N°. 204. 119° Jaargan 1876. Dinsdag 29 Augustus. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Bericlit. Uithoofde der verplaatsing onzer bureaux wordt men verzocht alle brieven, boodschap pen als anderszins, bestemd voor de redactie of de administratie van dit blad, in het vervolg te adresseeren: Aan het bureau der Middelburgscke courant, St. Pieterstraat A 72, alhier. Middelburg, 28 Augustus, FBTJILLBTOnST. De Pacificatie van Gent. XVe taal- en letterkundig congres, MIDDELBIIR De toespraak van den heer Mock aan het Meta len-kruisfeest te Dordrecht heeft aan verschillende bladen stof tot beschouwingen gegeven. De Arn- hemsche courant, die den toost mede heeft over genomen, houdt eene pleitrede tegen alle mogelijke after dinner-welsprekendheid en hoopt dat deze Engelsche gewoonte in ons land geen ingang moge vinden, evenmin als de onbescheidenheid om poli tieke toosten van niet-politieke mannen, in een particulier gezelschap uitgesproken, wereldkundig te maken. Wij achten het niet overbodig op te merken, dat men het met deze beschouwing in 't algemeen eens kan zijn en niettemin de woorden van den heer Mock, alsook de openbaarmaking daarvan, kan goedkeuren. Zijne toespraak droeg te zeer de blijken van goed doordacht en ernstig bedoeld te z^n, om als dessert- of champagne-welsprekendheid onopgemerkt gelaten te worden. Zoodra dit vast staat, is de vraag niet bij welke gelegenheid die woorden gesproken zijD, maar of het goed en te verdedigen is dftt ze gesproken en publiek ge maakt zijn. Die vraag blij ven wij toestemmend beantwoorden. Z. K. H. prins Alexander heeft, naar uit 's Hage aan de Arnh. ct. gemeld wordt, zijn abonnement op het Haagsche Dagblad opgezegd met de bood schap aan den uitgever, dat dit geschiedde uit hoofde der opneming van de gewraakte toespraak. Dit verklaarbaar bewijs van broederlijke teerge voeligheid kannaar ons inzien, niet voor een ernstig argument in de quaestie doorgaan. Onaan gename waarheden te verkondigen en zich dan te verbeelden dat men de ontevredenheid niet zal opwekken van hen, die tot deze waarheden in onmiddellijke betrekking staanziedaar eene Vervólg.) De opstand der Spaansche soldaten en de re- geeringloosheid, welke na den dood van Requesens de Zuidelijke Nederlanden heerschte, kwamen zaak der opgestane provinciën en van Willem an Oranje ten goede. Een eorste gelukkig ge volg er van was de opheffing van het beleg van Woerden, dat, na bijna een jaar door de Span jaarden ingesloten te zijn, door hen in den steek gelaten werd toen zij zich bij de muiters in het Zuiden wenschten te voegen. Met zijn schranderen staatsmansblik doorzag prins Willem dadelijk, welk gebruik er van den toestand te maken en welke de geschikste wijze was om zijn doel te bereiken. Wat hij altijd beoogd had: vereeniging der Nederlandsche gewesten tegen buitenlandsehe overheersching, handhaving hunner oude privilegiën en rechten, met waarborging der vrijheid van godsdienst voor alleD, scheen thans, bij den ver zwakten toestand van het Spaansch bewind, be reikbaar. Klemmende betoogen werden door hem en de staten van Holland en Zeeland gericht tot dé staten der andere provinciën, tot de besturen der groote steden, tot de voornaamste adellijke heeren, die alle, aan de zaak des ltonings van Spanje en aan den katholieken godsdienst tot dus verre getrouw, niettemin voor de rechten en de welvaart van hun vaderland toch niet onverschil lig konden zijn. naïveteit, die in het brein van een dagbladschrij ver minder dan in dat van iemand anders zal opkomen. Het Nieuws van den Dag houdtbehoudens eenige bedenkingen wat den vorm betreft, zoo wel het goed recht van den heer Mock als dat van de bladendie zijne woorden overgenomen hebbenstaande. Het blad treedt verder in eene beschouwing over de quaestie zelvede langdurige uitlandigheid van den prins van Oranje eu diens houding