Benoemingen en besluiten,
0 n d e r w ij s.
Kerknieuws.
K unstn ie u ws.
Rechtzaken,
woorden bij het onderwijs in de gymnastiek Ncder-
landsche uitdrukkingen te bezigen.
De tweede afdeeling (geschiedenis) sprak o. a.
over de quaestie wie de aardappelen het eerst in
Europa heeft ingevoerd. Volgens den heer Teir-
linck wordt dit ten onrechte aan den Franschman
Parmentier toegeschreven en heeft een Vlaming,
Antonie Verhulst, rechtmatige aanspraak op die
eer. Meer dan 30 jaren vóór Parmentier bracht
hij de onschatbare knolvrucht in gebruik.
In de 3e afdeeling was den vorigen dag, onder
een zeer klein aantal ledende uitspraak der
woorden op het tooneel besprokeD. Het lager
onderwijs en de geestelijkheidmeenden de heeren
Hoste en Courtmans, konden het meest invloed
op de uitspraak bij de lagere volksklasse uitoefe
nen. De heer Smit Kleine gaf daarom in over
weging bij de algemeene vergadering een voorstel
te doen, om den Belgischen minister van binnen-
landsche zaken en de geestelijkheid te verzoeken
bij de opleiding van geestelijken ook op de
goede uitspraak der taal te doen letten.
Nog besprak de heer Jacobson de middelen om
het Nederlandsche tooneel aan te moedigen, waar
onder hij ook noemde het oprichten eener onder
linge onderstandkas voor tooneelkunstenaars.
In de 46 afdeeling hield de heer Schoyhoog
leeraar aan de academie te Antwerpeneen uit
voerig betoog over Rubens, bijzonder wat zijn
invloed op de bouwkunst van zijn tijd betreft.
Hij drukte den wensch uit dat de jongere bouw
kundige school bij de groote meesters van dien
tijd ter school mocht gaanwaarbij de kunst en
de goede smaak niet anders dan winnen zouden.
Ook besprak deze redenaar de noodzakelijkheid
om in de Vlaamsche gewesten het onderricht in het
teekenen en in de andere kunsten in het Vlaamsch
te doen plaats hebben.
De afdeeling besloot, zich tot de wetgevende
macht te wenden teneinde het herstellen der over
blijfselen onzer nationale bouwkunstook bur
gerhuizen aan te moedigen en te ondersteunen,
alsmede het oprichten van nieuwe gebouwen in
dienzelfden stijl te bevorderen. Voorts in elke
stad de oprichting van vereeDigingen mogelijk te
makentot bereiking van hetzelfde doel. Einde
lijk aan het onderwijs in de nationale bouwkunde
eene grootere plaats in te rpimen bij het alge
meen bouwkundig onderricht.
notarissen. Benoemd tot notaris binnen het
arrondissement 's Gravenhage, ter standplaats de
gemeente 's Gravenhage. A. C. Bodaancandidaat-
notaris en adjunct-commies bij het departement
van financiën.
gezondheidsleer Benoemd tot gedelegeerden
van de Nederlandsche regeering op het internatio
naal congres ter behandeling van vraagstukken
betreffende gezondheidsleer, reddingsmiddelen en
instellingen tot verbetering van den toestand der
arbeidende volksklasse, hetwelk in September
1876 te Brussel zal gehouden worden, de heeren
m'. P. F. Hubert, secretarisgeneraal bij het de
partement van binnenlandsche zaken, d'. H. H.
van Cappelle, referendaris bi) dat departementen
dr. L. Ali Coheninspecteur voor het geneeskundig
staatstoezicht in Friesland en Groningen.
onderscheidingsteekenen. Aan den voor den
dienst in Indië bestemden soldaat A. Hoffmann, van
het koloniaal werfdepöt, is vergunning verleend
tot het dragen van het Alsenskruis, hem door
den koning van Pruisen geschonkenvan de
dan de koning van Spanje het deed en hij moest
dus sterven.
Ons verhaal spoedt ten einde, wanneer wij ons
niet in de voortzetting der geschiedenis van den
tachtigjarigen krijg willen verdiepen. Weldra ver
scheen een nieuwe figuur op het tooneelMatthias
van Oostenrijk, aartshertog van Oostenrijk, door
de Zuid Nederlandsche groeten en heeren in het
land geroepen met het doel om tegenover don
Juan een eigen, aanzienlijk opperhoofd te hebben,
dien zij, uithoofde zijner jeugd, naar hun zin
hoopten te kunnen doen handelen, zonder zich
daarom nog met den „aartsketter" Oranje in te
laten. De staatsmanskunst van den Zwijger ver
scheurde echter spoedig dit spinneweb van bere
kening. Hij zelf werd door de algemeene staten
tot Ruwaard van Brabant uitgeroepen, tot eersten
raadsman van den aartshertog Matthias aangesteld,
ja zelfs in Brussel geroepen, waar den 22en Juli
1578, onder zijn invloed de „geloofsvrede" tot
stand kwam. Daarin werd voor hel eerst het
beginsel der vrijheid van godsdienst, dat in de
Gentsehe Pacificatie nog slechts schroomvallig zieh
een weg gebaand had, zonder omwegen erkend.
