N°. 217. 119e Jaargang. 1876. Woensdag 13 September. Dit blad verschynt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiën: 20 Gent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte^ Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Bij deze courant behoort een bijvoegsel. Middelburg, 12 September. FEUIIjIJETON. Chetwynd Calveriey. Door burgemeester en wethouders wordt het volgende bekend gemaakt: Rijks-belastingen. De burgemeester van Middelburg maakt bekend: dat bp hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering is verzon den twee door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. te Middelburg, den 31™ Augustus/8 September 1876 invorderbaar ver klaarde kohieren nOB 6 en 7 voor de belasting op het personeel voor het dienstjaar 1876/7met uitnoodiging aan wien zulks aangaat, om na be komen kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoe digste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens dat de bezwaren, welke dien aangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden ingediend; terwijl hij voorts de belastingschuldigen, die in den loop des dienstjaars een perceel verlaten, zonder daarin eenige roerende goederen of iemand in hun dienst achter te laten, indachtig maakt op de gunstige bepaling van art. 7 der wet op de per- soneele belasting van den 9en April 1869 (Stbl. n° 59). Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den llen September 1876. De burgemeester voornoemd, (Get.) SCHORER. ï£ijks>belastingen. De burgemeester van Middelburg maakt bekend dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering is verzonden het door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. te Middelburg den 8en September 1875 invorderbaar verklaard kohier n°. 4 van het patentrecht voor het dienstjaar 1876/77 met uit noodiging aan ieder wien zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaan binnen driemaan den na heden behooren te worden ingediend. Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 11™ September 1876. De burgemeester voornoemd, (Get.) SCHORER. Van de 254 personen, die in het voorjaarplan- ten hebben aangevraagddoor de vereeniging Uit het volkvoor het volk uitgereikt, heb ben gisteren 235 de door hen gekweekte bloemen ingeleverdbenevens 24 partijen van het vorige 9 Naar Tiet Engelsch van W. Harrison Ainsivorth. BOEK I. M i 1 <1 r e d. {Vervolg.) „Neem me niet kwalijk, mylady," zei hij op een toon die beleefd moest schijnen, maar in werke lijkheid gemeen en dreigend was; „wij kunnen u niet laten doorgaan, zonder eerst een woordje met u gewisseld te hebben, maar 't zal niet langer duren dan noodig is. Wij verlangen het geld dat ge bij u hebt, benevens uwe kostbaarheden, ringen, oor bellen, horloges en zoo meer. Geef ze ons zonder tegensparteling, dan zal u geen leed geschieden niet waar, Ekiel?" „Neen," antwoordde de andere schelm, die de ponies vasthield; „wij zouden twee zulke mooie dames niet gaarne geweld aan doen." Ondertusschen trachtte Mildred haar horloge, dat een geschenk van haar vader was, van de ketting los te maken, maar dit gelukte haar niet zonder de aandacht te trekken van den heiden, die het dichtst bij mevrouw Calveriey stond. Dadelijk vloog hij naar de andere zijde van het rijtuig, greep de ketting en deed die breken, maar kreeg het horloge niet in zijn macht. jaar, waarvan morgen eene tentoonstelling in de versierde kolfbaan van het Schuttershof zal wor den gehouden. Over het geheel leveren de plan ten het bewijs dat zij met zorg zijn gekweekt, zoodat de taak der jury, die heden middag van half drie tot vijf uren is werkzaam geweestniet gemakkelijk wastengevolge waarvan zij dan ook op verre na niet kon gereed komen en morgen ochtend haar werk zal hervatten. De uitspraak zal op een in de kolfbaan te hangen lijst worden bekend gemaakt, en de prijzen zul len in de pauze van het morgen avond te geven concert worden uitgereikt. De aandacht onzer lezers wordt gevestigd op een in dit nommer opgenomen ingezonden stuk van een onzer stadgenooten, over brand op zee. Ons komt het voor dat het denkbeeld van den schrijver niet vrij van practische bezwaren zal wezen. Vooral de moeilijkheid om de openingen zijner buizen voor verstopping te vrijwaren en het gevaar dat die buizen, door de zware bewegingen van het schip, alsmede door het werken der lading, gedeuktverwrongen en gebroken kunnen worden, lijken ons moeilijk te overwinnen. Bovendien zullen de buizen aan smelting onderhevig zijn. Niettemin is het onderwerp van zulk een overwe gend belang dat ieder planal is het slechts ter overweging en verbetering, de aandacht verdient. Een inzender in de N. Rott. Ct. stelt tot be strijding van hetzelfde gevaar voor, door mid del van electrische schellenuitkomende in het vertrek van den