N°. 209. 119® Jaargang. 1876. Maandag 4 September. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijko nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Par Beriolit. Uithoofde der verplaatsing onzer bureaux wordt men verdocht alle brieven, boodschap pen als anderszins, bestemd voor de redactie of de administratie van dit blad, in het vervolg te adresseeren: Aan het hurepu der Middelburgsche courant, St. Pieterstraat A 72, alhier. Middelburg, 2 September. Gemeente-instellingen voor Indië. Chetwynd Calverley* ijs. Door burgemeester en wethouders van Middel burg wordt het volgende bekend gemaakt. Belgische koperen munt. De burgemeester en wethouders van Middelburg, gezien het besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van den 30en Augustus 1876, n°. 142, (provinciaal blad n°. 80) omtrent bet weren van den omloop van Belgische koperen muntspecie brengen ter kennis van de ingezetenen, dat ook bij de administratie der gemeente voor het ver volg bovenbedoelde vreemde muntspecie zal wor den geweigerd en evenmin in betaling zal worden uitgegeven. Middelburg, den 1™ September 1876. De burgemeester en wethouders voornoemd, (Get.) SCHORER. De secretaris, (Get.) G. N. DE STOPPELAAR. Het Handelsblad behandelde dezer dagen wat het blad zelf „een oud vraagstuk" noemde, na melijk de wenschelijkheid om op de hoofd plaatsen van Nederlandsch Indië gemeente- instellingen in bet leven te roepen en de on gegrondheid van sommige daartegen ingebrachte bezwaren. Ten deele zijn wij het met de be schouwingen van het Handelsblad eens, ten deele wenschen wij daarop eenige kantteeke- ningen te leveren. Dertien jaren is het thans geleden dat dit onderwerp „commissoriaal" gemaakt werd en ook hier heeft zich bewaarheid, wat een spre ker op het XYe taal- en letterkundig congres deze week durfde beweren, dat er geen beter manier is om een denkbeeld stilletjes te begra ven dan bet aan eene commissie ter behandeling toe te vertrouwen. Men heeft niets meer van de FEIJILIjETOU. 2 Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsivorth. INLEIDING. De jong© Stiefmoedec. Vervolg.) Nauwelijks waren die woorden over zijne lippen, of hij had er berouw van, zoodat hij ze wel terug bad willen nemen. Hij zag haar vragend aan maar zij hield zich zoo koud, dat hij er door versterkt werd in zijn besluit. De heer Calverley vernam spoedig door Mildred wat er gebeurd was; doch overtuigd dat hij de zaak wel in orde zou brengen, ontbood hij zijn zoon en eischte, onder bedreiging van zijn ernstigste misnoegen, dat Chetwynd juffer Mildinay zou trou wen. Chetwynd weigerde dit echter ronduit. „Wat? Wilt gij niet?" riep de oude heer drif tig uit. „Dat heb ik u reeds gezegd vader," antwoordde de zoon. „Ik blijf bij mijn besluit. En word er maar niet boos om, want dat zal mij niet doen veranderen." „'t Zij zoo," hernam de heer Calverley, met moeite zijne woede onderdrukkende; „maar daar gij weigert uw woord gestand te doen, zal ik haar zelf trouwen." commissie voor de Indische gemeente-instellin gen vernomen en in Indië zelf spreekt men er weinig meer over. Dit laatste schrijven wij minder toe aan gemis van belangstelling, dan aan gemis van lust om over de zaak te spreken en te denken. Men is in Indië veel te weinig gewoon iets ingrijpends, dat voor den maatschap- pelijken toestand aldaar van werkelijk belang is, langs den gewonen, langzamen weg onzer Nederlandsch-Indische wetgeving fot stand te zien komen, dan dat men zich de moeite geven zou over zulke onderwerpen ernstig na te den ken of van gedachten te wisselen. De inland- sche bevolking in de groote steden (in de dessa's bezit zij, zooals men weet, gemeente-instellingen die zeer geregeld werken) verlangt natuurlijk niet naar iets dat zij niet kent. De weinig talrijke Europeesche bevolking, die slechts tij delijk in de kolonie vertoeft en voor bet mee- rendeel naar het oogenblik haakt, waarop bet baar mogelijk zal zijn die te verlaten, breekt zich bet hoofd weinig met plannen, die op den toestand der kolonie een blij venden invloed zouden uitoefenen. Niettemin is bet onderwerp van boog be lang. Dat steden als SoerabaiaSamarang Makassar, Padang, van straatverlichting, van een behoorlijken waterafvoer, van een riolen- stelsel, van straatbesproeiing (zulk een nood zakelijkheid op Indië's stoffige wegen), van goede straat-politie, in éen woord van bijna alles verstoken zijn, waaraan men gewoon is eene beschaafde stad te li erkennenklinkt bijna ongeloofelijkmaar is niettemin waar. In sommige dier behoeften wordt, zeer gebrekkig, voorzien door een soort van hoofdelijken