N«. 218. 11!* Jaargang. 1876. Donderdag 14 September. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m, franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiëni 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 13 September. FEUILLETON". Chetwynd Caiverley. MIDDELBIRGSCHE De ramponlangs aan het stoomschip Luitenant- generaal Kroesen overkomen, heeft in Indië weder meer algemeen de aandacht doen vestigen op de meerdere of mindere nauwkeurigheid der Indische zeekaarten. „Er worden, lezen wij in de Indiër, stemmen gehoord, die meenen, dat in sommige van de gevaarlijkste passages, zeeëngten, straten enz., van tijd tot tijd heropnamen moesten gedaan worden. Want bij de vulkanische en koraalsteenformatie van een groot gedeelte der eilandengroepen is het niet te verwonderen, wan neer een klip of een rotsbank, die voor 20 jaren nog diep onder water lag, dermate is aangegroeid, dat die voor de scheepvaart gevaarlijk kan worden. Eene heropname van de meest bevaren streken is derhalve zeer gewenscht." Deze wensch schijnt, wanneer men let op de zorgvuldigheid waarmede de zeekaarten in Neder land aanhoudend worden nagezien bijgehouden en zoo noodig verbeterd, niet ongegrond of onbil lijk. Het behoeft toch geen betoog dat de ont zaglijke uitgestrektheid zee, waarin de eilandengroep verstrooid ligt, welke wij onze Oost-Indische be zittingen noemen, niet minder hydrographische zorg zou vereischendan aan onze eigen zeegaten en stranden besteed wordt. Het is echter geen overdreven beschuldiging, te beweren dat dit gedeelte der taak, welke als kolo niale mogendheid van den eersten rang op onze schouders rust, tamelijk door ons verwaar loosd wordt. Gedeeltelijk uit onmacht, gedeel telijk ook uit onwil. Het werk der vervaar diging en verbetering onzer Indische zeekaar ten is grootendeels als bijwerk opgedragen aan onze zee-officierendie voor dezen vermoeienden arbeidonder de brandende tropische zon en onder de verderfelijke uitwasemingen van stranden en moerassennoch de noodige hulpmiddelennoch eene behoorlijke belooning ontvangen. Op de officieele lijst der schepen van de Indi sche militaire marine vindt men eerst sedert een drietal jaren vermeld een stoomschip van 80 paar- dekrachten, dat als opnemingsvaartuig aangewe zen staat en voor het doel bijzonder is ingericht en uitgerust. Het heet „de Hydrograaf". Vóór de geboorte van dat stoomschipwas de taak der hydrographievoor zoo ver namelijk betreft het opnemen en in kaart brengen van nog on bekende vaarwaters en kustenopge dragen aan een oud, voor den gewonen dienst onbruikbaar oorlogsstoomschip. Nog vroeger 10 Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworih. BOEK I. Mildred. Vervolg.) „Maar ik zou veel liever zien dat ge 'tniet deedt, sir Leycester. Ik ben bang dat de heidens zich wanhopig zullen verdedigen." „Dat zullen zij zeker doen," bevestigde Mildred. „Dat komt er niet op aan," zei sir Leycester; „ik moet hen hebben." „Als ge werkelijk jacht op die heidens gaat maken, lieve oom," zei kapitein Danvers, „dan zal ik u vergezellen." „Neen, neen, Charles, ik heb u daar niet bij noodig," hernam hij. Houdt gij de dames gezel schap. Ge blijft toch wel tot dat ik terugkom, mevrouw Caiverley?" Zij beloofde dat zij blijven zou en na nog een paar woorden met zijne echtgenoote gewisseld te hebben, ging hij naar den stal en gaf last terstond een jachtpaard te zadelen. Aan Booth, den koet sier, op wien hij zich ten volle verlaten kon, gaf hij kennis dat hij hem zou meênemen en dat er een paar rijknechts mede moesten gaan. Onderwijl de paarden gezadeld werden bracht dat wil zeggen nog geen tien jaren