N». 315.
119® Jaargang
1876
Maandag
11 September.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen<
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên20 Gent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groots letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffitë G°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 9 September.
FBTTILLBTOlSr.
Chetwynd Calverley.
IDDELBUROSGH
Door burgemeester en wethouders van Middel
burg wordt het volgende hekend gemaakt
Color ado -kever,
De burgemeester van Middelburg, maakt bekend:
Dat ter gemeente-secretarie voor belangstellenden
ter inzage ligt eene beschrijving met teekening
van den Colorado-kever.
Middelburg den 8en September 1876.
De burgemeester voornoemd,
(Get.) SCHORER.
--/ De Nieiywe Rott. Ct. wijdt een hoofdartikel aan
het 25jarig bestaan der gemeenteraden volgens de
tegenwoordige gemeentewet, voor welke op den
9™ September 1851 de eerste rechtstreeksche ver
kiezingen plaats hadden.
De Gemeentewet, die bet eerste ministerie-Thor-
beclie tot stand bracht, had voornamelijk ten doel
„Vooreerst aan bet hoofd der plaatselijke ge
meente eene wezenlijke vertegenwoordiging der
burgerij te brengen;
„Ten andere: de kiemen te leggen eener zooda
nige inrichting der plaatselijke regeeringen, dat
zij, de inwendige huishouding onder behoorlijk
toezicht zelfstandig regelende, tevens, in alge-
meene belangen, geschikte werktuigen van het
rijksbestuur zouden zijn."
Hoeveel aan die levenseisehen van het gemeente
wezen vóór 1848 ontbrak, blijkt uit de geschiede
nis. Ook na de in 1840 gewijzigde grondwet, ble
ven de reglementen van 1824 en 1825 de uitoefe
ning van het stemrecht beheerschen. De raadsleden
werden niet rechtstreeks maar langs twee trappen
gekozen. Te Amsterdam bijv. werd dë raad be
noemd door het kiezerscollege, waarvan op hun
beurt de leden gekozen werden door de stemge
rechtigde ingezetenendat waren dezulke, die in
de verponding en in de overige rijksmiddelen,
buiten bet patentrecht, minstens vijftig gulden per
jaar betaalden. Het kiezerscollege zelf bestond
uit tachtig personen, die op dezelfde wijze jaar
lijks minstens twee honderd gulden betalen moes
ten. Het koos de raadsleden bij meerderheid der
stemmen van de helft der present zijnde leden,
na uitloting van de wederhelft, en het koos ze
voor hun leven. Alleen de burgemeester en wet
houders, door den koning benoemd, traden om de
zes jaren af, maar zij waren terstond herkiesbaar.
Zoo ongeveer was het in alle steden.
Van wat een aldus samengesteld lichaam voor
de gemeente was en wezen kon, heeft ons Thor-
7
'Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworth.
BOEK I.
Mildred.
Vervolg.)
III.
NAVKAAG.
Mildred gevoelde zich volkomen op haar gemak
met sir Bridgnorth; zijne manieren tegenover baar
waren zoo goedig, dat zij hem bijna als een vader
begon te beschouwen.
„Verschoon mij als ik eenige vragen met opzicht
tot uw broeder Chetwynd doe," zei hij. „'t Is
geen onhescheidene nieuwsgierigheid die mij drijft,
maar enkel de begeerte om te vernemen of ik
hem van eenigen dienst zou kunnen zijn. Ik weet,
dat er ten tijde van uw vaders overlijden ernstige
oneenigheid tusschen hem en mevrouw Calverley jis
ontstaan, en zoo heb ik ook gehoord dat hij vol
strekt weigert eenige toelage van haar aan te
nemen."
„Dat is de waarheid," antwoordde Mildred.
„Mevrouw Calverley wil aan mijn broeder zes hon
derd pond 'sjaars geven en heeft haar notaris,
becke in zijn boekje Over 'Plaatselijke Begrooting
eene treffende schets gegeven. „Men wordt lid,
schreef hij, „niet op grond van ernstigen wil
en bekwaamheid om de aangelegenheden der ge
meente te leiden; maar dewijl men óf een naam
draagt en tot eene familie behoort, waaraan een
zetel in den raad past, óf onder deze familiën
wenseht zitting te nemen. Een treffelijk middel
om raadsleden te hebben, die zonder publieken
geest, zonder reden en overtuiging, uit persoonlijke
gunst of ongunst, uit sleur, hetgeen hun wordt
voorgelegd, beslissen. Hij, die eens zit, blijft-
slechts de dood ruimt op, en dwingt tot eene ver
andering, die zelden vernieuwing is."