om slag over de inwoners. Verklaren deze zich weerspannig dan zit men, zooals te Soerabaia in eenige wijken voor enkele jaren plaats had, 's nachts in donker, of dan is, zooals te Padang eens geschieddebet hoofd der plaatselijke politie genoodzaakt zijn gemeentenaren a force van processen-verbaal en boeten in massa te dwingen, de politie-verordening op het schoon houden der wegen na te komen. Dat alles is ongetwijfeld gebrekkig en ellen dig, maar volstrekt niet te verwonderen. Wat zou er van onze eigen gemeentebelangen terecht komen, indien alle macht, alle bemoeiing ver- eenigd was in de handen van éen persoon, door eenige ondergeschikten bijgestaan, die niet slechts voor alle onderwerpen van plaat- „Dat zou belachelijk zijn!" riep de zoon uit. „Belachelijk of niet, ge zult ondervinden dat ik een man van mijn woord ben." „Bade jonge dame zal u niet willen hebben." Daarin vergiste hij zich echter. De jonge dame wilde den ouden heer wél heb ben, en nam hem zoo gretig aan, dat het scheen dat zij hem de voorkeur boven zijn zoon gaf. Binnen eene maand waren zij getrouwd. Voordat het huwelijk voltrokken werd ging Chetwynd buitenslands, zonder verder betrekkin gen met zijne familie te onderhouden. Men ver nam echter, dat hij zich te Bellagio aan het meer van Como bevond. Het scheen, dat de heer Calverley geen reden had om berouw te gevoelen over den niet alle- daagschen stap, dien hij gedaan had. Theresa was eene uitmuntende vrouw voor hem en scheen innig aan hem verkleefd. Zij lette op alles waar- meê zij hem aangenaam kon zijn, las hem des morgens de courant voor, onderhield hem aange naam als zij te zamen met de barouchet uitreden, speelde en zong des avonds voor hem, kortom zij hield hem altijd bezig. Zijn omslachtig huishouden bestuurde zij uitmuntend, beter dan het tot nog toe ooit gedaan was. Zij bleef met al zijne oude vrienden op goeden voet, en ofschoon sommigen haar verschrikkelijk verveelden, scheen het haar altijd genoegen te doen hen te zien. Bovenal bleef zij in de beste verstandhouding met Mildred, die het huwelijk nooit afgekeurd had. In éen woord, niets kon verstandiger zijil dan Theresa's gedrag. selijken aard, maar tevens voor de belangen van uitgestrekte gewesten, met bevolkingen van honderdduizenden inwoners te waken had en bovendien nog met allerlei werkzaamheden van politieken en wetgevenden aard overladen zou zijn? Zoo is niettemin de toestand in Indië. „De regeering, zegt het Handels blad, die alles in zich vereenigt, alles om vat, is daardoor belet zich bezig te houden met onderwerpen, welke niet in de eerste plaats van algemeen belang worden geacht. Zelfs in de behartiging dezer laatste belangen schiet zij, door overlading van arbeid, veelal tekort. Is bet dan te verwonderen, waar het algemeen staatsbeheer geen kracht heeft bet noodzake lijke te volbrengen ten behoeve vanalgemeene belangen, dat daar voor de bijzondere aange legenheden van enkele gewichtige plaatsen geen aandacht beschikbaar blijft?" Gemeentebesturen in Indië zouden zeker de regeering een groot gedeelte barer te veel omvattende taak uit de banden kunnen nemen en ongetwijfeld met meer zaakkennismet meer overleg de plaatselijke belangen kunnen behartigen dan thans door de zorg der dikwijls verplaatst wordende gouvernements-ambtenaren mogelijk is. Wij voegen er bij dat wij in gemeentelijke instellingen een niet genoeg te waardeeren middel zouden zien, om de Euro peanen meer het land hunner inwoning te doen beschouwen als het land hunner toekomst, hen door werkzaamheid voor het algemeen belang, waarvan zij de vruchten zouden zien, daaraan te hechten met bandenwelke hen zouden beletten de kolonie te beschouwen als een vetten akkerwaarop men voor weinige jaren gevestigd is, en dien men dus slechts in zoo korten tijd als mogelijk is heeft uit te putten. Uit dat oogpunt gezien, lijken ons de gemeen telijke instellingen tevens een der beste mid delen van opleiding tot self-government. Van dit laatste is echter het Handelsblad voor Indië afkeerig. Wij niet. Doch dit onderwerp be hoort niet tot die, welke wij thans te bespre ken hebben. Eene andere vraag is bet of men zich juist rekenschap geeft van de practiscbe beteekenis, welke de instelling van gemeentebesturen voor de behartiging der plaatselijke belangen in Indië hebben zou. Men verlieze niet uit het oog dat men hier te doen beeft met steden, waar een bevolking van weinige duizenden, In den beginne zeï iedereen, dat de heer Cal verley een oude gek was, maar spoedig vond men dat hij zeer wijs gedaan en het heel gelukkig getroffen had. Het was hem echter