoorddede
freule.
eilanden. Onderweg werden eenige lantaarns ver
nield. De eilanden verlatende, begaf de bende
zich op weg naar den Dam. 't Oude Kerkplein
passeerende, werden aldaar eenige ruiten ingewor
pen. Op den Dam aangekomen, moesten allereerst
een paar ruiten in de winkelkasten van den heer
Saks het misgelden, 't Schijnt dat de troep zich
toen in tweeën gesplitst heeft. In de Kalverstraat
werden twee groote spiegelruiten van de firma
Abererombie en een paar ruiten bij den boekhan
delaar Kouwenaar ingeworpen. Van de Kalver
straat begat men zich naar de Paleisstraat,
waar eenige spiegelruiten, onder anderen de kolos
sale spiegelruit van den heer Eigenraam, werden
vernield. Onderwijl deze afdeeling, hoofdzakelijk
uit jongelieden bestaande, haar vernielingswerk
verrichtte, had de andere afdeeling op de Keizers-
en Heerengrachten, alsmede in de Anjeliersstraat,
geducht huisgehouden. Van de Vijzel- tot aan de
Heerenstraat zijn op de Heerengracht in vele wo
ningen de ruiten verbrijzeld, hoofdzakelijk door
middel van keisteenen. 't Zelfde geschiedde op de
Keizersgracht, van de Prinsenstraat tot aan de
Leliegracht. Op laatstgenoemde gracht, alsmede
in de Anjeliersstraat, werden eveneens winkelrui
ten ingeworpen.
Toen de troep zich op de Heerengracht bevond,
wilde men zich naar het huis van den burgemees
ter begeven. Daar stond echter een wacht infan
terie, die de oproerigen met geveld geweer af
wachtte. Men deinsde op dat gezicht spoedig terug.
De benden, die zich aan deze vernielzucht over
gaven, schijnen geen andere beweegreden te hebben
gehad dan aan dien lust bot te vieren. Bij voor
keur vernielde men spiegelruiten, ofschoon ook
gewone ruiten niet gespaard werden. Zoo is het
grootst aantal ruiten ingeworpen in het weeshuis
„de Oranje Appel", terwijl ook het Blinden-Insti-
tuut niet gespaard werd, wel een bewijs dat
men hier met brooddronkenheid te doen had en
met geen vooraf overlegd plan.
Toen eenmaal de autoriteiten zich deden gelden,
bleek het, dat zulke goede maatregelen waren be
raamd, dat de orde terstond kon worden hersteld.
Blijkbaar heeft men met de uiterste toegevendheid
willen handelen, in 't vertrouwen, dat het volk
niet te ver zou gaan, en werkelijk waren 'tdan
ook hoofdzakelijk opgeschoten kwajongens van 18
tot 20 jaar, vergezeld van eenige vrouwelijke in
dividuen van het laagste allooi, die zich aan de
vernieling schuldig maakten.
Dat de schuldigen voor een deel straffeloos
hun vernielingswerk konden voortzetten, hadden
zij hoofdzakelijk te danken aan de zoogenaamde
„nieuwsgierigen," die ook nu weder, als gewoonlijk
bij dergelijke oploopen, de meerderheid uitmaakten.
Deze nieuwsgierigen vervullen een vrij wat
minder onschuldige rol, dan zij zich gewoonlijk
verbeelden. Zij stijven den overmoed van de op
roermakers, wel wetende dat zij onder die talrijke
massa veel veiliger zijn dan onder hunne makkers
alleen.
Door het hoofdbestuur van het Nederlandsch
wer k 1 ie d en verbon d is de volgende afkondi
ging gedaan
Mede-werklieden!
Met diep leedwezen hebben wij acht geslagen
op de ongeregeldheden, welke gisteren avond in
onze stad hebben plaats gehad, waardoor het
eigendom onzer medeburgers in gevaar wordt ge
bracht.
Overtuigd dat dergelijke demonstratiën niet de
rechte en aangewezene zijn om doel te treffen,
noodigen wij alleD, zoowel vereenigde als niet
vereenigde werklieden dringend uit, ten eerste
daaraan volstrekt geen deel te nemen, ten tweede
door hunne afwezigheid van de openbare plaatsen
te toonen, dat zij als goede mannen van orde en
Mildred kon een kreet van verbazing niet
weêrhouden.
„Ik herinner mij zeer goed, dat Chetwynd met
vervoering van u sprak," zeide zij, „en mij ver
telde dat hij in de galerij van Brackley Hall sterk
met u gecoquetteerd had; maar ik had geen ver
moeden, dat ge daarbij in ernst waart. O welk
een kans op geluk is hij misgeloopen! Had hij u
mogen krijgen, hoe verschillend zou ziju lot zijn
geweest."
„Ik had hem lief," zei Emmeline met ontroering,
„en 'k geloof niet, dat dit ooit met Theresa Mild-
may het geval is geweest."
„Dat ben ik geheel met u eens," antwoordde
Mildred. „Ik heb met de grootste belangstelling
naar u geluisterd, lieve Emmeline, en ik wenschte
dat ik u goede berichten van Chetwynd kon ge
ven, doch ik ben er niet toe in staat. Ik heb hem
onlangs gezien, maar slechts voor weinige oogen-
blikken."
„Te Ouselcroft?" vroeg Emmeline gretig.
„Ja; hij kwam geheel onverwacht en vertrok
weêr dadelijk."
„Dat overhaaste vertrek zou niet doen denken,
dat hij zijne oneenigheid met mevrouw Calverley
heeft bijgelegd?"