geleden werd het werk gedaan door een oud zeilschip, het gebrekkigste en ellendigste der geheele marine, dat gewoonlijk waar het zich vertoonde den lach lust opwekte van vreemdeling en landgenoot. Met dat zeemonster is men een klein tiental jaren bezig geweest aan het opnemen en in kaart bren gen van éen enkel vaarwater, straat Banka, een der groote wegen naar SingaporeChina en Japan. Men kan nagaan hoe kostbaar zulk eene wijze van werken op den langen duur toch nog uitkwam. Het ongelukkigste was echter dat Nederland van het geld, dat het op die wij ze besteedde, zoo weinig voldoening oogstte. Het buitenland, over ons tal men ongeduldig en met leede oogen zijne schepen ziende verongelukken uit gebrek aan goede kaar ten onzer vaarwaters, nam op ons eigen terrein het werk ons uit de handen. Een paar Engelsche cpnemingsvaartuigen, uitmuntend uitgerust, kwa men in diezelfde straat Banka, waar onze oude oorlogsbrik sedert jaar en dag sukkelde, den arbeid verrichten en brachten het, naar eene meer prac- tisehe methode werkende, binnen een paar jaren ten einde. De buitenlandsche scheepvaart geschiedt sedert dien tijd bijna geheel, en de Nederlandsche zelfs gedeeltelijk naar die Engelsche kaarten, die in den aanvang iets minder nauwkeurig dan de veel later uitgekomen Nederlandsche, doch voor de behoefte der schepen niettemin zeer voldoende waren en later naar de Nederlandsche kaarten de noodige verbeteringen van ondergeschikten aard ondergaan hebben. Waar het éenige opuemingsvaartuig niet werk zaam zijn kan, is, zooals wij boven reeds opmerk ten, de Indische hydrographie uitsluitend toever trouwd aan den goeden wil en de ambitie onzer zeeofficieren. Ontzaglijk veel onbeloonde of slecht beloonde arbeid is op die manier reeds door hen verricht, en dat onze Indische zeekaarten nog zijn wat ze zijn hebben wij voornamelijk aan hun belangloozen ijver voor de goede zaak te danken. Het spreekt echter van zelf dat op die wijze de kaarten nog jaren lang groote vakken als nage noeg geheel onbekend, doubtful noemen onze zeelieden ze gewoonlijk naar den EngelscheD kaar- tenteria, zullen vertoonen. Ook kan er niet aan gedacht worden om, zooals de Indische bladen verlangen, een voortdurend toezicht tot verbete ring der reeds in kaart gebrachte vaarwaters in het leven te roepen. Als een toeval niet aan het licht brengt dat er hier of daar wat aan de kaarten of in het vaarwater veranderd is, dan blijven ze jaren lang onveranderd en onverbeterd. Gelukkig nog zoo dat toeval niet, zooals in het geval van de Kroesen, de rampzaligste gevolgen na zich sleept! Om de Indische hydrographie op zoodanigen voet een lakei de pistolen, waar sir Leycester om ge zonden had. Aldus gewapend, en vergezeld door Booth, met een zijner rijknechts en Tom, den rijknecht van zijn neef, ging hij op zijn tocht uit, den weg inslaande naar het andere einde van het moeras waar hij wel sporen van de roovers dacht te vinden. IX. LADY BARFLEUR Lady Barfleur was in haar tijd eene schoone vrouw geweest, en ofschoon zij daar nu niet ten volle meer op mocht bogen, was zij nog altijd eene statige dame, uitstekend in harmonie met de oude huizinge waarvan zij de meesteres was. De gezelschapszaal, waar zij hare bezoekers binnen leidde, was een prachtig vertrek, dat eene korte beschrijving verdient. De zoldering was versierd met neerhangende rozetten, en de bovengedeelten der muren waren overdekt met halfverheven beeldwerk, waarin men de wapens van Elizabeth en Jacobus I opmerkte. Het donker eikenhouten beschot was gesneden, met bogen en pilasters, 't geen aan de geheele zaal eeq deftig voorkomen gaf. Het pronkstuk