In dat alles is verandering gekomen door de
tegenwoordige grondwet en gemeentewet, welke
rechtstreeksche verkiezing en geregelde aftreding
der gemeenteraadsleden voorschrijven. Een tweede
vereischte van het gemeenteleven hebben ons
echter die wetten geschonken, namelijk openbaar
heid. Wat er zonder deze van de voortreffelijkst
samengestelde colleges wordtheeft onder ons
ancien régime eene droevige ervaring geleerd.
„Neem het gelukkigste toeval" zoo schreef Thor-
becke in 1847 „eene zoo gelukkige samenstel
ling als zij onder duizend keeren nauwelijks een
maal denkbaar is, doch laat zoodanig college
achter gesloten deuren raadplegen, ja verberg
het boek dier raadplegingen voor het publiek;
wat zult gij er van zien worden? Tot hoe lagen
stand het peil in gesloten vergaderingen soms daalt,
stelt niemand, dan die er in zat, zich voor."
Die den toenmaligen toestand gekend heeft, weet
dat deze schets welgelijkend is. Het geheimzinnig
duister, waarin alles wat de gemeenteraden deden
of liever niet deden, vóór 1851 gehuld was, ver
brak alle betrekking tusschen hen en de burgerij,
die zij heette te vertegenwoordigen en maakte elke
contröle hunner handelingen onmogelijk. Niet
alleen het boek hunner beraadslagingen werd zorg
vuldig verborgen, maar zelfs de onderwerpen waar
over die beraadslaging liep, al waren er ook de
gewichtigste belangen bij betrokken, bleven voor
het publiek geheim. Nog in December 1846 wend
den zich een aantal stemgerechtigde burgers van
Leiden tot den raad dier stad, met het eerbiedig
verzoek, dat het hem behagen mocht, de stedelijke
begrooting voor het volgende jaar jaarlijks door
den druk publiek te doen maken, met zoodanige
verklaring of toelichting, als hg noodig zou oor-
deelen. En in den Tijdgenoot van de Bosch Kern-
per werd in 1844 een overzicht medegedeeld van
de begrooting der stad Dordrecht over 1837, met
de verzekering, dat, ofschoon het stuk den inzen.
der toevallig in handen was gekomen, hij echter
voor de nauwkeurigheid daarvan meende te mogen
instaan." De echtheid van het stuk was dus onge-
mijnheer Carteret, gelast dit om de drie maanden
te betalen; maar Chetwynd weigert het aan te
nemen en is zeer boos, dat mijn vader de geheele
beschikking over zijn fortuin aan haar beeft op
gedragen."
„En wat is er van uw broeder geworden? Wat
doet hg
„Dat kan ik waarigk niet zeggen, sir Bridg
north," hernam zg. „Hg is hier kort vóór papa's
dood gekomen en tot na de begrafenis gebleven;
doch hg sloot zich in zijne kamer op en ging met
niemand om dan met den ouden Norris, onzen
hofmeester, die hier nog in dienst is. Ik wist niet
dat hij zoo plotseling vertrekken zou, want hij
had mg zijn plan niet medegedeeld en nam zelfs
geen afscheid van mijanders zou ik getracht
hebben hem er van af te brengen, ofschoon ik
vrees dat het mg toch niet zou gebaat hebben.
Hij scheen zeer geschokt door pijnhjke gebeurte
nissen die hadden plaats gehad (ofschoon hij zelf
er de voorname, zoo niet de eenige oorzaak van
was) en ik vreesde hem nog meer in de war te
brengen. Later heb ik mij verweten dat ik zoo
lauw in die zaak was te werk gegaan, maar ik
deed het op raad van dokter Spencer. Na zijn
onverwacht vertrek, schreef hij mij uit een Lon-
densch hoteldat hg naar het buitenland ging en
waarschgnlijk in de eerste twee drie jaar niet zou
terugkeeren, doch mynheer Carteret vernam dat
hg nog te Londen was en zond hem een wissel
van driehonderd pond, maar kreeg dien met de
keerende post terug, tegeigk met een brief waarin
veer zoo problematiek als in onze dagen die van
het een of ander handvest der 13e eeuw. En dat
Dordrecht in dit opzicht niet alleen stond, bewijst
de volgende opmerking, die aan het slot dezer
mededeeling voorkomt: „Indien wy welonderricht
zijn, is het hij bovenbedoelde begrooting aangeno
men belastingstelsel steeds onveranderd te Dord
recht gehandhaafd, en worden ook in de meeste
andere steden van Zuid-Holland de plaatseigke
belastingen op soortgelijke grondslagen geheven.