in 't algemeen ten opzichte onzer publieke aangelegenheden. Met die beschouwing zijn wij het volkomen eens en indien de toespraak van den heer Mock slechts dit gevolg gehad heeftdat zij deze ontboezeming van een onzer meest verspreide organen heeft uitgeloktdan zal hij daarin onge twijfeld reeds eene genoegzame bron van zelfvol doening vinden. „Laat onszegt het Nieuwswel onder scheiden tusschen de vrijheid, die aan den kroon prins moet gelaten worden en de vrijmoedigheid, waarmee het Nederlandsche volk zijne wenschen en verlangens ten zijnen aanzien mag openbaren, 'tGeldt een grief, die haar grond vindt in de liefde voor ons vorstenhuiswanneer wij 't betreu ren, dat de prins van Oranje zich sedert gerui- men tijd aan de openbare aangelegenheden ten eenenmale onttrekt. Wij meenendat de hooge rang welken hij bekleedt en de toekomst die hem wachtandere verwachtingen ten volle wettigden. Ook meenen wij dat hij zelf ons aan een andere en betere gezindheid dan onverschilligheid gewend heeft. Of is er niet een tijd geweestwaarin de schoolknaap te Noorthey en de student te Leiden de roem en de glorie der natie was Wiendie ouder dan dertig jaar is, heugt 'tniet, welk een zegetocht onze prins destijds onder geleide van zijnen, gouverneur de Casembroot door het land hield, overal den indruk achterlatend, dat hij naar verstand en hart een van de beste telgen van Oranje eenmaal een waardig opvolger van zijn koninklijken vader zou worden „Welnu, wat is er van die geestdrift voor zijn persoon overgebleven? Is 't onwaar, wat de heer Mock gezegd heeft(zij :t dan ook in ver band met eene mingelukkige vergelijking en een mingepaste toespeling op de wijze waarop de prins zijn tijd in Parijs heet door te brengen) omtrent het doodsehe stilzwijgen over den ver- moedelijken troonsopvolger bij alle openbare ge legenheden? Heeft dat stilzwijgen geen ernstige beteekenis? Is de wenschdat daaraan een einde kome ook al ongepast „Wij zijn een loyaal volk. Onze geschiedenis heefttegenover een paar treurige tijdperken van Nu was, indien men het wilde, de tijd gekomen, schreef Oranje aan den heer van Hierges, aan den graaf van Lalaing, aan den hertog van Aarschot en aan de andere grooten, om voorgoed den vaderlandschen bodem van het gehate vreemde krijgsvolk te bevrijden. Dat punt stelde hij voor als de hoofdzaak. Was men eenmaal daarvan ontslagen, dan kon op eene vergadering van de staten aller provinciën alles geregeld worden waar omtrent, ten aanzien der toelating van de ver schillende godsdiensten, der privilegiën enz., ver schil van gevoelen bestond. Vooral deden zoowel de prins als de staten van Holland en Zeeland uitkomen, dat terwijl zij op hun eigen gebied vrijheid van eeredienst voor hervormden en Room- schen verlangden, het hun bedoeling niet was tegen den katholieken godsdienst in de andere gewesten iets vijandigs te vorderen of te ondernemen. Werd slechts van godsdienstvervolging afgezien, werden de bloedplakkaten van Aiva en Philips II maar ingetrokken, zoodat ieder vrijheid zou hebbeu om in zijn eigen gemoed en in zijn eigen huis God te dienen zooals hij het verkoos, en geen inquisitie het recht zou bezitten om door pijnbank en brand stapel de geheimen des gewetens na te vorschen en te bestraffendan wilde men voor het overige, buiten Holland en Zeeland, gaarne den katholie ken godsdienst den voorrang laten, dien hij tot dusverre bezeten had. Dit alles werd door den prins uiteengezet en met zorg ingekleed in zoo- danigen vorm, als hij het meest geschikt achtte voor den persoon of het regeeringslichaamtot wien hij het woord richtte: „hen kittelend daar zij gevoelykst waren, den eenen met eereden ondankbaarheid en miskenning, op een dubbel aantal te wijzen waarin het Oranjehoven de harten trillen deed. Ook valt 't niet te ontkennen dat de eerbied en liefde voor onze dynastie nooit grooter is