N°. 208.
119e Jaargang.
1876.
Zaterdag
2 September.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m, franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiên i 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.! van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte,"
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
BerleHt.
Uithoofde der verplaatsing onzer bureaux
wordt men verzocht alle brieven, boodschap
pen als anderszins, bestemd voor de redactie
of de administratie van dit blad, in het
vervolg te adresseeren
Aan het bureau der Middelburgsche
courant, St.Pieterstraat A 72, alhier.
Middelburg, 1 September.
Chetwynd Calverley,
MIDDEL
Het provinciaal blad van Zeeland n° 80 bevat
het volgend besluit van den 30en Aug. 11.
De gedeputeerde staten van Zeeland, gevolg
gevende aan het verzoek van den minister van
binnenlandsche zaken, vervat in zijn brief van 18
dezer, n° 11, afdeeling II, omtrent het weren van
den omloop van Belgische koperen muntspecie,
besluiten
1. De gemeente-, polder- en dijkbesturen uit te
noodigen, om hunne rekenplicbtige ambtenaren aan
te bevelen, de gemelde muntspecie te weigeren;
en om in de voorwaarden van openbare of onder -
handsche aanbesteding van werken de bepaling
op te nemen, dat de aannemer, op verbeurte eener
van de aannemingssom te korten som, het loon
der werklieden niet in vreemde muntspecie mag
betalen, alsmede, op de naleving daarvan toe zien.
2. De gemeentebesturen te verzoeken om eene
gelijke uitnoodiging te richten tot de openbare
besturen en instellingen in hunne gemeenten.
3. De rekenplichtige ambtenaren der provincie
aan te bevelen, om de voorschreven muntspecie
niet in betaling aan te nemen.
In het belang der scheepvaart zal voortaan aan
de bruggen over het kanaal door Walcheren
een witte vlag, gevoegd bij de roode vlag, het
teeken zijn, dat de brng zal worden geopend,
indien de brugwachter daartoe door den betrokken
schipper of bevelvoerder wordt aangeroepen. Zoo
lang alleen de roode vlag op een brug is geplaatst,
moet zij gesloten blijven. De bepalingen van het
reglement van policie blijven in haar geheel.
Provblad n" 81.)
Door den brigadier-majoor der rijksveldwacht
W. Timmermans alhier, werd heden het feest
FETJIXjLETOJST.
1
Kaar het Engelsch van W. Harrison Ainsworth.
INLEIDING.
De jongde Stiefmoeder.
OUSELCBOFT.
Op een zomeravond had Mildred Calverley, die
voor het mooiste meisje in Cheshire doorging, in
de bezoekkamer van haar vaders huis te Ouselcroft
bij Daresbury zitten lezen; maar het wilde niet
vlotten, en dus stond zij op, ging de glazen deur
uit en wandelde naar de twee prachtige ceders
van den Libanon aan de overzijde van het groote
grasperk.
Nog had zij die niet bereikt, toen eene welbe
kende stem haar aanriep en eene rijzige gestalte
uit de schaduw der ceders te voorschijn trad.
„Zijt gij dat, Chetwynd?" riep zij met eene
mengeling van verwondering en blijdschap uit.
„Wel ja, Mildred; kent ge uw eigen broêr niet
meer?"
En hierop volgde eene hartelijke omhelzing.
„Zijt gij hier reeds lang geweest?" vroeg zij.
„Waarom zijt ge niet binnen gekomen?"
gevierd zijner vijfentwintigjarige dienstvervulling
bij de rijks politiewaarvan hij eene reeks van
jaren in zijne tegenwoordige betrekking, als de
eenige van zijn rang in de provincie Zeeland
werkzaam was. Bij deze gelegenheid werd hem
door het gezamenlijke personeel der bezoldigde
rijksveldwachters in deze provincie, als blijk van
hoogachting en vriendschap, een fraai geschenk
aangebodenbestaande in eene pendule met twee
vazen.
Ook van verschillende andere zijden vielen den
feestvierende blijken van belangstelling ten deel.