echter was de luisterrijke schoor steen. De buitengewoon hooge mantel was ver sierd met pilaren en beelden die de lijst droegen, boven welke het wapen der Barfleurs geschilderd stond. De meubelen waren in overeenstemming met te kunnen inrichten als de veiligheid der scheep vaart en onze plicht als koloniale mogendheid zouden eischen, zou noodig wezen: een afzonder- li-ke- hydrographische dienst, op veel aanzienlijker schaal dan de thans bestaande, met veel talrijker personeel en veel belangrijker hulpmiddelen. Aan genomen dat onze hulpbronnen tot het verkrijgen van geschikt personeel daarvoor toereikend zouden wezen, is de zaak in de eerste plaats eene quaes- tie van geld. En wij weten dat men in dat op zicht aan de Nederlandsche koloniale politiek niet te hooge eischen stellen moet! Onder de passagiers, welke met het stoomschip W. A. Scholten, gezagvoerder Jansen, den 31en Augustus jl. van New-York vertrokken en heden te Ylissingen aangekomen zijn, bevonden zich ook de heeren dr. W. A. Jonckbloet, lid van de 2e kamer der staten-generaalmet zijne echtge noote, en jhr. J. C. Heemskerk van Beest. De overige passagiers le klasse waren de heeren Kraetzer, Verschuur, Eijsinga, Altman, Grube en familie, van den Burg en Brinkman. Verder bevonden zich aan boord 7 passagiers' 2e klasse, 91 passagiers 3e klasse, benevens 38 kinderen. Men schrijft ons uit Vlissingen Het Duitsche stoomschip Orconera, van de firma Kruppis heden in het droge dok alhier gehaald. Het stoomschip meet op de waterlijn 73 meters en is waarschijnlijk wel het langste vaartuig dat ooit in het droge dok is opgenomen. Het dok is er dan ook geheel mede bezet. Doch genoeg dat het er in kandaardoor is het mogelijk de noo dige reparatiën hier te verriehteu en behoeven wij het niet aan te ziendat ook dergelijke vaartui gen, door gemis van de noodige hulpmiddelen, naar elders vertrekken moeten om nagezien te worden. Onder begunstiging van zonneschijn, in de laatste weken eene zeldzaamheidwerd heden middag in het Schuttershof alhier de tentoon stelling geopend van planten en bloemenge kweekt door den arbeidenden stand, en verstrekt door de Vereeniging „Uit het volkvoor het volk". De expositie, die druk bezocht werd, had plaats in de overdekte kolfbaan, die evenals het vorige jaar fraai versierd was. Zooals wij reeds gemeld hebben, hebben van de 254 personen die planten hebben aangevraagd 235 de door hen gekweekte bloemen, ten getale van 1408, ingeleverd, alsmede 55 van het vorige jaar door 44 personen. het antieke karakter der zaal. Geen stuk dag- teekende uit lateren tijd dan het begin der zeven tiende eeuw. Als lady Barfleur langzaam en eenigszins stijf door dit statige appartement ging,' of zich in haar stoel van gesneden eikenhout, zoo zwart als ebbenhout en met dien steilen hoogen rug, neerzette, schéén het alsof zij uit dezelfde dagen als het meubilair was, en heur haar, vóór den tijd grijs geworden, droeg bij om dien indruk nog te versterken. Met Emmeline was het een geheel ander geval. Zij was eene bekoorlijke vertegenwoordigster van de jonge dames uit onzen eigen tijd. Zij was eene allerbevalligste brunette, met prach tige zwarte oogen, overschaduwd door lange zijde achtige wimpers en overwelfd door fijne wenk brauwen. Aan hare levendige gelaatstrekken zetten lippen als koralen en tanden als paarlen verhoogde schoonheid bij, en daar zij menigmaal lachte, kwa men die paarlen nog al dikwijls voor den dag. Rijzig kon men haar niet noemen, maar hare gestalte was de evenredigheid zelve, en hare kleine voetjes had het Glazen Muiltje haar kunnen benijden. Haar leeftijd kwam ongeveer met dien van