„In alles wat de beide godsdiensten betreft,
werd in dat stuk gezegd, blijft ieder vrij en
onbelemmerd, en alleen verantwoordelijk tegen
over God."
Dat was het ware, hooge beginsel, waartoe
Oranje reeds lang opgeklommen was. Maar hij
stond, met dat beginsel, bijna alleen in de Neder
landen. Spoedig bewezen Calvinistische drijvers
en volksmenners, als Petrus Dathenusde
bekende psalmberijmerHembyse en Ryhove,
te Gent, dat ook zij de kunst verstonden om
andersdenkenden te vervolgen en te plagen. Hunne
buitensporigheden veroorzaakten natuurlijk een
terugwerking. Edelen, geestelijken en krijgsbe-
Oostenrijksch-Pruisische medaille, ingesteld ter
herinnering aan den veldtocht van bet jaar 1864,
en van de Duitsche medaille, ingesteld ter herin
nering aan den veldtocht tegen Frankrijk in 1870
en 1871.
landmacht. Benooemd bij den provincialen staf
tot luitenant-kolonel, de majoor W. Muller, pro
vinciale adjudant in Noord-Holland.
Benoemd tot 'skonings ordonnanee-officierde
2' luitenant R. baron van Heeckeren van Molen-
cate, van het 8e regement infanterie, die in verband
daarmede in zijn rang wordt overgeplaatst bij
den grooten staf van het leger.
Voor de normaalschool te Maastricht zijn
10 rijksbeurzen van f 250 beschikbaar. Het ver
gelijkend examen van de aspiranten zal de vol.
gende week plaats hebben.
In het bericht uit Biervlietopgenomen in ons
nommer van Woensdag, is een dwaze schrijffout
ingeslopen. Kerkvoogden en notabelen hadden
namelijk niet als voorwaarde gesteld dat drie of
viermaal in de week, maar drie of viermaal
gedurende den winter avond-godsdienstoefe
ning gehouden zou worden.
Twee dagen na gedane aankondiging is
er beslag gelegd op de goederen, welke zich in
de pastorie te Moerdijk (van den heer Koeken)
bevonden. Deze prijkte daarop met eene publi
catie van verkoop bij executie. De verkooping
zelve bracht niet meer dan f 56 op. Het klassi
kaal bestuur bleek al zoo slecht ingelichttoen
het de pastorie opnieuw gemeubileerd waande,
daar het door deze auctie zich f 100 onkosten
berokkendein plaats van f 1500 te inntn.
Standaard
Bij besluit der algemeene syDode der Ned.
Herv. kerkis de heer Salomo te Gemptvan
Batenburg, als predikant gerehabiliteerd en der
halve weder als zoodanig beroepbaar gesteld.
(N. v. d. D.)
Aan de Prov. Overijselsehe en Zwolsehe cou
rant wordt uit Enschedé het volgende geschreven
Bij de heden morgen aanvangende stemming voor
10 nieuwe leden van het college van kiezers der
Ned. herv. kerk, deed zich het feit voor dat een
der dominé's zich zoodanig met de stemming be
moeide, dat de verkiezing geen voortgang konde
hebben en op last der politie tot later moest uit
gesteld worden.
De aanleidende oorzaak hiertoe was dat het
vrijzinnige kiescollege twee leden had afgevaar
digd om de stemming te controleeren. Die beide
heeren hadden zich dan ook een staanplaats gere
serveerd en wilden hunne aanteekeningen honden,
toen gezegde dominé hen wilde dwingen de kamer
te verlaten, waar naar zijn beweeren niemand
moeht blijven nadat hij zijn stem had uitgebracht.
De beide afgevaardigden verkozen echter niet heen
te gaan, daar zij van gevoelen waren dat ze, als
stemgerechtigde leden, volkomen bevoegd waren
toe te zien dat de stemming eerlijk in haar werk
ging, welk gevoelen ook de burgemeester was
toegedaandie daarom last gaf óf de stemming te
doen voortgaan óf tot nader uit te stellen.