geweest dan in onze dagendat geen troon in Europa vaster staat dan die van het koninkrijk der Nederlanden. „Doch laat ons toeziendat onze loyauteit niet smakeloos wordedat de stem der waarheid niet versmoord worde uit schroom voor vrijmoedigheid. „Nog eens; 'tis een feit, dat duizendeu in den lande de afwezigheid van den prins van Oranje betreu ren, 't Is een ander, dat koning Oscar van Zweden onlangs bij de meerderjarigheid van zijn zoon een woord gesproken heeft't welk door alle troons- opvolgers behoort te worden ter harte genomen, toen hij opmerkte, hoe na de voorbereiding van den knaap en jongelingde leerjaren der aan staande koningen pas aanvangenhoe de deel neming aan de overleggingen en beraadslagingen over 's lands belangen den stempel behoort te druk ken op de studie, die voorafging, op de opvoeding, die den jongen man geschonken werd. Daarom staat dan ook terecht ten onzent, en in eiken anderen monarchaal-constitutioneelen staat, de gelegenheid om kennis te nemen van 's lands zaken ruimschoots voor den troonsopvolger open. De kroonprins kan, zoowei in de politiek als in militaire vraagstukken, inzage nemen van den stand der dingenzonder zich te mengen in den strijd der partijen of zich voorbarig met de regeering te bemoeien. ,,'tValt ons zwaar hiertegenover zwijgend te verdragen, dat onze prins van Oranje bij voorkeur in den vreemde vertoeft. Wij zullen den dag zegenen, waarop zijne koninklijke hoogheid dat inziet en erkent, 't Zal hem weinig moeite kosten om het verloren terrein in de harten van het Nederlandsche volk weer te veroveren, maar tot geheele onthouding van de klacht over de verhou ding, waarin wij feitelijk ten zijnen aanzien ver- keeren, zijn wij niet in staat." Zaterdag middag, na afloop der vergadering, werd, met een der daartoe door het bestuur van de Middelburgsche maatschappij van stoomvaart ter beschikking gestelde stoomboot, door de leden der Juristen-Vereeniging een bezoek gebracht aan de havenwerken te Vlissingen. Juist bij aankomst werd het een en zeventig palmen diepgaand drie mastschip Erasmus geschut. Na een der op Enge land varende stoombooten te hebben bezichtigd, werd ook gelegenheid gegeven om eenige oogen- blikken te vertoeven in de gemeente Ylissingen, waarbij een bezoek werd gebracht aan het stand- andren met schande deezen met dankdien met ondank bij de gemeente in te leggeneenen yeghe- lyken met de vryheit en bevreedighing des va- derlandts". Deze vertoogen bleven niet zonder uitwerking. Do voornaamste drangreden de wenschelijkheid der verwijdering van de Spaansche muiters, was inderdaad onwederlegbaar, daar iedereen, Roomsch of onroomsch, Spaanschgezind of staatsgezind, in dat opzicht slechts éen wensch koesterde. Boven dien waagde men op het oogenblik weinig, met zich bij den prins en de twee Noordelijke provin ciën aan te sluiten. Het eenige lichaamdat nog een schijn van gezag uitoefende, de Raad van Statewas ter aarde geveld. Eene bende krijgs volk onder den heer van Glimes, nam den 5en September te Brussel al de leden van den Raad gevangen. Alleen de Spanjaard Roda ontsnapte naar Antwerpenwaar hij zich het gezag als éenig vertegenwoordiger des konings aanmatigde en weldra de partij der Spaansche muiters open lijk of bedekt ondersteunde. Wie eigenlijk de aanlegger van dezen aanslag op den souvereinen Raad van State was, bleef onbekend. Glimes beweerde te handelen uit naam der staten van Brabantanderen zagen er de hand van den prins van Oranje in. Ofschoon de leden van den Raad spoedig weder in vrijheid gesteld werden, was echter het hoogste regeeringslichaam van dat oogenblik af alle gezag en aanzien kwijt. Daar aansluiting dus zonder gevaar en misschien voordeelig was, betuigden staten en steden, edelen Hooft, «Nederlandsche Historiën", elfde hoek. beeld van de Ruiter. Te Middelburg terugge keerd vereenigden zich de leden