„Helaas, neen; en ik vrees, dat hij zich nimmer
met haar zal verzoenen. Weet ge, dat hij niets
van haar wil aannemen?"
„Ja; en ik bewonder zijne fierheid."
„Hij handelt echter zeer dwaas, want hij plaagt
alleen zich zeiven, en niet haar,"
vrede, anderer pogingen niet willen steunen of
aanmoedigen.
Amsterdam, 12 September 1876.
Namens het centraal-bestuur
B. H. HELDT, voorzitter.
J. L. SCHUURMANsecretaris.
Een dertigtal personen is gearresteerd, waaron
der zeven betrapt op opruiing en op het inwerpen
van glasruiten. Slechts enkelen zijn gewond; de
politie-agenten hebben, door het werpen van stec-
nen, eenige deuken in hunne helmen gekregen:
De majoor der schutterij Tenckinck heeft op het
Koningsplein een slag op de wang gekregen, die
echter door een slag met den kolf van een geweer
op het hoofd van den aanvaller beantwoord werd.
De belhamels hadden verwacht onder de talrijke
werklieden in het Rapenburg en Kattenburg veel
steun te vinden, doch werden hierin teleurgesteld,
daar men zich over het algemeen van deelneming
onthield.
Het officieele programma der wereldten
toonstelling te Parijs in 1878 is thans door het
Fransche Staatsblad medegedeeld. De in te zen
den voorwerpen worden verdeeld in de volgende
negen groepen, die in 90 klassen zullen onder;
scheiden worden
le Groep. Voorwerpen van kunst.
2e Groep. Opvoeding, onderwijs, hulpmiddelen
en toestellen daarop en op de vrije wetenschappen
betrekking hebbende.
3e Groep. Ameublement en wat daartoe behoort.
4e Groep. Geweven stoffen. Kleedingstukken
en toebehooren.
5e Groep. Delfstof kundige Nijverheid. Bewer
king van delfstoffen.
6e Groep. Werktuigen en toestellenop de
mechanische nijverheid betrekking hebbende.
7e Groep. Yoedingmiddelen.
8e Groep. Landbouw en vischteelt.
9e Groep. Boomkweekerij.
Op de tentoonstelling zullen worden toegelaten
alle werken van Fransche of buitenlandsche kun
stenaars (schilderkunst, beeldhouwkunst, kunst
nijverheid), vervaardigd sedert den len Mei 1867,
en alle voortbrengselen van den landbouw of de
nijverheid, uitgezonderd ontplofbare stoffen en in
't algemeen alles waarvan de uitstalling gevaarlijk
geacht wordt.
Vóór het tentoonstellingspaleis op het Champ
de Mars en op de helling van den Trocadero-heuvel
zullen perken en tuinen worden aangelegd, ten
einde daarin de levende dieren en planten te
plaatsen.
Alle brieven en berichten, op de tentoonstelling
betrekkelijk, moeten gericht worden aan den
senator, commissaris-generaal voor de wereldten
toonstelling van 1878, te Parijs. Binnen den om
trek van het Fransche postwezen is het niet noodig
de brieven te frankeeren.
Deze zelfde mededeeling wordt in de Staats
courant van heden aangetroffen, waar het pro
gramma in zijn geheel te vinden is.
staten generaal. Benoemd tot voorzitter van de
eerste kamer der staten-generaalgedurende de
vergadering die zal aanvangen op den derden
Maandag van September, mr. J. A. G. baron de
Vos van Steenwijk, lid van die kamer.
onderscheidingen. Vergunning verleend aan F.
Kösste Steenwijktot het dragen van het her-
inneringskruis van den oorlog van 1866 en de
herinneringsmedaille van den oorlog van 1870 en
1871hem door Z. M. den Duitschen keizer,
koning van Pruisen geschonken.
Toegekend een zilveren medaille met loffelijk
getuigschrift aan O. Thomaskapitein van het
stoomschip Jones Brothers, van Newport, als
„Maar hij is trouw gebleven aan zijn woord.
Ik zou niet half zooveel van hem houden, indien
hij het hoofd had gebogen."
„Dan zal uwe genegenheid niet voor hem ver
minderen, want ik houd mij overtuigd, dat hij
het hoofd ook niet zal buigen."
„Ge ziet, ik heb hem goed beoordeeld," hervatte
Emmeline, „en ik ben verzekerd dat hij in 'teind
zal triomfeeren. En nu lieve Mildred, wilt ge,
voordat wij ons gesprek afbreken, mij vast be
loven het mij te laten weten als ge hem weêr ziet
of iets van hem hoort?"
„Ik wil u niet met eene ijdele hoop vleien,
Emmeline; ik denk niet, dat ik hem zien of iets
van hem hooren zal. Sir Bridgnorth Charlton is
zoo vriendelijk geweest zich met zijne opsporing
te belasten, maar waarschijnlijk zal hij hem niet
vinden. Chetwynd schijnt degenen, die hem
liefhebben of hem van dienst zouden willen zijn,
te ontwijken."
„Ik hoop dat hij mij niet ontwijken zal," zei
Emmeline.
„Hij zou het niet doen, als hij onderricht kon
worden dat gij belang in hem stelt; maar hoe zal
men hem dat doen weten? Hij schrijft mij niet
en ik ken zelfs zijn adres niet, zoodat het mij
onbekend is hoe ik hem een brief zou kunnen
doen toekomen."
„Dan moet ik in denzelfden staat van onzeker
heid blijven verkeeren," hernam Emmeline mis
moedig» „Ge geeft me Diet veel troost, Mildred.'^
(Wordt vervolgd.)