Wij durven een en ander echter met geene stellige
zekerheid mededeelen. Want nog altgd blgven de
stedelijke financiën, ten minste in Zuid-Holland,
met een dichten sluier omhuld."
Dat bij zulk een stelsel het gehalte der raads
leden tot een zeer laag peil daalde, was inderdaad
noodzakelijk. Maar noodzakeigker nog dat het der
burgerg aan alle belangstelling in de gemeentezaken
ontbrak. Yan een opgewekt gemeenteleven was
dan ook in geen enkele onzer steden schgn of
schaduw, en zonder overdrgving kon de commissie
van Maart 1848 tot den koning zeggen, dat zelfs
hij niet vermoedde, hoe vreemd de ingezetenen tot
dusver aan kennis en behandeling zelfs van de
dageigksche aangelegenheden der plaats hunner
inwoning gebleven waren.
Aan dien ellendigen staat van zaken heeft de
wet, die vóór 25 jaren tot stand kwam, voorgoed
een einde gemaakt. De vergaderingen van den
raad worden thans, krachtens haar gebiedend voor
schrift, in het openbaar gehouden; de begrooting
wordt, zoodra zij aan den raad is aangeboden, op
de secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing
nedergelegd, en hetzij in druk, hetzij in afschrift,
tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar
gesteld, en ook het uitvoerig en beredeneerd ver
slag van den toestand der gemeente, dat jaarigks
door burgemeester en wethouders aan den raad
wordt uitgebracht, is op dezelfde voorwaarden-
onder ieders bereik. Tot zelfs het boek der be
raadslagingen is op dezen oogenblik, in onze groote
steden althans, geen gesloten boek meer. „Wat
beden in den raad gezegd en gedaan is, wordt
morgen de geheele stad door gelezen en beoordeeld,
en geene zaak van gewicht meer, die niet, voordat
zg in den raad ter beslissing komt, door de dag
bladen ter algemeene kennisse is gebracht, opdat
de openbare meening er hare stem over zou doen
hooren."
Waarlijk indien de gemeentewet ons niet meer
had gegeven dan dit, zou het reeds een nationale
plicht zyn, haar zilveren feest te vieren.
De gedeputeerde staten van Zeeland, maken
bekend dat, ter voldoening aan art. 1 van het
algemeen reglement voor de polders of waterschap
pen in deze provincie, een aanvraag om vergun-
Chetwynd verklaarde dat hij niets van mevrouw
Calverley wilde aannemen."
„'t Is een onverklaarbaar gedragmerkte sir
Bridgnorth aan; „maar ik onderstel, dat er toch
wel moeite is gedaan, om weêr met hem in aan
raking te komen?"
„Er is alle moeite voor in 't werk gesteld, maar
zonder gevolg. Hy had het hötel, waar ik van
sprak, verlaten, zeggende dat hij naar 't buitenland
ging. Of hij dat werkelijk heeft gedaan, hebben
wij niet kunnen te weten komen. Wij vreezen
dat hg geen geld heeft, want Norris, dien hg hier
in zgn vertrouwen nam, heeft ons verteld dat hg
maar zeer weinig over had."
„Dat is verschrikkeigk!" riep de baronet uit.
„Een paar jaar geleden, hij de wedrennen te Ascot,
werd hij mij aangewezen, en toen vond ik hem
een zeer knap jongman; maar men zeide mg, dat
hij zeer ongeregeld en buitensporig leefde, hoog
speelde en zwaar wedde."
„Hij is inderdaad zeer verkwistend geweest, sir
Bridgnorth. Mijn arme papa heeft zijne schulden
meer dan eens betaald, maar nooit kunnen ver
krijgen dat hij zich beperkte, en dat was de reden
waarom hij hem van mama afhankelyk heeft ge
maakt."
„Dat heb ik ook gehoord," hervatte de baronet,
„en ik geloof dat uw papa daar zeer goed aan
heeft gedaan."