gezagvoerder en in verbinding gebracht met gewone kwikthermometers in het kolenmagazijn, den bevelhebber steeds op de hoogte te houden van belangrijke stijgingen in de tempe ratuur der kolen. De bekende goochelaar Houdin hield zich door hetzelfde middel steeds op de hoogte van den warmtegraaddie in zijne broei kassen te Parijs heerschte. Dezelfde inzender, die zich dr. L. B. teekent, wil ook de blusscbing van den brand beproeven met een stoomstraal, in plaats van met water. Dit laatste toch werkt slechts plaatselijk en is, in aanraking gebracht met gloeiende zelfstandigheden, aan snelle verdamping onderhevig. De stoomketels der stoomschepen zouden daartoe, met een koppel stuk voor de verbinding, van een beweegbare buis en bet kolenmagazijn van aanvoerpijpen voor den stoom voorzien moeten worden. Men leest in de N. Rott. courant: Wij moeten het publiek opnieuw waarschuwen tegen oplichterijen die plaats hebben door in Engeland wonende personen. Een firma of land bouwer alhier krijgt aanvraag uit Londen b. v. Mildred begon luid te schreeuwen, ofschoon er weinig uitzicht op hulp bestond. „Haast u, Clynch!" riep Ekiel waarschuwend. „Geef mij het horloge zonder verderen omslag snauwde de ander Mildred toe. Maar zij hield er hare handen op en verdubbelde haar geroep. „Daar, neemt mijne beurs, en pakt u weg zei mevrouw Calveriey. „Dank u, mylady," zei Clynch, zich dadelijk van de beurs meester makende; „maar da,t is niet genoeg. Wij moeten alles hebben, wat ge bij u draagt." „Gij- zult niets verder hebben," riep mevrouw Calveriey manhaftig uit. „Kijk, daar komt hulp! Als ge nog een minuut langer blijft, wordt ge gevangen." Werkelijk zag men een heer, door een rijknecht gevolgd, aangaloppeeren. In hun aanslag teleurgesteld maakten de hei dens zich uit de voeten en vluchtten naar het moeras, waar zij de veilige plaatsen schenen te kennen. Slechts weinige oogenblikken later bevond de redder zich bij de dames, 't Was een knap jong man, tusschen twintig en dertig jaren, met eene onmiskenbaar militaire houding; maar geen van beide kende hem. om aardappelen. Alle bijzonderheden voor de verzending worden door den Londenschen koop man zeer nauwkeurig opgegeven. Op den dag vóórdat de goederen Van hier verzonden moeten wordenontvangt de afzender alhier een remise uit Londen, een wisselbrief op zicht. Maar zendt men den wissel op naar Londendan blijkt het dat de trekker van den wisselbrief niet bekend is, en wordt de wissel dus niet betaald. Land bouwers of anderendie met wisselzaken niet bekend zijnworden te eerder bedrogenomdat de wissels zijn getrokken op een of andere zeer solide bank. Deskundigen weten, dat, al is die bank nog zoo solidedit volstrekt geen bewijs is dat de wissel betaald zal wordenwant dat hangt af van de soliditeit van den trekker. De „Liberaal" wijdt een artikel aan de sehool- quaestie en komt tot de conclusiedat de minderheid ten onrechte klaagt. .Zij verduidelijkt haar beschouwing door het volgende populaire voorbeeld Goed brood is minstens een even groote be hoefte als goed onderwijs. Gesteld dus eens dat bij de wet aan den staat was opgedragen om de burgers van goed brood te voorzien. De volks vertegenwoordiging gaat aan 't beraadslagen. Der tig van de 80 leden stellen voor, het brood te laten bakken van een zeker soort van graan; de vijftig anderen zijn van oordeel dat in dat graan een bestanddeel is gemengddat aan de gezond heid der bevolking groot nadeel zou doen. Zij stellen dus voor om het niet te gebruikenen hun voorstel wordt aangenomen. Evenwelzij willen de minderheid niet dwingen, en geven haar dus volkomen rechthun brood van dat graan te laten bakkeu. Doch wat doet nu die minder heid Zij schreeuwt moord en branden wil met alle geweld dat van staatswege ook het brood worde bekostigden tot de verspreiding er van medegewerktdat gebakken is van het graan, waardoor volgens de overtuiging der meerderheid het volk ziek en ellendig zou worden„Dat nooit!" roepen de 50 leden; „gij allen kunt hier in de staatsbakkerij kosteloos goed brood krijgenwilt gij van dat andere bakkenhet staat u vrijgij moet zelf weten of gij u ziek wilt makendoch wij wenschen daartoe onze medewerking niet te verleenen." En indien de 50 leden niet zoo roe pen d,an schieten zij te kort in de volbrenging van hun plicht. Gelderland, Zuid-Eolland, Noord-Holland, Zeeland, Utrecht en Limburg. Aan de firma C. van Weerdenburg c. s. te Rotterdam, is tot wederopzegging vergunning verleend voor 'een stoomsleepdienst op de stroomen, rivieren en kanalen in de provinciën Noord-Brabant, VIL KAPITEIN DANVEKS. „Ik hoop, dames, dat ge nog niets verloren hebt?" riep hij reeds nit de verte. „De roovers hebben mijn beurs genomen," ant woordde mevrouw Calveriey, „en zonder uwe tijdige hulp zouden zij met