De rechtbanken-beweging leeft in den laat-
sten tijd gerust. Door den afloop of is zij
soms nog niet afgeloopen? der ministerieele
crisis waarschijnlijk ongerust geworden, dat het
gevreesde Damocles-zwaard toch nog wel eens naar
beneden zon kunnen komen, heeft de gemeenteraad
van Haarlem besloten eene poging te doen om
althans de onmisbaarheid der Haarlemsche recht
bank boven allen twijfel te stellen. Het daartoe
strekkende adres zal gezonden worden aan Z. M.
den koning, aan de beide kamers der staten-gene-
raal en aan den minister van justitie.
Met genoegen zien wij de gloednieuwe blin
kende Nederlandsche centen in vrij groote hoe
veelheid in onze omgeving circnleeren. Ook de
stuivertjes beginnen wat minder zeldzaam te
worden. Dat er niet alleen hier maar ook in andere
streken dringende behoefte aan bestaat, blijkt uit
het volgende bericht uit Keppel, dat wij in de
Zutfensche Ct. vinden.
„Als een gevolg van de dringende behoefte aan
koperen Nederlandsche pasmunt, sedert het bniten
omloop stellen der Belgische tweecentime stukken,
hebben enkele neringdoende personen besloten
laatstgenoemde munt voorloopig in betaling te
blijven aannemen."
De minister van oorlog heeft aan de Maatschappij
tot exploitatie van staatsspoorwegen, zijne te
vredenheid betuigd over de wijze waarop bet troe
penvervoer op 25 en 26 Augustus II. heeft plaats
gehad. De directeur-generaal dier maatschappij
heeft dit per dienstorder aan het personeel mede
gedeeld en de chefs van dienst uitgenoodigd, het
personeel dat in het hij zonder met die vervoeren
is belast geweest, eene gratificatie toe te staan.
De Staats-courant bevat eene opgave van over
ledene militairen, na evacuatie uit Atcbin voor
zoo ver daarvan tot op den 26en Juli jl. bericht
was ontvangen. Daarop komen voor: C. A. T.
„Ik wist niet of ik welkom zou zijn, Mildred.
Vertel mij eens hoe alles hier gaat."
„Hebt gij dan de brieven niet ontvangen, die
ik u te Bellagio én te Milaan gezonden heb Ik
schreef u dat papa ernstig ziek is en verzocht u
daarom dadelijk terug te komen. Hebt gij die
niet gekregen?"
„Neensinds twee maanden heb ik van niemand
iets vernomen, rechtstreeks noch zijdelings."
„Dat is vreemd! Hoe kunnen die brieven weg
geraakt zijn?"
„Dat zou ik kunnen gissen, maar ik vrees dat
ge mij erg kwaaddenkend zou vinden. Is vader
werkelijk zoo ziek?"
„Heel ziek. Een maand geleden heeft hij een
zware kou gevat en die niet meer kunnen kwijt
raken. Doctor Spencer, die hem al dien tijd 'heeft
bezocht, zag er aanvankelijk geen kwaad in, maar
wanhoopt nu bijna of papa het te hoven zal komen."
„Goede hemel" riep de jongman uit „met zulk
een Job's tijding had ik niet. gedacht ontvangen
te worden."
„Gij komt juist nog bij tijds, om papa in leven
te vinden. In de laatste dagen is hij veel verer
gerd. Mama past hem getrouw op en heeft hem
bijna geen oogenhlik verlaten."
„Zij schijnt hare rol goed te spelen," merkte
Chetwynd op hitteren toon aan. „Maar, Mildred,
doe mij het genoegen haar niet mama te noemen,
als gij over haar spreekt tegen mij. Noem haar,
als ik u verzoeken mag, Mevrouw Calverley."
„Ik wil u geen leed doen, Chetwynd, maar ik
Schubart, J. L. Gilles, fuseliersJ. R. Opdenkamp,
ziekenoppasser; M. Hazenberg, kan. 26 klasse;
N,.-»*- Sanders, korporaal; H. Kramer, K. Wein-
inann, Ph. H. Coelembier, fuseliers; T. Kaas, kan.
2e klasse; J. Houtkoop, serg.-maj.; H. Kamps,
fuselier.
Er bestaat gelegenheid tot verzending der cor
respondentie naar Nederlandsch Indie, door
middel van het stoomschip Drenthe, van de „Rot-
terdamsche Lloyd," waarvan het vertrek uit Rot
terdam op den 6en September aanstaande is bepaald.
Behalve voor Batavia zal mede een brievenmaal
naar Padang worden' verzonden.