der Juristen Ver eeniging aan een diner in het Schuttershof. Eene nitnoodiging tot bijwoning daarvan was gericht aan den heer commissaris des konings in deze provincie, den heer burgemeester dezer gemeente en den heer deken der confrérie van St. Sebastiaan. Van de uitgebrachte toosten vermelden wij die op Z. M. den koning, op Z. E. den minister van justitieop den commissaris des konings in dit gewestop den burgemeester dezer ge meente, op de Juristen-Vereeniging, op de regelings commissie en op den bloei en vooruitgang van handel en scheepvaart op Walcheren door mr. Reep maker, die, sedert jaren secretaris der kamer van koophandel te Rotterdam, van den handel aldaar in mandaat verklaarde te hebben om op te komen tegen de meening als zoude deze naijverig zijn op Vlissingen en Middelburg. Hij wensckte te constateeren, dat dit bij mannen van ontwikkeling volstrekt niet het geval is en sprak de overtui ging uit, dat de handelsbloei in dit gewest ten baten zou wezen van geheel Nederland, zonder daarom ten nadeele te moeten strekken van Rot terdam. Deze woorden werden met lu'ide toe juichingen begroet. Aan het slot van het uitvoerig verslag, dat het Handelsblad dagelijks per telegraaf ontving van de vergaderingen der Juristen-Vereeniging, lezen wij het volgende De regelingscommissie wordt algemeen en terecht geroemd, wegens de goede, ja uitstekende ont vangst, welke ten voorbeeld kan strekken voor eiken toekomstigen juristendag. Zij bestond uit de heeren mrs. G. A. Fokker, D. A. Berdenis van Berlekom7 F. M. C. van Doine©, "W- A., van C. J. Pické, N. J. C. Snouck Hurgronje, jbr. D. G. van Teijlingen en P. Roetert Tak Ezn. De ver gadering te Middelburg zal de aangenaamste her inneringen achterlaten. Aangaande de ministerieele crisis verneemt het Handelsblad dat Z. M de koning den heer Kappeyne alleen zou gevraagd hebben of de af stemming van art. 1 van het militie-ontwerp reden geeft voor de aftreding van het kabinet, waarop de heer Kappeyne ontkennend antwoorddeverder is niets gevraagd en ook geen opdracht gevolgd. Onder den toeloop eener aanzienlijke menschen- menigte, die zich ondanks het ongunstige weder bij het station du Nord te Brussel verzameld had, en geestelijken eenparig hunne bereidwilligheid om zich met de onderhandelingen in te laten. Het zou echter later blijken, wanneer er sprake zou zijn van uit te voeren wat men elkander beloofd had, dat de eenparige instemming niet verder reikte dan den mond. Den 11™ October verleende de Raad van State brieven van vrijgeleide voor de gemachtigden van den prins en van Holland en Zeeland, om te Gent met de afgevaardigden der overige gewesten te zaraen te komen. Van Middelburg, waar de prins destijds zijn verblijf hield, begaven zich naar de hoofdstad van Vlaanderen: Philips van Marnix van St. Aldegonde; Arnout van Dorp en Willem van Zuilen van Nievelt, edellieden en schildknapen van den prins; Adriaan van der Mijle, raadsheer in het hof van Holland en Kornelis de Koning beide 's prinsen raadslieden; Paulus Buis, advocaat van Holland, Pieter de Rijke, baljuw van Vlissin. gen, Antonis van Zikkele, raadsheer van Zeeland en Andries de Jonge, burgemeester van Middelburg. Dit achtbaar gezelschap, het meest uitstekende waarschijnlijk, wat Holland en Zeeland ten aan zien van bekwaamheid en ervaring in staatszaken opleverde, kwam te Gent te zamen met de ge machtigden der algemeene staten. Zij waren de heeren: Jan van der Linde, abt van St. Geertruida te Leuven, Gislain, abt van St. Pieters te Gent, Mattheus, abt van St. GislaiD, Jan de Mol, Fran§ois van Halewijn, Karei van Gaveren alle drie ridders, Elbertus Leoninus, hoogleeraar in de rechtsgeleerd heid aan de hoogeschool te Leuven, Pieter de Beveren, raadsheer van Vlaanderen, Quintijn de Pretz, eerste schepen van Bergen in Henegouwen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1