Tot het laatste werd besloten. Het vreemdste
echter van alles was dat het bureau van stemop
neming „met den mond vol tanden" bleef zitten
en volstrekt niet van zijne bevoegdheid gebruik
maakte om de stemming behoorlijk haar gang te
doen gaan.
Door de synode der Ned. Herv. kerk is een re
glement vastgesteld op het hooger ondei wjjs in de
godgeleerdheid tot vorming van evangeliedienaren
voor die kerk, waaruit wij het volgende aantee-
kenen.
Vanwege de N. H. kerk zal in de steden waar
rijks-universiteiten gevestigd zijn, tevens hooger
onderwijs in de godgeleerdheid gegeven worden,
voor zoover het ouderwijs, dat volgens de wet
op het hooger onderwijs in die wetenschap gege
ven wordt, niet in de behoeften der kerk voorziet.
Tot de vakken, waarin vanwege de kerk onder
wijs gegeven moet worden, zijn gebracht: 1. de
bijbelsche,2. de leerstellige godgeleerdheid, 3. de
geschiedenis van de Neder), herv. kerk en van
hare leerstellingen, en 4 de practische godgeleerd
heid in haren ruimsten omvang, met de daarbij
vereischte practische oefeningen.
Bovendien zal, zoo de omstandigheden het mede
brengen, desnoods onderwijs kunnen gegeven
worden in: 1. de uitlegkunde en oordeelkunde des
bijbels (hermeneutiek en critiek), 2. de bijbelsche
geschiedenis, 3. de Christelijke zedekunde, 4. de
beginselen van het kerkrecht, inzonderheid van
dat der Nederl. herv. kerk, en 5. de theorie en
geschiedenis der christelijke zending.
De hoogleerarentwee aan elke school, worden
benoemd door de synode uit eene voordracht, op
te maken door eene commissie, bestaande uit zoo
vele leden als er provinciale kerkbesturen zijn,
benevens êen lid dat de Waalsche commissie ver
tegenwoordigt. Die commissie wordt voor drie
jaren door de kerkbesturen gekozen en vergadert
te 's Gravenhage.
Op de voordracht voor een hoogleeraar worden
drie personen geplaatst, die predikant of althans
candidaat geweest moeten zijn. Het doctoraat in
de theologie wordt niet gevorderd.
Aan de hoogleeraren wordt bij hunne benoeming
opgave gedaan van de vakken, waarin zij onder
wijs moeten geven.
Voorde hoogleeraren vanwege de kerk aangesteld,
gelden dezelfde bepalingen als ten aanzien van
traktement, emeritaat en pensioen van de rijks
hoogleeraren bepaald zijn.
Wat den omvang van het onderwijs bel reft, acht
de synode [een vierjarig verblijf aan de hooge-
school voor de studenten volstrekt noodzakelijk.
Voorloopig, in afwachting dat de examens door de
regeering geregeld zullen worden, heeft de synode
zich vereenigd met het denkbeeld dat de aanstaande
evangeliedienaar, voor dat hij zijn kerkelijk examen
aflegt, zijn academisch examen zal moeten hebben
afgelegd, hetwelk het naast voorafgaat aan dat,
'twelk ter verkrijging van het doctoraat in de
theologie vereiseht wordt. Van de theologische
studenten zal voor het kerkelijk examen het bewijs
worden gevraagd, dat zij zullen hebben bijgewoond
gedurende twee jaren de lessen in de geschiedenis
des Christendoms, in de uitlegging van het O. en
van het N. T.in de wijsbegeerte van den gods
dienst, in de bijbelsche godgeleerdheid, in de leer
stellige godgeleerdheid en in de practische theolo
gie; gedurende éen jaar in de encyclopedie der
godgeleerdheid, in de geschiedenis der leer aan
gaande God, in de geschiedenis der godsdiensten,
in de geschiedenis van den Israelitischen godsdienst,
in de Hebreeuwsche taal en letterkunde, in de
Israëlitische oudheden, in de Israëlitische letter
kunde, in de oud christelijke letterkunde, in de
geschiedenis der leerstellingen van den christelijken
godsdienst, in de geschiedenis der nederduitsche
hervormde kerk en hare leerstellingen, in do uit
legkunde en oordeelkunde (hermeneutiek en kritiek,)
in de zedekunde, in de Nederlandsche taal en let
terkunde en in de logica of desverkiezende in de
geschiedenis der wijsbegeerte, der metaphysica of
zielkunde. De kerkelijke hoogleeraren zenden elk
jaar voor den len Juli een lijst der kerkelijke
lessen, die zullen gegeven worden aan de synode,
die dan vervolgens deze lijst vaststelt.