niet beschoren zijn geluk lang te genieten. Tot nog toe was hij te nauwer- nood ooit een dag ziek geweest, maar eenige maan den na zijn huwelijk begon zijne gezondheid snel af te nemen. Theresa paste hem met de grootste zorgvuldig heid op. III. DE HEER CALVERLEY. Als wij ons naar de kamer van den zieke begeven, vinden wij den heer Calverley in een armstoel ge zeten, het hoofd door een kussen ondersteund. Gedurende bijna veertien dagen was hij niet uit zijn bed geweest, maar dien dag had hij willen opstaan. Hij was tot nog toe een knap oud heer, maar thans zag hij er ongeloofelijk vervallen uit en zijne kleederen hingen hem slap om de leden. Zijn gelaat deed echter nog altijd goed voor. Zijne jonge vrouw zat op een tabouret hij hem, met hare groote zwarte oogen hem ingespannen aanstarende. Zij was in een négligé gekleed, dat, hoe los ook, de sehoone evenredigheid harer vor men niet geheel verborg. soms slechts eenige honderdenEuropeanen tegenover tienduizenden inlanders en andere Oosterlingen gevestigd is. In uitgestrektheid overtreffen ze onze grootste Nederlandsche steden zeer verre. Bij de samenstelling van gemeenteraden, of hoe men die lichamen ook noemen wilde, zou men dus het Oos- tersche element waarschijnlijk niet kunnen bui tensluiten. Wij voegen er bij, dat onder de voorname Chineezen, Arabieren en kampong hoofden er genoeg gevonden wordenwier graad van ontwikkeling bun volkomen zou toelaten met de Europeesche toewans (lieeren) over de plaatselijke belangen raad te plegen. Wilden die gemeenteraden met vrucht werk zaam wezendan zouden ze in de eerste plaats over geld moeten kunnen beschikken en hier staan we voor een bezwaarwaarvan wij be kennen de oplossing nog niet duidelijk voor ons te zien. Door de ontzaglijke uitgestrekt heid der Indische groote steden zouden hare gemeentebegrootingen een cijfer bereiken, waarvan men zich hier te lande moeilijk een denkbeeld kan vormen. Nemen wij als voorbeeld éen enkel der straks genoemde stof felijke belangen, dat der straatverlichting, een onderwerp waarvan men zichook zonder persoonlijke kennis der plaatselijke toestanden, nog het gemakkelijkst eene voorstelling kan vormen, Te Batavia loopen door de uitge strekte wijken en buurten der stad gasbuizen en lantarens, waarvan de regeering met eene kolossale subsidie den aanleg heeft mogelijk gemaakt. De som welke voor iedere gasvlam door baar betaald wordt, zou hier te lande buitensporig lijken, maar tengevolge van het betrekkelijk klein aantal Europeanen en bet nog onbeduidender cijfer der inlanders en andere Oosterlingendie van gas gebruik makenis alleen door zulk eene buitensporige subsidie eene gasverlichting in de hoofdplaats onzer kolonie mogelijk. Doch nu neme men Soerabaia. Het aantal vermogende Europeanen is daar nog kleiner; de uitgestrektheid der stad is er nog aanzien lijker. Van de monding der rivier Kali-Mas, waar de marinewerf zich bevindt en een steeds toenemend aantal woningen van Euro peesche ambtenaren officieren en werklieden verrijsttot aan de laatste woningen der wijk Simpangwaar de resident en nagenoeg alle gegoede en voorname Europeanen gevestigd „Geef mij een glas wijn, Theresa," sprak hij met nauwelijks hoorbare stem. „Ik voel die ver schrikkelijke flauwte weêr aankomen." Dadelijk voldeed zij aan zijn verzoek. Met moeite bracht hij den wijn aan zijne lippen, maar na dien gedronken te hebben scheen bij wat beter. Daarop nam hij zijne vrouw bij de hand, zag haar ernstig aan en sprak „Ik zal u spoedig verlaten, Theresa. Neen, val mij niet in de rede; ik weet wat gij zeggen wilt. Maar het moet zoo zijn, mijne lieve. Men kan mij, wat mijn toestand betreft, niet misleiden. Gij zijt eene uitmuntende vrouw geweest, Theresa een groote schat voor mij, een zeer groote schat. Gij weet dat ik mijn notaris Carteret instructiën gegeven heb met opzicht tot mijn testament. Ik zal n zeggen wat ik heb gedaan. Ik heb het volmaaktste vertrouwen in u, Theresa, en ik weet dat gij mijn last stipt zult uitvoeren. „Dat zal ik," antwoordde zij zacht. „Theresa," ging hij voort, op elk woord nadruk leggende, „ik heb al wat ik bezit aan u nagelaten." „Aan mijriep zij uit, terwijl een lichte blos hare wangen kleurde. „O dat is niet goed! Er is voor mij reeds ruim gezorgd door den milden lijftocht dien ge mij gemaakt hebt, en ik zal u maar dadelijk zeggen, dat, als ge mij uwe geheele bezitting nalaat, ik die niet zal houden. Ik zal die tusschen Chetwynd en Mildred verdeelen." Een flauw lachje verhelderde de trekken van den doodzieken man.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1