„Ik ben overtuigd dat hg voor zgn bestwil heeft
gehandeld, en mevrouw Calverley zou papa's bedoe
lingen strikt hebben uitgevoerd, als zij er toe in
ning tot bedijking van schorren onder Krabben-
dijke, ter oppervlakte van ongeveer 78 hektaren,
alsmede het bestek en de twee teekeningen welke
daarbg behoorengedurende drie wekenen wel
van en met 12 dezer tot en met 2 October aan
staande, zullen zijn nedergelegd in het gemeente
huis van Krabbendijketer inzage van belang
hebbende besturen en personendie bevoegd zgn,
biDnen veertien dagen na dien tijdhunne bezwa
ren tegen de voorgenomen bedgking bg gedepu
teerde statenschriftehjkin te dienen.
Provblad n° 86.)
Na afgelegd examen zgn 45 personen als ge
patenteerde veeartsen in de verschillende pro
vinciën aangesteld. Daaronder bevindt zich voor
Zeeland de heer H. V. Gerstin, te Ovezande.
Bij de verkiezing van een lid voor den gemeen
teraad te Kattendijke in plaats van wijlen den
heer Wisse, waren de uitgebrachte stemmen over
verschillende personen verdeeld zoodat herstem
ming op den 21en dezer moet plaats hebben tusschen
de heeren J. Karelse die 7, H. Sngder die 5 en
L. Boshoff, die mede 5 stemmen bekwam.
Men schrgft uit Gróede het volgiende aan de
Zier. Nieuwsbode.
Sedert de koers van het Fransch en Belgisch
zilvergeld zoo hoog staat als sedert een jaar het
geval is, wordt al de ingevoerde en in omloop ge
brachte Fransche en Belgische specie opgekocht
en naar België vervoerd. Hierdoor en door het
gebrek aan Nederlandsche pasmunt, dat hier in den
regel heerscht, ontstond en bestaat meer en meer
groote behoefte aan kleine specie. Nu komt ook de
maatregel tegen de Belgische centen den toestand
verergeren. Indien niet groote hoeveelheden
Nederlandsche zilveren pasmunt en centen worden
ingevoerd, zal de kleinhandel in dit gewest ont
zettend bemoeiigk worden, en de circulatie van
Belgische centen met geen mogelijkheid te ver
hinderen zyn, daar deze laatste nog het eenige
equivalent voor de ontbrekende pasmunt opleveren.
Tengevolge van eene herstelling welke het stoom
schip Prins Hendrik, op den 2en dezer uit Nie-
wediep vertrokken te Southampton zal moeten
ondergaan, zal de met dat stoomschip, langs den
weg van Napels te verzenden brievenmaal naar
Nederlandsch Oost-Indië, niet des morgens van den
llen dezermaar enkele dagen later verzonden
worden.
Van den juisten dag van vertrek zal nader
aankondiging geschieden. (St. Ct.)
staat ware geweest, maar Chetwynd maakte het
haar door zijne opgewondenheid en onhandelbaar
heid onmogeigk. De hemel weet wat er van hem
zal worden!" riep zij uit, terwgi haar de tranen
in de oogen kwamen. „Ik word zeer verdrietig
als ik aan hem denk."
„Ik vrees, dat ik u op een smarteigk onderwerp
heb gebracht," zei de baronet op een toon van
gevoel; „ik had er misschien liever niet over
moeten spreken."
„Integendeelik dank u, dat ge over mijn armen
broeder gesproken heb," antwoordde zij. „Na
hetgeen ik over hem gezegd heb denkt ge
wellicht dat ik onverschillig jegens hem ben,
maar ik heb hem innig lief en zou alles voor hem
willen doen. Ik weet echter niet, hoe ik het
moet aanvangen. Hg heeft zulk een eigenaardig
karakter, hij is zoo trotsch, dat hg, al vond ik
hem, niets van mg zou willen aannemen, zoo hy
eenigzins vermoeden kon dat het van mevrouw
Calverley kwam. Al leed hij honger, hij zou alle
hulp van haar kant afwijzen."
„Nu, ik zal eens zien wat ik vermag," sprak
sir Bridgnorth; „tegen mg kan hg toch niets
hebben. Het eerste wat te doen staat is zijne
verbigfplaats op te sporen. Ik zal Carteret gaan
spreken en hooren wat hij er van denkt."
„Ik dank u uit den grond van mijn hart, sir
Bridgnorthriep Mildred met blijdschap uit. „Gij
betoont u een vader voor den armen Chetwynd
en voor mij."
Op dit oogenblik kwam mevrouw Calverley terug.