Daar bij de eerste benoeming van zes hoogleer
aren de in dit reglement voorgeschreven bepalin
gen niet kunnen worden opgevolgd, is besloten,
dat bij de eerste voordracht het advies der theolo
gische professorendie tot hiertoe met de synode
in betrekking stondenzal worden gevraagden
dat bij de eerste benoeminguit eene voordracht
van twaalf personen, door de synode een zestal
hoogleeraren zal worden benoemd.
Na vaststelling van het reglement werd aan het
moderamen opgedragen met de regeering in over
leg te treden1» ten opzichte van het getal der
te benoemen kerkelijke hoogleeraren2° ten
opzichte van hun jaarweddepensioen en emeri
taat van rijkswege uit te keeren volgens art. 104
van de wet op het hooger onderwijs3° ten
opzichte van eene regeling van het schoolgeld en
het theologisch aeademiegeld van predikantszonen,
cn 4° ten opzichte van de regeling omtrent de
attesten tot vrijstelling van de theologische stu
denten van den werkelijken militairen dienst, voor
zooveel deze regeling ten gevolge van eene ver
anderde inrichtiDg van het gymnasiaal onderwijs
noodig is.
Uit Frankrijk wordt het overlijden bericht van
een schilder en schrijver wiens naam, vooral door
zijn laatste werk ook in Nederland een goeden
klank bezit. Wij bedoelen Eugène Fromentin,
de schrijver dier studiën over de oude Vlaamsche en
Hollandsche schilderschoolwelke in het begin
dezes jaars in de Revue des deux Monde3 ver
schenen zijn cn over sommige punten, in verband
staande tot het genie en de werken onzer groote
meesterseen nieuw en verrassend licht hebben
doen opgaan.
Fromentin was in 1820 te la Rochelle geboren
en had zijne vorming als kunstenaar, behalve aan
den landschapschilder Cabatvooral te danken
aan zijne reizen in Algerië en andere Oostersche
landen. De meeste zijner schilderstukken zijn
dan ook aan die streken ontleend en wie eenigs-
zins op de hoogte is der hedendaagsehe Fransche
school kent de wocstijngezichten, de zonsonder
gangen, de Arabische ruiters en paarden, de Oos
tersche genrestukken van Fromentin.
Als romanschrijver had hij zich in 1863 doen
kennen dcor zijn roman „Dominiqne"welke des
tijds mede in de Revue verscheen en door bevoegde
beoordeelaars zeer hoog geschat wordt. In zijn
laatste straks door ons bedoelde werkLes Mal-
tres d'autrefois. Belyique ei Hollandevereenigde
hij het talent van den kunstenaar, den beocrdeelaar
en den schrijver op eene wijze welke slechts zelden
wordt aangetroffen.
De brigadier-majoor titulair en de brigadier bij
de rijksveldwacht, welke onlangs door de recht
bank te Haarlem veroordeeld waren, de eerste tot
een celstraf van 2 jaren, de tweede tot een van 1
jaar en 183 dagen, beide tot het betalen eener
geldboete van f 100 en ontzegging van hun kies-
en die in de Unie van Brussel door de natie be
zegeld werd. Dat het niettemin mislukte, was
het gevolg van bijkomende omstandigheden: ge
loofsverdeeldheid naijver der Zuidelijke edelen
tegenover Oranje, onderling wantrouwen der staten
en gehechtheid aan do opperheerschappij van den
koning van Spanje, die én het beginsel der legiti
miteit èn de bescherming van den katholieken
godsdienst in zijn persoon vereenigde.
Twee en een halve eeuw sluimerde het. Toen
trad het weder aan het licht en belichaamde zich
in het vereenigde koninkrijk van Wiilem I, door
Europa opgericht ten voormuur tegen Frankrijk.
Vijftien jaren later stortte het schoone gebouw
andermaal ter aarde.
De oorzaken van dien laatsten val hebben wij
thans niet na te gaan. Alleen schijnt de geschie
denis, door deze gedaanteverwisselingen van een
en hetzelfde denkbeeld, ons de les te geven dat de
oplossing, tot welke wij thans schijnen te naderen
de beste is. Deze is: scheiding der beide deelen,
wat den uiterlijken vorm betreft, zoodat ieder
zich bewegen kan in den vorm die hem het liefst
is. Daarnevens vereeniging, zoo innig als, met
behoud van ieders zelfstandigheid, mogelijk is,
door eenheid van belangen, van bedoelingen, van
handelingen.