De gedrukte stukken en monsters van koopwaren,
bestemd om met deze gelegenheid te worden ver
zonden, behooren uiterlijk in den avond van den
5'n September en de brieven den daaropvolgenden
dag. 's morgens vóór 10 uren te Rotterdam aange
komen te zijn. (St. Ct)
Van 2125 Augustus kwamen te Vlissingen
langs de lijn Vlissingen-Queensborongh aan
221 reizigers of 44 per dag. Van Vlissingen ver
trokken 261 reizigers en 40^ ton goederen of
52 reizigers en 8 ton goederen per dag.
Gaarne schrijven wij de volgende réclame voor
een werk, dat de heer J. B. Wolters, uitgever te
Groningen, ons toezendt. Ondanks al de verontwaar
diging, welke op het XV taal- en letterkundig con
gres over boekaankondigingen in dagbladen is uitge
stort, zien wij geen enkele reden om daarmede op
te houden. Wanneer uitgevers de beleefdheid
hebben, door toezending van hij hen in het licht
verschijnende werken, de redactiën der dagbladen in
de gelegenheid te stellen om zich op min kostbare
wijze op de hoogte te honden van hetgeen er ge
schreven en uitgegeven wordt, dan mag, dunkt
ons, die beleefdheid wel vergolden worden door
op de nieuwe uitgaven de aandacht van het pu
bliek te vestigen.
Onnoodig te zeggen dat wij ons de vrijheid van
ons oordeel voorbehouden. Als wij meenen te
moeten laken, zullen wij het big ven doen. Als
ons de tijd ontbreekt om een boek te lezen of de
kennis om het te heoordeelen, zullen wij ons met
eene eenvoudige aankondiging tevreden stellen.
Om die twee redenen vereenigd, bepalen wij ons
tot de vermelding dat de onvermoeibare pers van
den heer Wolters eene tweede, geheel omgewerkte
uitgave heeft bezorgd van het „Handboek voor
ket Nederlandsche burgerlijke regt," door m'. G.
Diephuis, hoogleeraar in de rechtsgeleerdheid aan
de hoogeschool te Groningen. De eerste oplage
verscheen in 1862 en is sedert iang uitgeput. De
moet de waarheid spreken. Mevrouw Cylverley,
zoo als ge dan wilt dat ik haar noemen zal, heeft
de grootste zorg voor haar man betoond en doctor
Spencer weet niet hoe hij haar prijzen zal. En
zij heeft veel te doorstaan gehad, dat kan ik u
verzekeren. Gedurende zijne ziekte is papa zeer
kregelig, zoodat hij ieders geduld zou uitgeput
hebben, maarzij bezit een engelachtig hu
meur."
„Gij geeft goede getuigen van haar, Mildred,"
zeï hij op een ongeloovigen toon.
„Ik geef haar de getuigen die zij verdient,
Chetwynd. Iedereen zal u hetzelfde zeggen. De
dienstboden dragen haar op de handen. Gij weet
hoe ik over haar denk en hoe hartelijk ik haar
liefheb. Zij is een toonbeeld van eene vrouw."
„Spreek niet zoo opgewonden over haar, Mild
red, als gij mij niet wilt wegjagen. Ik kan het
niet nitstaaD. Ik wensch nu zoo zacht mogelijk
over vader te denken. Hij heeft mij zeer onge
lukkig gemaakt, maar ik vergeef het hem. Haar
kan ik nimmer vergeven."
„Ik erken, Chetwynd, dat gij groote reden hebt
om u te beklagen en ik heb altijd meelijden met
u gehad."
„Gij zijt waarschijnlijk de eenige die meelijden
met mij hebt, Mildred, 't Gebeurt niet dikwijls,
dat iemand van zijne bruid beroofd wordt door
zijn eigen vader, 't Is volkomen waar, dat ik
met Theresia geschil heb gehad en dat vader
verklaarde, dat, als ik haar niet trouwde, hij het
zelf zou doen. Maar ik dacht niet dat hij zijne
tweede uitgave zal iÉ^drie deelen compleet zijn.