a! onze sieraden zijn heengegaan." „Mijn ketting is weg," zeï Mildred, „maar dat deert mij minder; zij hebben mijn horloge, waar- ik den hoogsten prijs op stel, niet gekregen. Ik ben dat aan u verschuldigd, mijnheer," liet zij, met een dankbaren blik op den onbekende, er op volgen. „Ik acht mij gelukkig te hooren dat ik van eenigen dienst heb kunnen zijn," antwoordde hij met eene buiging. „Rijd de schelmen na, Tom," zei hij tegen zijn knecht, „en tracht ze beiden of althans éen te vatten." „'k Vrees dat dit onmogelijk zal zijn, kapitein," antwoordde de knecht; „als zij in dit moeras den grond kennen, zooals het géval schijnt te zijn, kunnen zij op plaatsen komen waar geen paard hen kan volgen; maar ik zal mijn best doen." En met die woorden rende hij naar de vluchte lingen, die nog in 't gezicht waren. „Mildred, houd een oogenblikje de leidsels," zei mevrouw Calveriey, „dan zal ik mijne zweep oprapen." „Permitteer me riep de onbekende en dadelijk uit den «adel springende haalde hij de De historische stoet der Gentsche Pacificatie heeft Zondag jl. met den besten uitslag haar der den tocht door de stad Gent gemaakt. De feest commissie had nu bepaald dat men tot 2 of 3 uren wachten zou, alvorens te beslissen of de stoet al of niet zou uitgaan. Toen dus omstreeks 2 uren de zon helder door de wolken schoot, was het mogelijk den optocht nog in vollen luister te doen plaats hebben. Niet alleen hadden de wagens en costumen door het weder niets geleden, maar zelfs waren hier en daar verbeteringen aangebracht. Recht tegenover het oude Gravenkasteel, eenmaal de gevangenis der inquisitiehield de stoet eenige oogenblikken stil en werd een toepasselijk opschriftmet een immortellenkrans boven den ingang der oude for- teres gehangen. Eenige toepasselijke woorden werden daarbij gesproken door den schepen Pic- kaert, waarna een jong meisje naar voren trad en prins Willem den zwijger in den stoet een bloem tuil aanbood met de Nederlandsche kleuren ge tooid. Deze handeling maakte blijkbaar indruk op de menigte, die door toejuichingen hare instem ming aan den dag legde. Een groot aantal vreemdelingen waren in de stad gekomen en daaronder vele honderden onder wijzers en onderwijzeressen, ter bijwoning van het op denzelfden dag geopende onderwijzers-congres. De voorzitter der feestcommissie, de beerWiemer, hoofdonderwijzer, heette allen op het Lakenmeters- huis welkom. In. zijn groet aan de Nederlandsche congresleden herinnerde deze spreker vooral aan hetgeen Gent aan het Nederlandseh bestuur te danken had, aan de inrichting der stadsscholen onder dat bestuurwelke sedert dien tijd tot voorbeeld van anderen heeft kunnen strekken. De heer Lalleman, hoofd redacteur van het school blad „de Wekker" uit Amsterdam, antwoordde hierop met eenige woordendie van wederkeerige hartelijkheid en gehechtheid getuigden. In de groote zaal van het stadhuis hield ver volgens de schepen Wagener een toespraak tot de aanwezigen, die ten getale van meer dan duizend aldaar vereenigd waren. Hij sprak gedeeltelijk in het Fransch, gedeeltelijk in het Nederlandseh, teneinde, zoo drukte hij zich uit, het verwijt te ontgaan „dat in Vlaanderen's hoofdstad Vlaam- sche onderwijzers niet in hun eigen taal werden welkom geheeten." Hij herinnerde aan de Pacifi catiefeesten, welke juist acht dagen te voren in dezelfde zaal geopend werden. „Hoe verschillend de feesten mogen zijn, welke bij die gelegenheid gegeven zijn, streven zij in waarheid hetzelfde doel na: Het volksonderwijs." zweep en overhandigde haar aan mevrouw Calver iey, die hem gracieus voor zijne beleefdheid be dankte. „Wij zijn u inderdaad veel verplicht, mijnheer,'' sprak zij. „Gij schat mijne diensten te hoog," zei hij, „want ik heb letterlijk niets gedaan. Toen ik hoorde schreeuwen en bemerkte dat ge door roo vers waart aangehouden, galoppeerde ik hier naar toe, om u hulp te verleenen, dat is het eenige." „Mogen wij den naam van onzen bevrijder we ten?" hernam mevronw Calveriey. „Ik ben kapitein Charles Danvers," gaf hij ten antwoord, „neef van sir Leycester Barfleur, van Brackley Hall, dat ge daar ginds tusschen het geboomte ziet liggen. Maar ge kent dat landgoed zeker wel?" „Wij waren juist op weg daarheen, om lady Barfleur een bezoek te brengen, toen oas dit on aangename avontuur overkwam," zei mevrouw Calveriey. Plotseling scheen de kapitein eene ingeving te krijgen. „Zijt ge niet mevrouw Calveriey, van Ouselcroft vroeg hij. „Ja," gaf zij ten antwoord en, op Mildred wij zende, voegde zij er bij„En dit is mijne stief dochter, juffer Calveriey." „Dat begreep ik," zei hij met eene buiging. „Ik mag mjj wel gelukkig prijzen op die wijze in kennis te komen met eene jonge dame van welke ik zooveel gehoord heb."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1