Als eene der belangrijkste uitingen van dat
historisch verschijnsel, verdient de Gentsehe Paci
ficatie vooral onze aandacht. Ook hebben de
beginselen van godsdienstvrijheid en van erkenning
der rechten des volks, die later de wereld ver
overd hebben, in haar hunne eerste huldiging ge
vonden. Zoolang er melding gemaakt zal worden
van de pogingen der volken om zich aan geeste
lijke en vorstelijke dwingelandij te ontworstelen,
zal de herinnering aan de Gentsehe Pacificatie
blijven leven. P»
velhebbers beriepen zich eendrachtig op de ge
loofsvervolging te Gent, om hun verlangen tot
verzoening met den koning van Spanje, als verde
diger van het katholieke geloof, te rechtvaardigen.
Den 6™ Januari kwam het verbond van Atrecht
tot stand, waarbij de staten vau Artois, Henegou
wen en Douai zich plechtig verbonden het heilige
katholieke geloof ongeschonden te handhaven.
Als het ware in antwoord daarop, Bloten den
23en Januari 1579 de gevolmachtigden van Hol
land en Zeeland, Gelderland en Zulfen, het sticht
Utrecht en de Friesehe ommelanden tusschen de
Ecms en de Lauwerzee die beroemde Unie van
Utrecht, welke de grondslag is geworden voor de
machtige republiek der zeven provinciën.
Bij deze unie verbonden zich de gewesten
„eeuwiglijk vereenigd te blijven als een enkel
landschap, zonder door eenigen weg ter wereld
gescheiden te worden, behoudens nochthans ieders
vrijheden en voorrechten." Zij. beloofden elkander
bij te staan „tegen alle uitheemsche of inheem-
sehe heeren en vorsten, landen of steden, of iemand
die hen mocht komen te verongelijken of te be
oorlogen", zonder dat een der verbondenen eenige
verbintenis mocht maken met „cenige gebuur-
heeren of landen, buiten verlof zijner bondgenoo-
ten." Ten aanzien van den godsdienst zouden
Holland en Zeeland zich gedragen naar hun goed
dunken en de andere gewesten zich mogen schik
ken naar den inhoud van den reeds vermelden
geloofsvrede, naarmate zij zulks tot de rust en
welvaart der landen, steden en leden dienstig
oordeelden„mits dat elk enkeling (ieder persoon)
in vrijheit van geloove blij ve, ende dat men nie-
mant, ter zake van dien, zal raoogen achterhaalen
oft onderzoeken, volghends 't verdragh van Gent."
Men ziet dat, tot het einde toe, ieder zich bleef
beroepen op de Pacificatie van Gent, teneinde te
rechtvaardigen dat men hier de ketters ter dood
bracht en vervolgde, daar aan ieder vrijheid van
belijdenis verzekerde.
De Unie van Utrecht en het verbond van Atrecht
maakten de scheiding volkomen en onherstelbaar.
Van nu af bewandelden Noord en Zuid verschil
lende wegen, de een door een tijdperk van onge
ëvenaarde glorie voerende tot het tegenwoordig
koninkrijk der Nederlanden, de ander, door eeuwen
van onderdrukking en vernedering, waarin het
land ten speelbal der wisselende krijgskansen en der
staatkundige verwikkelingen strekte, leidende tot
het koninkrijk België, dat thans in bloei en aan
zien den ouderen broeder, zoo niet overtreft, dan
toch minstens gelijk is.
Het is een merkwaardig verschijnsel boe som
mige denkbeelden en ontwerpen telkens in de
wereldgeschiedenis weder te voorschijn komen en
telkens, hoe ook tegengewerkt en onderdrukt, ge
lukkende of mislukkende, weder trachten zieh
baan te breken. Van dien aard is de vereeniging
van al de gewesten, die van de Noordergrens van
Frankrijk tot aan den Dollardten Noordwesten
van Duitschland, een machtigen staat, bloeiend
door handel, landbouw en nijverheid, zouden kun
nen vormen. Dat denkbeeld, door drie krach
tige vorsten, Willem den Goede, Philippua den
goede en Karei den Vijfde in drie opvolgende
eeuwen opgevit en gedeeltelijk tot verwezen
lijking gebracht, was door ben in het bewust
zijn des volks geplant en tot volkswensch ver
heven. Het leefde voort na hun dood en
vertoonde zich weder in die Pacificatie van Gent,
met welke wij ons thans bezig gehouden hebben,
3) Zie Bakhuizen van deu Brink's Inleiding op «De
opkomst van de Nederlandsche republiek", door Motley.