De ons toegezonden eerste aflevering bevat, be
halve eene inleiding over „het Nederlandsch bur
gerlijk recht en zijne bronnen," het eerste hoofd
deel: „Algemeene onderwerpen." Yoor zoo ver deze
aflevering betreft handelt dit hoofddeel over de
„personen" in de volgende paragrafenBegrip van
personen; de menseh als persoonverschillende staat
en rechtsbevoegdheid der personen; van Nederlanders
en vreemdelingen; bloedverwantschap en zwager
schap van de namen der personen; van de woon
plaats van den burgerlijken stand en de daartoe
behoorende registers in het algemeen.
Aan koopers zal het dit standaard-werk zeker
niet ontbreken.
In een ingezonden stuk in de N. Rott. courant
leest men het volgende:
Bij de nieuwe postconventie van 1 Juli 1875
js bepaald, dat de enkelvoudige brieven voor
Dnitschland en België, geen grooter afstand dan
30 K. M. te doorloopen hebbende, aan een port
van slechts 5 cent mits gefrankeerd onder
worpen zijn. Onbekendheid met de plaatsen, welke
in dien kring liggen, geeft aanleiding, dat de
daarheen gerichte brieven soms met de noodeloos
verhoogde postzegels van 12^ en 10 cent voorzien
worden. Wenschelijk ware het derhalve, dat van de
eene of andere zijde werd opgegeven, welke voor
naamste plaatsen, omdat daarmede toch de
correspondentie het levendigst is, in het raion
van 30 K. M. voor beide landen liggen.
De heer S. Muller Pzoon komt in de N. Rott.
courant op tegen de oprichting van het voorge«
nomen Houtman-monument. Volgens hem is
Cornelis de Houtman niets meer geweest dan een
stoutmoedig doch weinig beleidvol man, de uit
voerder van hetgeen door bekwamer lieden dan
hijzelf ontworpen was en die daarenboven allerlei
onvoorzichtigheden, misslagen en wandaden op
zijn rekening had. De schrijver staaft dit door
een beroep op het werk van jhr. nu. J, K. J. de
Jonge „De opkomst van het Nederlandsch gezag
in Oost Indië", dat met reden voor eene beslissende
autoriteit in dergelijke zaken gehouden wordt.
Zoolang dus voor zooveel andere verdienstelijke
mannen onzer geschiedenis geen standbeeld opge
richt is, en met het waarschuwend voorbeeld van
den ten onrechte te Haarlem vereeuwigden Laurens
Coster voor oogen, verlangt de heer Muller dat
men aan geen gedenkteeken voor Houtman denke.
Gisteren morgen te 11 uren werd te 's Graven-
hage de eerste jaarlijksche algemeene vergadering
van het anti-dienstvervangingbond gehouden.
bedreiging zou vervullen en nog minder dat zij
hem zou nemen. Ik kende de wispelturigheid
van uwe sekse niet."
„'tls geheel uw eigen schuld, dat dat gebeurd
is Chetwynd," merkte zijne zuster aan, „Maar ik
weet hoeveel ge tengevolge van uwe dwaasheid
en overijling geleden hebt en daarom zal ik u
geene verwijten doen. Welke gevoelens ge echter
ook koestert, het is thans uw plicht ze in bedwang
te houden. Papa heeft een zeer slechten nacht
doorgebracht en dezen morgen om den heer Car
teret, den notaris gezonden, om zijn testament
te maken."
„Ik dacht, Mildred, dat hij dat reeds gedaan
had. Hij had eene aardige som vermaakt aan
zijne vrouw."
„Het is zooals ik u zeg, Chetwynd. Mijnheer
Carteret is dezen morgen nagenoeg twee uren hij
hem geweest, en ik geloof te weten dat hij last
heeft gekregen het testament zonder verwijl op te
maken en er dezen avond meê te komen."
„Zóo!" zei Chetwynd somber. „Dat voorspelt
niet veel goeds voor mij of eigenlijk voor
ons beiden. Hij zal al wat hij bezit aan Theresa
vermaken, aan zijne vrouw; daar ben ik zeker van,"
„In 'tgeheel niet, Chetwynd!" riep zijne zuster
uit. „Kom binnen, en spreek met hem."
„Als hij tot die dwaasheid en ongerechtigheid
besloten heeft, zal al wat ik zeggen kan, hem er
niet van terugbrengen. Maar daar is Carteret
zei hij, toen een phaëton het tuinhek doorreed en
voor den hoofdingang van het huis stilhield.