Mildred overeen en beiden waren groote vriendinnen. Aanvankelijk liep het gesprek in hoofdzaak over het avontuur met de roovers, dat men lady Bar fleur in de bijzonderheden moest beschrijven, maar weldra begon het zich tot andere onderwerpen uit te strekken. De commissie van beoordeeling bestond uit de heeren Joh. LuteijnB. A. Verhei)P. D. Koning, W. J. N. Landré en A. Blaas. De volgende bekroningen zijn door haar toege wezen voor het kweeken van 9 of 10 planten le prijs (f 10) J. W. Huis man 2e prijs 5) W. J. P. Snijders3P prijs f 2.50) W. P. de Buckviel tweede 3e prijs 2.50) J. W. Kwekkeboom. 6, 7 of 8 planten: le prijs (f 10) C. van Kars- sen 2e prijs 5) Eika Klein3e prijs (f 2.50) J. C. Grusontweede 3e prijs 2.50) H. Pieters. 4 of 5 planten 1" prijs f 10) E. Douw2' prijs 5) J. van Rooien3e prijs (f 2.50) A. W. de Broekert. (De uitgeloofde geldsommen ad 5 en hooger bestaan uit spaarbankboekjes tot zoodanig bedrag.) Bijzondere planten Begonia Dregei: prijs J. J. Ponte; le premie P. J. Lagter2e premie P. J. Maas3e premie G. Rijkse. Alternanthera Amoena: prijs W. F. van der Heydtpremie J. van Ham. Iresina Lindeliiprijs L. P. Goot. Coleus variabilis: prijs J.A. Bernhardt; lepre mie H. G. Lauterback2e premie Jacobus Ooms 3e premie P. J. Moens. Isolepsis pygmaea (grashangplant)prijs A. M. Dieremanse; premie J. de Broeke. Mesembryanthenum variegatumprijs A. de Rijkele premie P. Bouwens2e premie A. Paps Sedum coronatum: prijs A. Hansens; premie J. Israël. Heliotropium peruvianumprijs H. J. Looisen; le premie J. Vlieger2e premie B. M. Hofman. Dubbele petuniaprijs J. van de Pollle premie R. E. Kampman2" premie F. Z. Kallfleesch. Fuchsiaprijs Castemillerle premie Jacob Klein 2e premie Jan Douw; 3e premie A. B. Beenhakker. Pelargonium (geranium): prijs F. J.Poleijnle pre mie P. J. Karreman2e premie W. de Jong 3e premie L. Voets. Achyranthes (roode)prijs C. van Sluispremie van Riel. Achyranthes (bonte) prijs G. M. Tamsonpremie Antje Kastelein. Ageratum coeruleum: prijs P. A. Jongepier. Lobelia Erinusprijs Antje Klein. Verbena pulchellaprijs J. van Aarssenpremie Jacobus de Munck. Gnaphalium lanatumprijs P. van Oosten. Calceolariaprijs P. A. Kuipers premie L. Blom. Sedium fabariumprijs L. J. Visser le premie J. C. Broeke; 2e premie Eggel. Laagblijvende kers: prijs M. de Munck; premie J. Akkerman. Eene wijl scheen kapitein Danvers onbeslist of hij zich het meest met de schoone en rijke weduwe dan wel met hare bekoorlijke stiefdochter zou bezighoudendoch eindelijk begon hij zijne beleefdheden bijna uitsluitend aan de eerste te be wijzen, waarschijnlijk omdat zij hem de meeste aanmoediging gaf. Werkelijk scheen mevrouw Caiverley gunstiger jegens hem gestemd dan jegens eenigen anderen aanbidder sedert het overlijden van haar echtgenoot. Kapitein Danvers was eerst weinig9 dagen te voren op Brackley gekomen, en dit verklaarde waarom hij de dames van Ouselcroft niet reeds vroeger had ontmoet. Of Mildred er eenigszins over ontsticht was, dat hij haar op die wijze ontroofd werd, kunnen wij niet zeggen. Zij gaf althans niet het minste tee- ken van verstoordheid. Zij lachtte en praatte met Emmeline en toen die jonge dame voorstelde eens naar de galerij te gaan, stemde zij er dadelijk in toe en liet mevrouw Caiverley in het onbetwist bezit van den knappen kapitein. X. DE GALERIJ. Langs den trotschen eikenhouten wenteltrap bereikten de jonge dames spoedig de galerij, die wij reeds gezegd hebben dat aan den top van het huis lag. Gelijk al de andere lokalen van dit oude heeren huis had men ook de galerij in haai- oorspronke-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1